RASSENBERICHTEN 1959 Aardappelen Zomertarwe Jufy I 37.2 93 Suikerbieten ZATERDAG lft JANUARI 195 9 25 EVENALS in andere jaren zijn ook nu de rassenbericbten voor 1959 weer samengesteld door de Rijkslandbouw- consulenten en hun medewerkers in het Zuidwestelijk zeekleigebied. Het rassenbericht voor de uien werd opge steld door de Stichting Nederlandse Uien-Federatie. De gegevens die hieronder voor de gewassen vermeld staan, zijn gebaseerd op een groot aantal proefveldwaar nemingen. Er is veel arbeid op de proefvelden en achter de rekenmachine aan voorafgegaan. Wij hopen dat deze berichten er dan ook toe zullen bijdragen dat ieder, voor zijn bedrijfsomstandigheden, de juiste keuze kan doen. Daarbij zal de beschijvende rassenlijst wel onmisbaar zijn om nog aanvullende eigenschappen op te zoeken. De rassenbericbten moeten dan ook gezien worden als een aanvulling van de rassenlijst en niet als een vervanging daarvan. En wanneer de keuze dan tenslotte gemaakt is, doet men goed, zo spoedig mogelijk te bestellen. De beste rassen zijn immers ook de meest gevraagde! RED. Gemiddeld 1954/1958 RAS Gem. 1958 Phytophthora kg/are kg/are in de knol 374 374 96 3 422 385 98 7 Patrones (v. Haeringen 52-03) 456 456 117 9 Remona (C.B. 47/39-56) 418 436 112 9 Meerlander 361 366 94 7 392 101 8 Bintje 427 440 113 3 Pandora 386 349 89 6 Prinslander 456 117 5 Furore 369 352 90 6 Burmania 350 90 8 Irene 348 318 82 8 TTIT de rassenstatistiek over 1957 blijkt dat in het Zuidwestelijk zeeklei- gebied de rassenkeuze per gebied sterk uitéénloopt. In Zeeuws-Vlaanderen en op de Zeeuwse eilanden werd overwegend Bintje verbouwd. Eigenheimer heeft in deze gebieden een geringe verbreiding, evenals Meerlander en Furore. In West-Brabant werd ruim 8 meer Bintje verbouwd dan Eigenheimer, resp. 41 en 33 Daarnaast werd in dit gebied 5 Meerlander en 7 Furore geteeld. Op de Zuid-Hollandse eilanden vond overwegend verbouw van Eigenheimer plaats. Furore had hier een tamelijke verbreiding n.l. 17 van het areaal. Van Bintje werd 10 verbouwd, terwijl overige rassen spora disch voorkwamen. Deze spreiding van rassen over een betrekkelijk klein gebied duidt op een groot verschil in afzetmogelijkheid. Daar de tot nu toe het meest verbouwde rassen Bintje en Eigenheimer landbouwkundig een aantal negatieve kanten hebben, is de teelt wisselvallig en duur. Vooral door de intensieve Phytophthorabestrijding is de laatste jaren de kostprijs van de aardappelen belangrijk verhoogd. Wat dit laatste betreft dient ook rekening te worden gehouden met een toenemende concurrentie van de zandaardappels. Voor de rentabiliteit van de klei-aardappelen is het dringend gewenst dat zo snel mogelijk kan worden beschikt over rassen die naast da bestaande afzetmogelijkheden van de huidige rassen, goedkoper kunnen wor den geteeld. Als nieuwe rassen met 'n goede resistentie tegen Phytophthora zijn Patronen en Remona in de rassenlijst 1959 opgenomen. De opbrengst van beide rassen is goed. Patrones komt in knolvorm veel overeen met Bintje: een wat lange, ovale knol, vlakogig en erg blank van schil. De sortering is gunstig; iets min der grof dan Bintje. De consumptie-kwaliteit wordt zeer wisselend beoor deeld. Remona blijkt wat minder produktief dan Patrones; heeft een mooie knol- vorm: rond en tamelijk vlakogig. De sortering is gunstig. De gevoeligheid voor doorgroei kan als een bezwaar worden genoemd. Wordt als consumptie aardappel goed beoordeeld. Eigenheimer is voldoende bekend evenals Bintje. Als Eigenheimervervanger wordt Kwinta beproefd. De sortering van dit ras is vaak grof, doch dit is door teelttechnische maatregelen gedeeltelijk gunstig te beïnvloeden. De knol is beter van vorm doch vrij diepogig. Is min der gevoelig voor Phytophthora. De consumptiekwaliteit wordt wisselend be oordeeld. In de eerste plaats geschikt voor gronden waar gemakkelijk een te losse aardappel groeit. Meerlander heeft tot nu toe een geringe verbreiding. De opbrengst valt tegen, terwijl dit ras in het afgelopen jaar ernstiger door Phytophthora werd aangetast dan in voorgaande jaren. Euctor heeft matig goede opbrengsten gegeven, maar is evenals Prins- lander nogal grof. Laatstgenoemd ras is nogal gevoelig voor Phytophthora.. Luctor kan als Bevelandervervanger worden beschouwd, maar heeft een min dere consumptiekwaliteit. Als laatste van de blankschillige rassen wordt Pandora beproefd. Dit ras, dat vrij laat afrijpt, heeft een zeer goede consumptiekwaliteit, welke overeen komt met die van Eigenheimer. De gevoeligheid voor Phytophthora is groot, terwijl de opbrengst laag is. Een verbetering van de bestaande rassen is dit niet. De opbrengst van de roodschillige rassen Furore en Burmania ligt praktisch gelijk. De sortering is bij beide rassen gunstig, evenals de knolvorm. Burma nia is minder gevoelig voor Phytophthora in de knol, terwijl beide rassen een goede consumptiekwaliteit hebben. Irene is minder produktief, heeft een behoorlijke resistente tegen Phytoph thora en een goede consumptiekwaliteit. In de praktijk blijkt dit ras op zware gronden goed te voldoen. KASSEN Gemiddeld Gemiddeld 19461958 inkg/are'58 kg/are Peko 38.6 38.8 97 Carpo 43.3 40.8 102 Koga II 45.8 40.4 101 jD EHOUDENS uitzonderingen verdient de teelt van wintertarwe de voor keur boven die van zomertarwe. Men ziet dan ook dat de zomertarwe alleen in die jaren een belangrijke plaats inneemt, wanneer het met de wintertarwe niet naar wens is verlopen. Carpo geeft op elk proefveld en in elk jaar een duidelijke meeropbrengst boven Peko. Gemiddeld over de jaren, waarop deze rassen in onderzoek waren, een opbrengstverhoging van 5 Het laat zich aanzien, dat Carpo steeds meer verbouwd zal worden. Niet alleen om de hogere opbrengst is Carpo de meerdere. Het stro is korter en steviger en daardoor meer geschikt voor een ondervrucht. Rijpt ongeveer een" week vroeger. De vatbaarheid voor gele roest is minder, waardoor de bedrijfszeker heid toeneemt. Koga II is eveneens goed produktief; het is een goed vroegrijpende tarwe met een matig goede grondbedekking. De korrelkwaliteit is minder dan die van Carpo. Jufy I wordt voor het eerst in Rassenlijst 1959 opgenomen. Voor het Z. W.« zeekleigebied is de opbrengst van dit ras twijfelachtig, gezien de grote gevoe ligheid van gele roest. Opbrengst sulkerbieten-rassenproefvelden 19541958. le ROOIDATUM Wortel- RAS3EN opbrengst Suiker Financ. kg/are opbr. Klein Wanzlebener E 538.1 15.7 100 Klein Wanzlebener Polybeta 514.7 16.1 98 Hilleshog Standaard Polyploid 521.0 16.1 100 Hilleshog R Polyploid 525.1 15.9 99 Maribo Polyploid508.5 16.4 99 Zwaanesse III 549.1 15.4 100 |~JE cijfers in de opbrengsttabel hebben uitsluitend betrekking op proefresul- taten van proeven op de Zeeuwse eilanden. Ieder ras werd op elk proef veld in 9-voud gezaaid, zodat bij de toegepaste 3 rooidata, elke waarneming in 3wvoud plaats vond. De drie rooidata lagen aan het begin, in het midden en aan het eind van de bietencampagne. Per rooitijd geeft de tabel drie reeksen cijfers: 1. de gemiddelde bietenopbrengst; 2. het gemiddelde suikergehalte en 3. de financiële opbrengst in een verhoudingsgetal weergegeven. Dfze. ^inancië)e opbrengst werd berekend aan de hand van de in 1958 gel dende biétenprijs, voor de eerste levering vermeerderd met de hiervoor gel dende toeslag en eventueel verminderd of vermeerderd met een aftrek of toeslag bg een lager resp. hoger suikergehalte dan 16 De door raseigen schap veroorzaakte extra arbeid door meer tarra of moeilijker rooibaarheid bleef buiten deze berekening. 2e ROOIDATUM Wortel- opbr. Suiker Financ. kg/are opbr. 555.7 16.0 97 535.0 16.4 536.5 16.2 95 552.6 15.9 95 528.7 16.7 97 576.1 15.5 3e ROOIDATUM Wortel- opbr. kg/are 598.8 562.5 556.6 564.7 546.5 594.5 Percentage schieters Suiker Financ, 1954/ opbr. 1958 1958 16.1 105 7 5 17.0 105 5 3 16.7 102 7 4 16.4 101 9 4 16.8 101 10 5 16.0 103 6 2 In 1958 is .het onderling verschil tussen de goed produktieve niet poliploïde rassen en de polyploïde rassen nog kleiner geworden. De opbrengsttabel die betrekking heeft over de jaren 1954—1958 laat dan ook zeer kleine verschillen zien. Van de bekende rassen blijkt Klein Wanzleben E nog steeds een van de meest produktieve rassen te zijn op alle drie de rooidata. Ook Zwaanesse Ilff geeft een hoge opbrengst, het is vooral geschikt voor de derde rooitijd, daar bij onvoldoende afrijping van dit ras het suikergehalte te laag kan zijn. Ook de rassen Klein Wanzlebener Polybeta. Hilleshüg Standaard Polyploid, Hilleshög R Polyploid en Maribo Polyploid geven goede uitkomsten. Nu de opbrengsten zo dicht bij elkaar liggen zullen andere factoren ;.ls goede rooibaarheid, geschiktheid voor machinaal rooien enz. een no» belang rijker plaats in kunnen nemen bij de rassenkeuze voor de bieten.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1959 | | pagina 9