Ontwikkelingsdag Fruitteelt
RADIO
Onder de
Tuinbouwlantaarn
10
ZATERDAG 17 JANUARI 1959
47
VORIGE week vrijdag werd in Goes de jaarlijkse ontwikkelingsdag voor de Zeeuwse fruit
teelt gehouden. Deze werd georganiseerd door de Kring Zeeland van de N. F. O. en de Rijks-
tuinbouwvoorlichtingsdienst. Het was er zeer druk. Uit alle delen van Zeeland cn West-Brabant
waren de fruittelers naar Goes gekomen en we zijn van mening dat er onder hen niet veel geweest
zullen zijn, die daar spijt van hebben. Het wos een goede dag. De inleidingen waren aktueel, pit
tig en zakelijk. Er kon wat van geleerd worden en daar gaat het uiteindelijk toch om!
Het ging deze dag om Zeeland en West-Brabant als fruitgebied en om de verschillende facet
ten hiervan. Deze zijn voldoende belicht. Er werd een inzicht gegeven in de geschiktheid van
de bodem. Het klimaat werd besproken; de betekenis en structuur werd behandeld en de afzet-
problemen hadden de aandacht.
Het is niet onze bedoeling hier een volledig verslag te geven van het gebodene op deze fruit
teeltdag. Wel willen we enkele kenmerkende dingen, die indruk op ons maakten, naar voren
brengen. Omdat er deze week geen voldoende ruimte is om dat volledig te doen, hopen we er vol
gende week nog een keer op terug te komen.
TEGENSTELLINGEN.
P) E heer J. Q. C. Lenshoek uit Kloetinge heeft in
zijn openingswoord op de fruitteeltdag gespro
ken over de grote tegenstelling welke 1958 voor de
Zeeuwse fruittelers te zien gaf in vergelijking met
1957. In 1958 was er een grote oogst, die handen
vol werk gaf en afgezet moest worden tegen lage
prijzen. In 1957 was er weinig fruit, weinig werk in
de boomgaarden en hoge prijzen met beste finan
ciële resultaten. Voor de Zeeuwse fruitteelt in het
algemeen is het nog verblijdend dat de teelt van
kleinfruit zo belangrijk is geworden want hierdoor
had althans deze groep van telers nog bevredi
gende uitkomsten. Ook voor de telers met een mo
dern bedrijf met flink wat Cox's Orange Pippin
en Golden Delicious en wat vroege rassen, was het
in 1958 nog niet zo slecht. De heer Lenshoek heeft
ook gewezen op de grote veranderingen welke zich
in de fruitteelt voordoen, met name bij de appels.
Tien jaar geleden was de Goudreinette het hoofd
ras van de fruitteelt in ons land. De Jonathan
werd toen in zeer grote hoeveelheden aangeplant-
Dat was de appel van de toekomst. Nu plant men
geen Goudreinette meer en de Jonathan heeft ook
zijn tijd gehad. Wat dat betreft zijn de verschui
vingen bij de peren veel minder groot. Wel zien
we hier de Comtesse de Paris welke heeft afge
daan, maar nieuwe rassen komen hier toch niet
zo direct naar voren.
- VERSCHUIVINGEN?
TM" ET zeer veel genoegen en interesse hebben wij
op de fruitteeltdag geluisterd naar de heer
P. Meeuwse, assistent A van het Rijkstuinbouw-
consulentschap te Goes. Deze sprak over Bodem
en fruitteelt. Een uiterlijk droog en dor onderwerp,
dat echter springlevend werd tijdens de uiteen
zettingen welke de heer Meeuwse gaf.
We noteerden er van dat de bodem één der be
langrijkste produktiefaktoren voor de fruitteelt is
en daarom mag, nee moet, hieraan alle mogelijke
aandacht worden geschonken.
De cultuurzorgen als snoei, ziektebestrijding,
vruchtdunning enz. bepalen voor een groot deel de
kwaliteit van de oogst, maar de kwantiteit wordt
voor een groot deel bepaald door de bodem.
De heer Meeuwse heeft op deze bijeenkomst
grondig afgerekend met de gedachte van veel men
sen (ook nog wel fruitkwekers) dat een vrucht
boom nfcèt zulke beste grond nodig heeft. Vroeger
ging men hiervan uit.
De fruitteelt in Zeeland is begonnen als neven-
bedrijf van de landbouw. Grond welke voor de
landbouw minder gesdiikt was, ging men beplan
ten met fruitbomen. Op die regel waren (zoals
steeds) wel enkele uitzonderingen, maar overwe
gend ging 'iet toch zó.
Interessant was het overzicht dat werd gegeven
over de op het ogenblik bij de Zeeuwse fruitteelt
in gebruik zijnde gronden. Daarbij werd ook ge
wezen op de geschiktheidskaart voor de Zeeuwse
fruitteelt, samengesteld door het Rijkstuinbouw-
consulentschap te Goes. Door middel van kleuren
was hierop aangegeven, waar de grond zeer ge
schikt is voor de fruitteelt, waar matig geschikt en
waar ongeschikt. Bij het zien van die kaart kwa
men vele gedachten naar boven. We zagen name
lijk dat bijna heel Zeeuws-Vlaanderen voor de
fruitteelt zeer geschikte grond heeft; verder vin
den we deze geschikte grond op Zuid-Beveland
rond Krabbendijke-Rillandop Tholen, Noord-
Beveland; West-Brabant en een strook van West-
Zuid-Beveland.
Wat ons opviel was het feit dat het oude fruit-
centrum van midden Zuid-Beveland, overwegend
een gele kleur had, dat wil zeggen matig geschikt
voor de fruitteelt. De heer Meeuwse was van
mening dat gezien de mogelijke ontwikkelingen in
de toekomst, de uitbreiding van de fruitteelt daar
zal dienen plaats te vinden, waar de grond er het
meest voor geschikt is. Dat brengt dus mee, dat er
verschuivingen van fruitcentra kunnen plaats vin
den.
Volgens deze spreker zal het namelijk nodig zijn
dat er een nog beter kwantum góed fruit aan de
markt komt dan op het ogenblik. Het streven zal
gericht moeten zijn op het planten van appels op
type M IX. Als men voor dit type minder geschikte
grond heeft, dan zal men ne^en trachten deze
grond geschikt te maken. Is dat niet mogelijk dan
zal men beter af kunnen zien van aanplant. In dit
verband wees de heer Meeuwse ook op het grote
probleem van de her-inplant van oude boomgaar
den. Dikwijls ziet men een slechte groei. Bodem
moeheid is hiervan de oorzaak. De vrij levende
wortelaaltjes lijken hiervan de voornaamste ver
oorzakers. De bestrijding is mogelijk maar moei
lijk op kleigrond. We noteerden hierbij nog dat
men in de periode na het rooien geen vlinderbloe
mige gewassen mag telen want deze vermeerderen
de schadelijke aaltjes.
Tot zover deze interessante rede.
VEEL WIND.
T\ AT Zeeland een provincie is waar het altijd
waait, weten we. Hetgeen de heer ir. Schar-
ringa ons hierover vertelde deed ons zien hoe erg
het is.
Langs de kust is de gemiddelde windsnelheid in
deze streken 22 km per uur. In Midden-Nederland
is dat maar 13 km. Langs de Zeeuwse kust heeft
men gemiddeld 50 dagen per jaar met harde wind
(dat is 50 km en meer per uur). In West-Brabant
is dat gemiddeld per jaar maar 10 dagen; in Mid
den-Nederland gemiddeld 2 dagen en in Zuid-Lim
burg gemiddeld zelfs m<aar 1 dag.
Dat zegt dus nog al wat. Voor de groei van de
bomen is wind niet bevorderlijk. Daarom werd
hierdoor nog eens de noodzaak onderstreept van
windsingels voor de Zeeuwse fruitteelt.
NACHTVORSTKANSEN.
TT AN deze spreker hoorden we ook dat er in april
en mei gemiddeld in Vlissingen evenveel wind
stille nachten zijn als in De Bilt. Dat is belangrijk
voor nachtvorst want als er geen wind is dan heeft
de aanwezigheid van de zee geen invloed op de
minimumtemperatuur en omdat er hierin geen dui
delijk verschil is met Midden-Nederland zou er
theoretisch evenveel kans op nachtvorstschade zijn
in Zeeland als in Midden-Nederland.
De voornaamste reden voor het feit dat Zeeland
minder nachtvorst kent, zag de heer Scharringa in
het feit dat de gr^n»? hier overwegend zwart wordt
gehouden in tegenstelling met Midden-Nederland.
Be grasmat houdt de warmte uit de grond tegen.
Hierdoor worden de temperaturen boven gras be
langrijk lager dan boven zwarte grond.
Tenslotte vermelden we hiervan nog dat Zeeland
in vergelijking met Midden-Nederland belangrijk
kleinere verschillen heeft tussen de gemiddelde
dag- en nachttemperatuur. Ook zijn de Zeeuwse
zomers gemiddeld wat kouder dan die van Midden-
Nederland en de winters iets warmer. Voor de
plantengroei is dat belangrijk. De nachten zijn in
Zeeland minder koud.
Ten aanzien van de neerslag hoorden we nog
dat deze in Zeeland minder is dan in Midden-
Nederland. Vooral in augustus is dat opvallend,
namelijk Zeeland 63 mm en Midden-Nederland
82 mm.
Spreker gaf ook nog een overzicht van de tem
peraturen in Italië, onze grote concurrent op fruit
gebied. Zijn conclusie ven het Zeeuwse klimaat
samenvattend zei hij dat hier zeker gunstige fac
toren aanwezig zijn die maken dat er goede kan
sen zitten voor de fruitteelt wat betreft het klimaat.
EEN GROOT VERSCHIL.
T~)AT het fruitjaar 1958 een groot verschil te zien
heeft gegeven met 1957 is algemeen bekend.
De vraag hoe groot dat verschil nu uiteindelijk
financieel wel zou blijken te zijn, is dikwijls ge
steld in de laatste tijd.
Duidelijke taal spreken in deze de veilingcijfers.
We kregen van de veiling Goes de omzetcijfers van
deze veiling over de periode 1 april tot 31 december
van het afgelopen jaar en daarbij ter vergelijking
de cijfers over de overeenkomstige periode van
1957 en 1956.
Hierop hebben we ook van de veilingen Kapelle-
Bièzelinge en Krabbendijke de omzetcijfers over
deze periode opgevraagd en deze kunnen we nu
weergeven. Daaruit blijkt dan heel duidelijk dat
het afgelopen jaar inderdaad niet zo best was voor
de Zeeuwse fruitteelt wat betreft de financiële uit
komsten.
Zoals gezegd zijn het cijfers van 1 april31
december van elk jaar. Nu moet daarbij worden
opgemerkt dat er dit jaar nog een grote voorraad
fruit in koelhuizen bewaarplaatsen aanwezig is en
dat was het vorig jaar niet het geval. Hierin kan
dus nog wel een reserve zitten.
De cijfers zijn als volgt:
1958 1957 1956 9 mnd.)
Goes ƒ5.302.018,19 ƒ10.435.686,80 ƒ6.304.125,81
Kapelle ƒ7.212.408,15 ƒ10.937.587,12 ƒ7.331.364,68
Krabbendijke
ƒ2.982.280,89 3.447.264,85 ƒ2.439.217,60
We hebben geen gelegenheid om hier ook een
overzicht te geven van de verschillende aanvoer-
cijfers per produkt per veiling. Hieruit zou blijken
dat vooral de appels en peren het hebben laten zit
ten in 1958. De kleinfruitoogst was goed en bracht
hoge prijzen op. Met name komt dit uit in de om
zetcijfers van de veiling Kapelle. Hier immers
wordt zeer veel kleinfruit geveild.
Een praatje Sn de voergang^
Mineralen bijvoeren.
JONGE, drachtige en melkgevende dieren stel
len hoge eisen aan de voeding. Dit geldt niet
alleen voor eiwit en zetmeelwaarde, maar ook ten
aanzien van vitamines en mineralen. Van de mine
ralen zijn kalk (Ca) en fosfor (P) de voornaamste.
Voor een goede Ca- en P-stofwisseling is het nodig
dat voldoende van beide mineralen in de voeding
voorhanden is, dat vitamine D beschikbaar is en
bovendien dat de verhouding van Ca tot P onge
veer is als IY2 1. Dit laatste is echter niet altijd
zo. In klaver- en luzernehooi en ook in peulvruch
tenstro, komt 5 tot 10 x .'alk fo or
voor. Worden deze voedermiddelen in betekenende
hoeveelheid gevoederd, dan is een correctie nodig.
Daarom is het zgn. Zeeuwse mineralenmengsel
zeer geschikt. Dit mineralenmengsel bevat nl. zeer
weinig kalk, maar veel fosfor. Op elke kg van de
genoemde vlinderbloemige hooi- en strosoorten
is het daarom goed, ca 15 gram van deze mineralen
te voederen.
Nu moet men niet denken dat het gebruik van
die Zeeuwse mineralen een soort wondermiddel is,
dat eventuele voedingsfouten corrigeert. Wij heb
ben wel eens de indruk, dat deze mineralen e
lichtvaardig en onjuist worden aangewend. We
moeten bedenken dat ze dan niet alleen niets hel
pen, maar zelfs kunnen schaden. Als nl. in het
rantsoen geen kalkovermaat aanwezig is doordat
geen vlinderbloemigen worden gebruikt, dan mo
gen geen Zeeuwse mineralen worden gebruikt. In
een rantsoen met bieten, bietenkoppen-kuil, gras-
kuil en weidehooi en krachtvoer, passen de Zeeuw
se mineralen niet. Als er wei mg hroi ne ~d
wordt, dan kan het wel wenselijk zijn, mineralen
aan koeien en jongvee bij te voeren in een hoe
veelheid van 50 tot 100 gram per dier per dag.
Dit moet dan evenwel het gewone, dus het goed
kope mineralen-mengsel voor rundvee zijn.
Voer dus nooit lukraak mineralen, maar doe dit
op juiste wijze in overeenstemming met het rant
soen.
C. DEN ENGELSEN.
Maandag 19 januari a.s., Hilversum 1,12.3312.43
uur spreekt de heer mr. E. Kuijlman in de ru
briek „Voor ons Platteland" over „Hoe ziet de boer
het Landbouwschap?"
Dinsdag 20 januari a.s., Hilversum 1,12.2012.30
uur zal een reportage worden uitgezonden over
de wijze waarop onder auspiciën der Veeartsenij-
kundige Dienst met de plaatselijke veeartsen op
het eiland Texel men het rotkreupel onder schapen
de baas blijft.
Vrijdag 23 januari a.s., Hilversum L 12.2012.30
uur wordt met medewerking van de heer P. J. J.
van Helden van het Instituut voor Landbouwtech
niek en Rationalisatie en ir. G. J. Bierma van de
Coöperatieve Aan- en Verkoopvereniging „Het
Centraal Bureau" te Rotterdam een in Denemarken
opgenomen verslag uitgezonden over de zorg, die
aan de kwaliteit van melkmachines voor de Neder
landse markt wordt besteed.