DE BOERENJEUGD
^aarr&cle
ORGAAN VAN DE LANDBOUW JONGERE N GEMEENSCHAP ZEELAND
49
Algemeen Voorzitter L. J. G.
ZATERDAG 17 JANUARI 1959
Redactie: C. J. van Damme, L. Hage, M. de Jager. T. Lievense, M. Murre, Z. Poppe en M. Sanders
Hoofdredacteur: A. J. Klaassen. Telefoon 01100—2345 (kantoor).
Redactie-adres: Landbouwhuis, Goes.
gehouden op de Algemene Vergadering te Middelburg
op 7 januari 1959
Na begroeting van de aanwezigen sprak de heer C. Adamse de navolgende
rede uit:
Geachte Vergadering,
OM zo aan het begin van een nieuw jaar een openingswoord samen te stellen
is niet eenvoudig. Men is al gauw geneigd om dan een blik terug te slaan
en zogenaamde memoires van het oude op te maken. Maar we willen ook vooruit,
dus de toekomst tegemoet. Wij als jongeren willen graag vooruit, het jong zijn
geeft ons hiertoe een prikkel. Vooral als we zien dat jeugd geen leeftijd is maar
een geestestoestand, (zoals ik onlangs ergens las) dan willen we hier graag
verandering in brengen.
Toch wil ik eerst nog even met U een
blik terugslaan. Want ook. uit verschil
lende dingen die achter ons liggen, het
zij van recente datum of langer geleden,
kan men toch nog weieens veel leren.
En dan meestal hoe we het niet moeten
doen.
Nu is stilstand achteruitgang, dit
konden we laatst lezen onder een foto
van onze Z. L. M.-voorzitter in het
Zeeuws Landbouwblad.
Maar toch is het goed even stil te
staan, om daarna met volle kracht en
weloverwogen vooruit te stomen. Dit
stilstaan behoeft niet veel tijd te kos
ten (en ik bedoel natuurlijk ook niet,
dat terwijl u morgen of volgende week
over het land loopt u op een gegeven
moment een halve dag moet blijven
stilstaan op één kavel om te denken of
u daar nu tarwe of aardappelen zult
verbouwen). Maar wel kunnen we even
stil staan om onze gedachten uit te
werken en onze koers te bepalen.
Vooral dit laatste, die koers, is van
enorme betekenis voor de toekomst.
Ook de koers van het verleden is
voor ons als landbouwjongeren dikwijls
zeer waardevol, maar soms misschien
ook in de richting van de rotsen of de
afgrond.
Ons vooruitzicht in de lijn waarlangs
wij lopen is reeds, of wordt in vele ge
vallen reeds bepaald door de ouderen.
Nu is men geneigd om te zeggen dat
dit wel gemakkelijk is; de kaarten lig
gen voor ons gereed en de wegen zijn
bepaald. Maar zo is het ook weer niet.
Dit zou misschien wel zo zijn indien
die kaarten en wegen niet verder gin
gen dan één jaar vooruit. Dit laatste
is echter in deze moderne en steeds
snellere tijd niet meer mogelijk. Er
moeten nu eenmaal koersen worden uit
gezet op langere termijn.
Ik denk hierbij:
aan de E. E. G., reeds v^pel besproken
«en nog niet in kannen en kruiken;
aan het Deltaplan, hoe zal Zeeland
«er na voltooiing van dit werk gaan uit
zien;
aan industrialisatie complexen;
aan vestigingseisen in de landbouw,
enz.
EZE punten mag ik misschien nog
wel even zeer summier nader be
zien. Allereerst de Europese Econo
mische Gemeenschap. Dit is, zoals ik
reeds zei, al veel besproken en nog niet
in kannen en kruiken. Het is als het
ware een aaneensluiting van landen
waar wij niet direct veel van zien maar
toch in de toekomst wel mee te maken
krijgen. De E. E. G. heeft tot doel om
zoveel mogelijk economisch samen te
werken. Deze samenwerking zal ook
van ons offers vragen. We zullen mis
schien weieens een kilo staal of derge
lijke meer moeten importeren om een
pakje boter of een varkentje extra te
kunnen exporteren. Het is dus een
samengaan van geven en nemen en nu
Mog maar touwtrekken wie het meest
moet geven of het meest moet nemen
of omgekeerd.
Ook het Deltaplan is een aaneenslui
ting, maar dan zichtbaar en dus zo op
het oog veel gemakkelijker te zien en
te begrijpen. Maar alhoewel de moge
lijkheden van het Deltaplan groot zul
len zijn, ook moeilijkheden en voet
angels zullen ongetwijfeld naar voren
komen. De landbouw zal van het Delta-
gebeuren alles goed moeten volgen en
in het oog houden. De grond die be
schikbaar komt kunnen wij best ge
bruiken, of moet die soms gebruikt
worden voor recreatiedoeleinden? Ik
geloof toch beslist van niet.
Aan het Zeeuwse-zoetwatermeer kun
nen onze verdrogende gronden hun
dorst lessen. De opbrengst kan hier
door hoger worden, de kosten dus
lager. De nieuwe wegen en dus betere
en vluggere verbindingen zullen wij
moeten gebruiken om onze produkten
(ik denk hierbij aan de tuinbouw) zo
vlug en zo vers mogelijk op de markt
te brengen in de grote steden. Dit
alles vraagt inzicht en een goede voor
bereiding die wij samen moeten aan
pakken.
Binnen onze provincie zal over 20 tot
25 jaar of misschien nog eerder veel
veranderd zijn. Hiei'bij denk ik dan aan
de toeristenstioom, die ons te wachten
staat. Hoe zal dit ons bevallen? Moe
ten wij dit tegenwerken, of moeten wij
dit in de hand werken en proberen
(zonder al te veel kleerscheuren) er
zoveel mogelpk van te profileren? Dit
laatste lijkt .mij het gunstigste.
In de industrialisatie zal eveneens
verandering komen. De werkgelegen
heid kan hierdoor ruimer worden en
daar werkloosheid en pendelarbeiders,
om nog maar niet te spreken van ver
trek naar elders, toch ook funest zijn
HET SLOE-PLAN.
Niet alleen hebt U daarover dezer
dagen in de pers kunnen lezen,
maar U hebt er al over horen
spreken.
In verband met de actualiteit
van dit onderwerp, dat ons allen
aangaat, verheugt het ons zeer, dat
wij de Hoogedelgestrenge heer Drs.
Th. J. WESTERHOUT (lid van de
Tweede Kamer der Staten-Gene-
raal, Wethouder van Middelburg
enz.) bereid hebben gevonden om
voor de Streek Walcheren van de
L. J. G. over het Sloe-plan en de
gevolgen daai'van te komen spre
ken.
Wij rekenen op Uw aller be
langstelling. Ook leden van de
Z. L. M. zijn van harte welkom.
Vragen kunnen aan de spreker
worden gesteld.
De inleiding zal werden gehou
den op donderdag 29 januari in
„De Eendracht'' te Middelburg.
Aanvang 19.30 uur.
voor de plattelandssamenleving, kan
die industx-ialisatie in sommige delen
van ons gewest best een plaats vinden.
Over de vestigingseisen wil ik het
liever niet hebben en dit overlaten aan
de spreker van deze middag.
Dit zijn dus allemaal koersen, die be
varen en bestuurd moeten worden, op
't moment nog door de ouderen, maar
strak door ons als jongeren. Mag ik
daarom van deze zijde, dus van de jon
geren uit, vragen:
Ouderen die onze koers uitzetten of
dit trachten te doen, gaat u alleen te
werk op uw eigen vooruitzichten en
uw eigen tijdperk met z'n voor en z'n
tegen?
Of speelt in uw achterhoofd de toe
komst en de verantwoording die wij als
jongeren later te dragen kijjgen ook
nog een rol? Velen van u zullen zich
dat natuurlijk voor ogen stellen. Maar
als eenmaal de weg der beslissingen is-
ingeslagen, komen soms bij de berijding
ervan poelen en kuilen voor, die de
oudex-en doen struikelen en die wij jon
geren, of wij willen of niet, moeten
dichten. Wij hebben dan veelal weer
andere gedachten en andere wegen in
ons hoofd en de oude moeten wij dan
soms met tegenzin en ergernis uit
rijden.
Terwijl ik deze vraag aan de ouderen
onder ons stel moet ik ongetwijfeld ook
een vraag aan de jongeren en aan mij
zelf stellen, en wel deze:
Zijn wij jongeren van deze tijd wel
ia staat en doen wij er wel moeite voor
om de ouderen te begrijpen en zonodig
trachten bij te staan?
Dit laatste nu betwijfel ik wel eens
en soms zeer sterk. Todh zal het moe
ten en we zullen hiei'voor opofferingen
moeten brengen. Waar kan dit, voor
ons als jonge en toekomstige boeren
en boerinnen (als ik het zp mag uit
drukken» beter blijken dan in de
L. J. G.? Van hieruit kunnen wij ons
bekwamen en ons voorbereiden om de
ouderen op te volgen.
Misschien een atoomtijdperk binnen
te treden en een wellicht in de toe
komst een op reactie afgestemd Zee
land toch nog landbouwkundig te be
sturen. Hier zal zoals ik reeds zei op
offering en kadervorming voor nodig
zijn. Voor deze kadervorming hebben
wij de landbouworganisaties zeer hard
nodig en terwijl deze steun er al is, zij
het misschien nog te weinig, schaamt
het mij ten zeerste te moeten zeggen
dat een subsidie van de Z. L. M. voor
deelname aan een kadercursus vermoe
delijk ongebi'uikt, en met een bedankje
voor de toezegging, in de kas blijft.
W7" ILLEN wij als toekomstige land-
bouwers nog steeds aan onze be
stuurders komen als 25 tot 30 jaar ge
leden? Of willen wij bestuurders naar
voren brengen, die de algemene ontwik
keling van de provinciale en de lande
lijke organisaties niet of met moeite
kunnen volgen?
Wij zullen er rekening mee moeten
houden, dat we niet alleen ons bedrijf
moeten beheren maar dat er hiernaast
ook nog andere dingen zijn die onze,
misschien nog sterkere, aandacht vra
gen.
We zullen moeten kunnen begrijpen
wat een Ministerie van Landbouw doet,
wat een S. E. R. en een Landbouwschap
voor ons betekent.
Of moeten wij in de toekomst alles
maar oveilaten aan betaalde krachten?
Gedeeltelijk zal dit nodig zijn, maar
alles zeker niet.
We zullen hier veel voor moeten
doen, zowel financieel als persoonlijk.
Als we zien dat een landarbeider veel
meer contributie betaalt voor zijn
standsorganisatie dan wij, kunnen we
dan nog mopperen over de geringe bij
drage die wij betalen? De bestuurders
opleiding zal moeten worden aange
pakt en hard ook. Dit om niet achter
te blijven bij het buitenland, zoals Dene
marken en Zweden en in Nederland de
vakvexenigingen. Hier wordt de kader
vorming hard aangepakt en zij. hebben
niet alleen genoeg deelname maar zelfs
de besten komen slechts in aanmerking.
Wat een verschil buiten bij ons, hier
moeten we vragen, ja zelfs schooien of
iemand een kadercursus wil volgen.
Het is meestal het steeds weer terug
kerende antwoord: „Ik hebigeen tijd".
Is het ook niet zo met ortze vereni
gingen? Wanneer daar een zogenaamd
zwaar onderwei'p behandeld wordt, dan
blinken we uit in afwezigheid. Maar
is het vaak niet zo dat er meer, ja ik
durf wel te zeggen veel meer, belang
stelling bestaat voor gezellige avondjes,
bloesemritten enz. dan voor diepingijj-
pende problemen, die het huis dat
Landbouw heet soms onblusbaar in
brand kan zetten?
Wij zullen ons dus ook eens moeten
realiseren dat het bestuur van onze af
delingen niet een manusje van alles is,
maar dat we en door onze opkomst en
de bereidheid om ook eens wat te doen,
hen helpen bij het uitvoeren van hun
taak.
Kunnen wij dit alles wel opbrengen,
is het niet te veel geëist, zowel kader
vorming, bestuursfuncties, de ouderen
opvolgen en daarnaast nog een bedrijf
beheren? Indien wij dat samen doen
kan het best. Wij zullen samen naar
iets nieuws en iets beters moeten zoe
ken. Dit zal niet altijd gemakkelijk zijn.
Maar bij de gedachte, iets nieuws zoe
ken moet ik onwillekeurig denken aan
hetgeen Rudolf Diesel eens heeft ge
schreven toen de uitvinding, van de nu
toch wereldbekende en beroemde diesel
motor, er bij zijn medemensen niet in
wou.
Hij schreef dan:
„Iets uitvinden of nieuws zoeken be
rekent het voeren van een grondge
dachte langs een lange onafzienbare
„rij van vergissingen en moeilijkheden,
„door een doolhof van dwaalwegen en
„compromieën naar de nevelige verte
„waar doorheen het succes lokt met
„matte glans".
Indien wij als jongeren dus kans zien,
en dit zal moeten om de vergissingen
en moeilijkheden te overwinnen, het
doolhof en de dwaalwegen recht en
overzichtelijk te maken en wij de neve
lige verte naar ons toe weten te trek
ken, dan kan het succes niet uitblijven.
We zullen hiervoor mischien wel eens
moeten vechten tegen de bierkaai of
ons hoofd stoten tegen het sterkste
staal, maar indien wij blijven slaan en
hameren, dan kan er zelfs in het
sterkste staal nog wel een deuk worden
geslagen.
Dat w\j dus met z'n allen
De toon aangeven en niet vallen
Voor Delta, E. E. G. of toeristenneus,
Want Luctor et Emergo is onze leus!
Aldug besloot onze voorzitter zijn
jaarrede.
L. J. G. AFD. OUDELANDE.
Hierbij nodigen wij U uit tot het bij
wonen van onze jaarlijkse uitvoering
te houden op vrijdag 23 januari in het
„Van Hattumshuis" te Ellewoutsdijk en
op 24 januari in het Dorpshuis te Oude-
lande.
Deze avond wordt verzorgd door de
Z. P. M. en L. J. G. Afd. Axel. Mede
werking wordt verleend door het L. J.
G.-orkest Zuid-Beveland.
Opgevoerd zal worden het blijspel in
3 bedrijven: „De Oliekous".
Aanvang te Ellewoutsdijk 7 uur; te
Oudelande 7.30 uur, Entreé 1,