Brandstof-bewaring
VOORBEREIDINGEN
BEGROTING
LANDBOUWSCHAP
LANDBOUWPOLITIEK
Deze week
0 Bleek Zeeland wel een zeer karig aandeel in
het aantal te bouwen woningwetwoningen toebe
deeld gekregen te hebben. Dat de ZLM al in 1955
met klem wees op de woningtoestanden b(j de land
arbeiders bewijst de foto op de voorpagina. Deze
foto werd namelijk reeds in het Kerstnummer van
dat jaar opgenomen. 0 De voorlichtingsvergade
ringen over de plaatsingsmogelijkheden in de
IJsselmeerpolders naderen! Opgepast dus. 0 Over
het weer in 1958 en de gebeurtenissen in land
bouwend België in dat jaar kan men elders in dit
nummer meer lezen. 0 Aktiviteiten van de
Gezondheidsdienst voor Dieren worden in dit num
mer beschreven, terwijl ook over het financierings
vraagstuk, de paardenkeuringen en over de ont-
wikkelingsdag van de Fruitteelt te lezen valt.
0 Volgende week tenslotte zal een peulvruchten
dag worden georganiseerd. In ons volgende num
mer komen we daar uitvoerig op terug.
ZATERDAG 17 JANUARI 1959
Eerst denken, dan doen, is een waar gezegde.
Dit blijkt ook bij ruilverkavelingen. Vandaar dat
aan de voorbereidingen veel aandacht wordt be
steed. Een voorbeeld daarvan is ook de ruilver
kaveling „Stoppeldijk" in Oostelijk Zeeuws-Vlaan-
deren. In het kader van de voorbereidingen van
deze verkaveling, zal een sociaal-economisch onder
zoek plaatsvinden. Speciale aandacht wordt bij
een dergelijk onderzoek, dat van groot belang is
voor het welslagen van de werkzaamheden, besteed
aan de sociale en economische situatie in het ge
bied. De produktie-omstandigheden, de bedrijfs
voering en de opvolgingssituatie komen daarbij
eveneens ter sprake.
Deze gegevens hoopt het Landbouw Economisch
Instituut bij deze ruilverkaveling te verkrijgen
door middel van een enquête bij een aantal
grondgebruikers- Met dergelijke onderzoekingen
heeft men in ons land al goede ervaringen
opgedaan. Maar de medewerking van velen kan
daarbij niet worden gemist. Natuurlijk worden ue
gegevens, die men bij een dergelijk onderzoek ver
krijgt, strikt vertrouwelijk behandeld. Het gaat
daarbij om een totale indruk van de streek en niet
om individuele bijzonderheden. Een dergelijk on
derzoek kan van groot belang voor het betrokken
gebied worden genoemd. Het uiteindelijke doel van
de ruilverkaveling: het verhogen van de welvaart,
is er mee gediend.
In brochurevorm biedt het Landbouwschap zijn
begroting 1959 aan de gemeenschap aan. Met pret
tig leesbare kost wordt bet dorre cijfermateriaal
opgefleurt. Al wil dat niet zeggen dat er op de
tekst geen aanmerkingen te maken zijn. Hier en
daar laat men wel eens al te gemakkelijk een finan.
ciële steek vallen naar onze mening. Nadat de be
groting door het bestuur is vastgesteld, wordt deze
door de Sociaal Economische Raad grondig nage
zien. Pas wanneer deze instelling de begroting
heeft goedgekeurd, kan het Landbouwschap de
uitgaven doen. De belangrijkste bron van inkom
sten is de algemene heffing. Zou er geen aftrek
voor de leden van verschillende organisaties
(K-N.L. C. enz.) worden toegepast dan kwam
aan algemene heffingen een bedrag van 8.790.000
binnen. Nu is dat ƒ5.700.000. Het landbouwschap
heeft echter ook nog andere inkomsten (bijzondere
heffingen voor dierziektenbestrijding etc.) zodat
totaal ƒ6.352.425 op de inkomstenpost staat. In
totaal werken bij het landbouwschap ongeveer
210 mensen, waarvan 140 in Den Haag en 70 in de
gewesten. Een belangrijke uitgavepost wordt ver
oorzaakt door vergaderingen ƒ276.000). Door-
bepalen van het te voeren beleid betrokken moeten
dat deskundigen uit alle delen van ons land bij het
zijn, is deze uitgave op de begroting opgenomen.
Voor de werkzaamheden in de gewesten is een
bedrag van ƒ454.400 uitgetrokken, waarvan echter
voor de uitvoering van de plaatselijke sociale ver
zekeringen, weer een bedrag van 105.500 terug
komt.
Thans is het derde rapport over de Landbouw
politiek in Europa en Noord-Amerika, een studie
van de O. E. E.S. (Organisatie voor Europese Eco
nomische Samenwerking) verschenen. In het rap
port worden o.m. structurele problemen, problemen
in de graansector, problemen in de zuivelsector,
problemen in de vleessector en prijssteun stelsel
in de verschillende landen behandeld.
In het hoofdstuk over Nederland wordt o.m. een
beoordeling gegeven van het systeem van regio
nale prijsstelsels.
Als belangrijkste bezwaar wordt aangevoerd, dat
regionale prijsstelsels afbreuk doen aan de inter
regionale concurrentie binnen het land. Gesteld
wordt, dat regionale prijzen de produktie stimu
leren in de gebieden met hoge kostprijzen en haar
afremmen in de gebieden met lage kostprijzen.
Ook vindt men, dat de praktische toepassing van
regionale prijsstelsels vele moeilijkheden met zich
meebrengt. Meer voorkeur zou men echter geven
aan een stelsel, waarbij het „steunniveau" over het
gehele land gebaseerd is op boerderijen in gun
stige produktiegebieden, waarbij de prijzen de
boeren in staat zouden stellen hun bestaande
levensstandaard te handhaven. De boerenbevolking
in de minder gunstige gebieden, maar op maat
schappelijk verantwoorde bedrijven zouden dan ge
steund dienen te worden uit budgetaire middelen.
riE dieselmotor mag, wat zijn brandstofver-
bruik betreft, een bijzonder voordelige motor
zijn, maar het wordt een in reparaties dure mo
tor, wanneer met de dieselbrandstof niet zorgvul
dig wordt omgegaan. Iedere economisch verant
woorde koop van een dieseltrekker kan hierdoor
in een verkeerd licht komen te staan.
Bij iedere dieselmotor behoort nu eenmaal een
brandstofinspuitpomp met verstuivers, waar
van de belangrijkste onderdelen heel nauwkeu
rig zijn gefabriceerd. Dit laatste is nodig om te
bereiken, dat onder alle omstandigheden precies
de juiste hoeveelheid dieselbrandstof in de ver
brandingskamer van de motor wordt gespoten.
Zit er vuil in de brandstof, dan zullen de pomp-
plunjers en de verstuivernaalden vroegtijdig slij
ten en aangezien hun afdichting daarna niet
goed meêr is, krijgt de motor, zowel bij hoog als
bij laag toerental, niet meer de juiste hoeveel
heid brandstof toegediend. De motor gaat zelfs
onregelmatig lopen, trekt niet meer zo goed en
zal na verloop van tijd op een verschrikkelijke
manier roken.
Gelukkig zit er in ieder dieselbrandstofsysteem
een aantal filters om het vuil uit de brand
stof te halen, voordat dit in de pomp en in de
verstuivers terecht komt. Maar daarmee wordt
toch niet al het vuil tegengehouden.
En niet alleen scherpe vuildeeltjes kunnen een
brandstofpomp inwendig danig verwoesten. Ook
water in de brandstof is in staat om de plun-
jerhouders, alsmede de plunjers en de verstui
vernaalden aan te tasten en daarbij moet natuur
lijk worden gedacht aan corrosie. Goede opslag
van de brandstof is ook daarom noodzakelijk.
Daarbij zal men in de eerste plaats de trekker
naar de opgeslagen vaten brandstof moeten
rijden in plaats van de vaten naar de trekker!
Tevens zal men bij het vullen van de trekker
gebruik moeten maken van een handpompje, een
schenkkan en een zeef. Deze attributen dienen
y AN de Stichting „BOVAG-ORGAAN" ont-
vingen wij onlangs een artikel over het
bewaren van brandstof. Het goed opslaan van
de brandstof zowel voor de benzine- als c.e
dieseltrekker, is van groot belang. Neven
staand artikel dat vooral de behandeling van
de brandstof-bewaring van de dieseltrekker
behandeld, hebben wij aan de toegezonden
tekst ontleend.
RED.
stelling
na het tanken maar niet ergens neergelegd te
worden om de volgende keer, dik onder het stof,
weer te worden gebruikt. Tevens moet men er
aan denken om de omgeving van de tankopening
schoon te maken, voordat de dop wordt verwij
derd en met het tanken wordt begonnen.
Gemorste dieselbrandstof laat altijd een vette
plaats achter, waarop stof en vuil gemakkelijk blij
ven kleven. Rond de vulopening van de tank zal
zich dan ook gemakkelijk het nodige vuil verza
melen en dit is tevens het geval rond de opening
van het vat.
DE BESTE METHODE.
WAANNEER 'n vat met dieselbrandstof lange tijd
staat, krijgt het zich (altijd) in de brandstof
bevindende vuil gelegenheid om uit te zakken.
Bovendien zal gedurende deze rustperiode het
zich in de brandstof bevindende water zich af
scheiden, waarom het allemaal wel erg verstan
dig is om een vat met dieselbrandstof met rust
te laten. Rolt de boer zo'n vat naar zijn trekker
om vervolgens op het erf te gaan tanken, dan
wordt daarmee het gehele effect van het uitzak
ken van het vuil te niet gedaan en het zich op
de bodem afgescheiden water wordt ook weer
door de dieselbrandstof geklutst.
Geen vuilere brandstof kan de boer dus tan
ken, nadat een vat is verrold. Uitgangspunt dient
daarom te zijn, dat het vat moet blijven staan,
waar het is neergezet en het zou ideaal zijn, wan
neer het vat direct na aankomst werd geplaatst
op een stelling. Er kan dan een kraan op wor
den gezet om steeds schone brandstof af te tap
pen en doordat het vat enigzins achterover is
geplaatst, blijft het vuil zitten in het restant, dat
onder het niveau van de kraan acherblijft. (zie
tekening). Tegen dat het vat leeg is, mag het
natuurlijk niet voorover worden gekanteld om de
kraan iets sneller te laten lopen. Op de boer, die
dit doet, is het spreekwoord van toepassing„Wie
het onderste uit de kan wil hebben, krijgt het
lid op de neus"! Dat wil zeggen een heleboel vuil
in de brandstoftank van de trekker en een ver
woeste inspuitapparatuur. Het laatste beetje uit
het vat is er voor om weggegooid te worden.
CONDENSATIE VOORKOMEN.
"W/ANNEER de gehele dag de zon op een vat
VT met dieselbrandstof of op de tank van de
trekker heeft geschenen, zal 's avonds bij het
koeler worden de waterdamp uit de lucht in het
vat of de tank tegen de binnenwand hiervan con
denseren. Op deze manier komt er water bij de
brandstof en wel in een hoeveelheid, die vooral
bij vochtig weer niet valt te onderschatten.
Bij de tank van de trekker kan deze conden
satie natuurlijk heel gemakkelijk worden voor
komen door aan het einde van de dagtaak de
tank van de trekker met dieselbrandstof vol te
storten. De lucht is er dan uit en water kan er
niet bijkomen. Wordt erg veel water in de brand
stoftank van een dieseltrekker aangetroffen, dan
zal moeten worden gecontroleerd of misschien
inregenen mogelijk is. Wordt boven het voor
raadvat bij de boerderij een afdakje getimmerd,
dan wordt inregenen van het vat geheel en con
densatie ten dele voorkomen.
Het geval kan zich voordoen dat men geen
vaten in huis wil hebben, maar wil werken met
een grote tank. Wordt bij de boerderij een tank
voor het opslaan van dieselbrandstof geplaatst,
dan is het het beste, dat deze tank ondergronds
wordt aangebracht. In een bovengrondse tank
heeft veel te veel condensatie plaats. De opslag
tank zal alleen aan de buitenkant gegalvaniseerd
mogen zijn. Het gebruik van gegalvaniseerde
trechters moet absoluut worden ontraden.