Gemeenschappelijke
landbouwpolitiek
Werkgroep Integratie
Landbouwschap
Contractteelt
door niet-groentetelers
96
KLAUWVERZORGING
DEÉNS-NEDERLANDSE
CONTACTBESPREKINGEN
Japanse kippen
JAARVERGADERING
AFDELING TUINBOUW K.N.L.C.
OOSTELIJK FLEVOLAND GROEIT
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
IYE eerste januari 1959 was voor de landen die
aan de Europese Economische Gemeenschap
meewerken een belangrijke datum. Op die dag im
mers traden bepaalde verplichtingen van het ver
drag in werking, waardoor de eerste stappen naar
het verwezenlijken van de gemeenschappelijke
markt werden gezet. De belangrijkste bepalingen
waren: ten eerste verlaging van de invoerrechten
en ten tweede het vergroten van contingenten.
Wat die invoerrechten betreft, moesten twee
maatregelen worden genomen, n.l. een verlaging
van de invoerrechten ten opzichte van de deel
nemende landen, deze moeten n.l. op den duur tot
nul worden afgebroken en in de tweede plaats ver
laging van de tarieven tegenover derde landen
voorzover deze hoger waren dan het uiteindelijk
overeengekomen buitentarief.
In feite zou hierbij behoren een verhoging van
de te lage buitentarieven, maar hiertoe is men,
gezien ook de onderhandeling over de vrijhandels
zone, nog niet overgegaan.
Een punt van betekenis voor de landbouw is het
volgende: zijn deze bepalingen, welke in het alge
meen gedeelte van het verdrag staan, ook geldig
voor landbouwprodukten?
Over het algemeen heerst de opvatting, dat de
landbouwartikelen van het verdrag de handel in
landbouwprodukten en de landbouwpolitiek rege
len, maar dat de algemene artikelen ook betrek
king hebben op de landbouw. Nu deze maatrege
len echter moeten worden toegepast blijkt reeds,
dat niet altjjd van deze instelling meer wordt uit
gegaan.
MET name Duitsland neemt thans het standpunt
in, dat de landbouwartikelen de handel in
landbouwprodukten regelen en dat daarom de auto
matische vermindering van invoerrechten en ver
groting van contingenten niet op landbouwproduk
ten van toepassing is.
Men wil wel het een en ander doen, maar ziet
dat dan els een tegemoetkomendheid van Duitse
zijde waartegenover ook concessies kunnen worden
gevraagd. Nu is het gebruikelijk, dat verschillen
over de interpretatie pas voor de dag komen, wan
neer men aan de uitvoering begint en ook is het
duidelijk dat men altijd naar zich zelf toe inter
preteert. Er dient dus een beslissing in dezen te
komen en hopenlijk zal een door de Europese com
missie voorbereide oplossing door de regeringen
worden aanvaard.
PEN ander belangrijk punt is het afsluiten van
handelsverdragen met derde-landen door ieder
der deelnemers afzonderlijk. Duitsland heeft b.v.
met Denemarken een handelsverdrag voor 3 jaar
afgesloten en ook Italië schijnt met iets derge
lijks bezig te zijn. Volgens de letter van het ver
drag schijnt hier niets tegen in te brengen, maar
het lijkt mij voor een ieder duidelijk, dat op deze
wijze van een gezamenlijke politiek niet veel
terecht kan komen.
Nu is in de landbouwsector het verwezenlijken
van een gemeenschappelijke markt onherroepelijk
verbonden aan Let voeren van een gemeenschap
pelijke landbouwpolitiek. Alle .n dan zullen de ver
schillende landen bereid zijn hun nationale rege
lingen af te stemmen op de regels van de gemeen
schap als deze regels betrouwbaar zijn. Het is dus
ven de grootste betekenis dat bij het afsluiten van
z.g. bilaterale handelsovereenkomsten de gemeen
schap wordt ingeschakeld.
Evenals in de Benelux het sluiten van handels
overeenkomsten met derde-landen gezamenlijk ge
beurt, dienen dergelijke overeenkomsten zeker aan
het eind van de overgangsfase door de E.E.G. als
geheel te worden afgesloten. Hoe eerder de orga
nen van de gemeenschap dus bij de afsluiting wor
den betrokken, hoe beter het is.
Mocht bet niet gelukken ook de handel met
derde-landen onder gemeenschappelijke controle te
brengen, dan geloof ik dat ieder land zijn eigen
landbouwpolitiek zal blijven voeren en dat wij dan
terecht komen in een toepassen van minimumprij
zen, zoals wij dat ook bij de Benelux zien. Wan
neer dit een keer gebruik gaat worden dan is
speciaal voor de Nederlandse landbouw het leed
niet te overzien.
Van een gemeenschappelijke landbouwpolitiek
kan dan niets terecht komen.
Ir. C. S. KNOTTNERUS.
Een slechte klauwverzorging bij het rundvee
kan zeer onaar rename gevolgen hebben. Indien
de klauwen niet tijdig worden behandeld, is dat
voor de koeien pijnlijk, wat achteruitgang van
de melkgift tot gevolg heeft. Door de verkeerde
beenstand slijten de gewrichten meer dan nodig
is. Controleer daarom de klauwen geregeld en
laat ze zonodig behandelen, anders kost het U
geld!
|\E werkgroep Integratie van het Landbouwschap
is maandagavond 26 januari zijn werkzaam
heden voor 1959 begonnen. Deze werkgroep ge
vormd uit leden van de commissie Buitenland van
het Landbouwschap wacht in het eersde half
jaar een uiterst belangrijke taak. Bekend is 'rui
mers, dat de Europese commissie te Brussel en
met name de Europese commissaris, de heer Mans-
holt, vóór 1 juli a.s. wil komen met voorstellen
voor een Europees graanbeleid, een Europees be
leid voor de veredelingsprodukten en een Europees
beleid voor de suiker. Een en ander als onder
delen van een Europese landbouwpolitiek in de
Europese Economische Gemeenschap, waarover
volgens artikel 43 van het E.E.G.-verdfag vóór 1
januari 1960 voorstellen door de Europese com
missie moeten zijn voorgelegd aan de zes regerin
gen.
De Nederlandse georganiseerde landbouw wil
hiervoor belangrijke bouwstenen aandragen en
vandaar dat de werkgroep Integratie van het Land
bouwschap met voortvarendheid aan het werk is
gegaan.
Het E.E.G.-verdrag biedt ook voor de Neder
landse landbouw zekere voordelen. Uiteindelijk
zullen we allen de vruchten van een betere arbeids
verdeling kunnen plukken. Hiertoe is echter nood
zakelijk, dat het verdrag door alle zes landen zo
eerlijk mogelijk wordt uitgevoerd. Ook in verband
hiermede zal de werkgroep zich bezig moeten hou
den met de bestudering van velerlei problemen.
De gehele ontwikkeling van de E.E.G. en vooral
ook haar verhouding tot een eventuele vrijhandels
zone en de Benelux vereisen een voortdurende op
lettendheid van de Nederlandse land- en tuinbouw.
De werkgroep heeft dan ook een regelmatig con
tact met de regeringsorganen. Afgelopen vrijdag
is de werkgroep door Ir. J. A. P. Franke, de direc
teur-generaal van de Voedselvoorziening van het
Ministerie van Landbouw, ontvangen. Bij dit over
leg zijn diverse voor de land- en tuinbouw belang
rijke problemen aan de orde geweest.
Voorzitter van de werkgroep is de heer Ir. C. S.
Knottnerus, vice-voorzitters zijn de heren C. J. van
der Ploeg en Mr. B. W. Biesheuvel.
Ma de tweede wereldoorlog hebben de Deense
11 en de Nederlandse landbouwdeskundigen
regelmatig met elkaar contact. Eenmaal per jaar
komt men afwisselend in Nederland of in Dene
marken bijeen ter bespreking van gemeenschap
pelijke belangen. Deze betreffen uiteraard de
agrarische export, want Nederland en Denemar
ken zijn belangrijke exporteurs van land- en
tuinbouwprodukten en deze export is van het
allergrootste belang voor de nationale economie
van de beide landen. De besprekingen worden
steeds gehouden tussen delegaties van de beide
landen, die bestaan zowel uit overheidsvertegen
woordigers als vertegenwoordigers van het be
drijfsleven.
Ditmaal is men op 22 en 23 januari te Kopen
hagen bijeen geweest. De Nederlandse delegatie
stond onder leiding van de directeur-generaal
van de Voedselvoorziening, ir. J. A. P. Franke.
Van de zijde van het Landbouwschap waren
aanwezig de heren ir. C. S. Knottnerus, drs. F.
W. J. Kriellaars, ir. D. C. de Ridder, drs. N. Slot
en drs. R. Zijlstra. Behalve exportbelangen ten
aanzien van boter en bacon kwamen ook aan de
orde diverse aangelegenheden betreffende v de
Europese Economische Gemeenschap en inzake de
Vrijhandelszone. Het is, zonder dat van de details
der besprekingen mededeling kan worden ge
daan, duidelijk dat èn voor agrarisch Nederland
èn voor agrarisch Denemarken hierbij uiterst
belangrijke zaken aan de orde kwamen.
OP 15 november j.l. eindigde de Japanse
nationale legwedstrijd voor kippen. De
7170 deelneemsters waren toen 350 dagen ge
controleerd. Het waren raszuivere W. Leg
horns, PI. Rocks en H. Hampshires. Het
resultaat was dat 1301 dieren (18 °/o van
het totaal300 of meer eieren gelegd had.
Zevenenvijftig dieren 0°/o van het to
taal) legden 365 of meer eieren in de ge
controleerde periode, zo meldt „De
Molenaar".
HIERBIJ publiceren wij de tekst van een schrij-
11 ven, dat eind vorig jaar door de 3 Centrale
Landbouworganisaties aan het Landbouwschap
gericht werd.
„De 3 Centrale Landbouworganisaties vragen
Uw aandacht voor het volgende:
In tuinbouwkringen heerst grote ongerust
heid over de recente beslissing, die door het
produktschap voor Groenten en Fruit is geno
men inzake één van de teeltmaatregelen voor het
jaar 1959, die zijn getroffen in het kader van de
Tuinbouwteeltverordening 1959. De regeling van
de contractteelt van bonen en spinazie voor de
groente- en fruitverwerkende industrie vormt n.l.
een ernstige aantasting van het tot nu toe ge
voerde tuinbouwbeleid.
De vrees bestaat, dat door het besluit betref
fende deze regeling de algemene grondslagen
van het beleid in de tuinbouw met name de
erkénningsregeling worden doorbroken, nu ook
aan niet-groentetelers de contractteelt van ge
noemde produkten wordt toegesaan.
De erkenningsregeling zal mede in wijder, in
ternationaal verband niet kunnen worden gemist
voor de Nederlandse tuinbouw.
Gevaar dreigt ook voor de positie van de mi-
nimum-prijzenfondsen van deze produkten. Deze
door de telers zelf opgebouwde fondsen vormen
een belangrijke bijdrage voor de bestaanszeker
heid van de tuinbouw, vooral nu de pro-memo
rie-post ten behoeve van de tuinbouw van de be
groting van Landbouw is afgevoerd.
Op grond van het bovenstaande verzoeken de
3 Centrale Landbouworganisaties stappen te on
dernemen teneinde te voorkomen, dat de ge
noemde en soortgelijke maatregelen de positie
van onze nationale tuinbouw ondermijnen.
De 23e Algemene Jaarvergadering van de afde
ling tuinbouw van het Koninklijk Nederlands
Landbouw-Comité zal worden gehouden op:
donderdag, 19 februari 1959 te 10.15 uur in
hotel Krasnapolsfey, Dam te Amsterdam.
De beknopte agenda vermeldtopeningsrede door
de voorzitter; notulen van de 22e algemene jaar
vergadering d.d. 26 februari 1958 (opgenomen in
,.De Nederlandse Tuinbouw" no. 274 van 1 mei
1958); jaarverslag 1958; ingekomen stukken en
mededelingen; voorstellen van het bestuur; voor
stellen van afdelingen; inleiding over: „Moeilijk
heden en mogelijkheden rondom het grondgebruik
in de tuinbouw" door de heer mr. N. M. Zijp, secre
taris van de commissie Grondgebruik van het
Landbouwschap; rondvraag en sluiting.
W. J. VAN KAMPEN, Voorzitter.
W- VENNIK, Secretaris.
De volledige agenda en
drievoud toegezonden aan
ten. Deze stukken worden
den door het secretariaat
bouw van het K.N.L.C.:
te 's-Gravenhage.
het jaarverslag zijn in
de afdelingssecretaria-
op aanvrage toegezon-
van de afdeling Tuin-
Oranjebuitensingel 17,
(Vervolg van pagina 95)
VERPACHTING.
Hoewel over de verpachting van de bedrijven
in Oostelijk Flevoland nog geen officiële uitspraak
is gedaan, lijkt het toch wel duidelijk dat hier in
belangrijke mate rekening gehouden zal worden
met de ontwikkelingen op „het oude land". Men
spreekt er in dit verband reeds van dat 70 van
de grond van Oostelijk Flevoland zal worden be
stemd voor hen die op de een of andere manier
door saneringsmaatregelen getroffen werden. Dit
zou betekenen dat slechts 30 van de beschik
bare oppervlakte vrij komt voor de vele gegadig
den. Het is naar onze mening sterk de vraag of
dit een gelukkige oplossing zal blijken.
De voorlopige opzet om 1927 bedrijven in Oos
telijk Flevoland te stichten wijst er overigens reeds
op dat men heeft willen trachten om zoveel moge
lijk gegadigden ter wille te zijn. Het grootste aantal
bedrijven lag dan ook in de grootteklasse van 15 ha.
De eerste verpachting zal vermoedelijk in 1961
plaats vinden; daarna zal er ieder jaar 5000 ha
worden uitgegeven. Gerekend kan worden dat Oos
telijk Flevoland in ruim tien jaar verpacht zal zijn,
wanneer men tenminste het huidige tempo hand
haaft.
N. S.