I I
Mei Manwmaanzaai
Melk- en Huurbeleid
Ir. C. S. KNOTTNERUS.
Resultaten van het
Voorbeeldbedrijf „De Frieslandhoeve
Stichting
Nederlandse Uien-Federatie
ID. J. VAN DER HAVE N.V.
TA OOR de pers heeft men reeds kennis kunnen
U nemen van het feit, dat in december het inte
rim-advies van de S.E.R. aan de regering betreffen
de de melk- en huur-subsidies, dat eigenlijk geen
advies genoemd mag worden, verscheen. De rege
ring had met name vóór de melk om een interim-
advies gevraagd. Zij wilde n.l. liefst per 1 januari
de consequentie hiervan voor het budget in wer
king zien treden. Dit was zeer begrijpelijkhoe
eerder zij n.l. kon worden ingevoerd hoe kleiner
het begrotingstekort. Het is echter ook duidelijk
dat niet ieder even enthousiast was om dit advies
zo spoedig en vooral afzonderlijk van andere
sociaal-economische factoren te doen uitgaan. De
vraag omtrent het afschaffen van de melksubsi-
die betekent n.l. in feite: Kan de straatprijs van
de consumptiemelk worden verhoogdja of nee.
Wij zitten hiermee midden in de loon- en prijs
politiek en het is wei wat veel gevraagd van de
maatschappelijke organisaties om dan zonder
meer ja te zeggen. Het is immers duidelijk, dat
het antwoord op zo n vraag moet afhangen in de
eerste plaats van het feit of door een verhoging
de kosten van levensonderhoud zodanig worden
verhoogd, dat de toelaatbare grens, althans wat
men daarvoor houdt, wordt overschreden. Maar
zelfs al zou dat niet het geval zijn, dan kan men
zich toch echt goed voorstellen dat er misschien
ook nog wel andere wensen op sociaal-economisch
terrein liggen, die beslist voorrang hebben boven
het doen vervallen van de subsidie op consump
tiemelk. De Sociaal Economische Raad wil dan
ook al deze factoren blijkbaar bezien en in de
loop van het voorjaar met een breder advies over
de in 195* te voeren politiek komen.
De landbouw heeft vroeger vaak op het afschaf
fen van de consumptiemelk-subsidie aangedron
gen. Hij meende dat de mensen door de subsidie
gewend raakten aan een prijs voor de melk. die
niet in overeenstemming was met de werkelijke
waarde, zodat wanneer op zeker moment de
schatkist in moeilijkheden zat er wel eens een
debacle uit kon voortvloeien. Nu dit ogenblik in
derdaad is gekomen, geloof ik niet, dat het voor
de landbouw van belang is, dat de subsidie zo
snel mogelijk verdwijnt. Een verhoging van de
straatprijs zal immers onder de huidige omstan
digheden een vermindering van de omzet tot ge
volg hebben en daardoor wordt de situatie op de
zuivelmarkt beslist niet gediend.
HET tijdstip van afschaffing moet m i. gunstig
worden gekozen en dit is in een periode wan
neer de inkomens van loon- en salaristrekkenden
geleidelijk stijgen en niet in een periode, dat deze
stil staan of eigenlijk een reële achteruitgang
hebben vertoond. Bij een produkt als melk legt
trouwens het argument van de volksgezondheid
m.i. ook groot gewicht in de schaal. Er is daarom
nog minder reden overhaast te werk te gaan.
Liggen hier dus m.i. niet veel moeilijkheden,
wel verontrustend voor de landbouw zijn de uit
latingen in kringen van de vakbeweging, die
wijzen op een steeds mindere bereidheid het rede
lijke inkomen in de landbouw d.m.v. een redelijke
consumentenprijs te doen plaats vinden. Ook dit
komt vooral bij de consumptiemelk tot uiting,
maar heeft zijn consequenties voor andere pro-
dukten. Men vraagt zich n.l. af of de subsidie op
consumptiemelk wel een consumentensubsidie is.
Immers de opbrengst-prijs van de industriemelk
is lager dan de garantieprijs verminderd met de
subsidie.
De consument betaalt dus meer dan de zuivel-
waarde en dus is de z.g. consumentensubsidie een
producentensubsidie.
Deze redenering doet het heel goed, vooral
als men er op uit is de prijzen van consumptie
goederen laag te houden- Voor de landlMWw be
tekent deze redenering echter dat hij nog meer op
de schatkist is aangewezen en hoe deugdelyk dit
is, is meteen dit jaar al bewezen.
Het is overigens merkwaardig, dat deze argu
menten voor de dag komen nu pas zo kort geleden
het interim-rapport over de garantieprijs van de
melk van de Sociaal Economische Raad is ver
schenen. Daarin staat nl. dat het wenselijk is dat
de consument de kostprijs betaalt en met het oog
daarop wordt de verrekenprijs, gelijk aan garan
tieprijs plus zekere winstopslag, gemotiveerd.
T K vraag me af wat er sinds die tijd wel is ver-
A anderd, zodat deze uitspraak, die overigens
unaniem was, zou moeten worden aangevochten.
Ik krijg het gevoel dat de redenering eenvoudig
deze is: Wij gunnen de landbouw gaarne zijn
redelijk inkomen. Wij zien ook wel dat hij danig
last heeft van de concurrentie van over de gren
zen, waaraan hij zelf weinig kan doen. Er zal dus
wel iets bijgelegd moeten worden, maar een ander
moet dat maar betalen, want ik kan er ook niets
aan doen. Dat deze situatie voor de landbouwende
bevolking uiterst gevaarlijk is behoef ik niemand
dadelijk te maken. Zij is echter tevens gevaarlijk
voor het hele land en het zal met name de con
sument op een voor hem zeer ongelegen ogenblik
voor nare consequenties plaatsen.
ZATERDAG 1* JANUARI 1959
35
99
OOGSTJAAR 1957
DE berekening van de bedrijfseconomische boek
houding vond plaats met behulp van een be-
drijfsboek, dat door de bedrijfsleider werd bijge
houden.
Bouwplan
Wintertarwe
0.61 ha
Zomergerst
1.65
Haver
1.55
Erwten, schokkers
1.10
Aardappelen
0.55
Suikerbieten
1.20
Voederbieten
0.55
Grasland
4.37
Totaal cultuurgrond
11.58 ha
Naar aanleiding van het verslag 1957 van de
Stichting Nederlandse Uien-Federatie dat in okto
ber j.l. uitkwam, verzochten wij de directeur van
deze Stichting, ir. J. van Kampen, voor onze lezers
een en ander over deze Stichting te verteilen.
Onderstaand publiceren wij hetgeen hij ons
schreef
TAE Stichting Nederlandse Uien Federatie werd
als zogenaamde „object-associatie" op 8 jan.
1938 opgericht. Niettegenstaande met zeer weinig
middelen werd begonnen, ig deze Stichting in de
afgelopen 20 jaren uitgegroeid tot een instelling,
die voor geheel Nederland de belangrijkste schakel
vormt tussen velerlei wetenschappelijke onderzoe
kers en de praktijk van de teelt, bewaring en af
zet van uien en sjalotten.
In verband daarmede is men bij de „S. N. Ui. F."
vermeld van het in dat jaar uitgevoerde onderzoek,
onder andere betreffende het rassen- en selectie
onderzoek, de chemische onkruidbestrijding. de
ziektbestrijding, het kunstmatig drogen en bewaren
en de cultuurproeven. Hierbij worden de voor
naamste onderwerpen afgesloten met een samen
vatting, waar ongetwijfeld de praktici veel nut van
kunnen hebben.
Ook blijkt, dat het aantal advies-aanvragen de
laatste jaren enorm is toegenomen. Dit is niet
verwonderlijk, omdat de teelt en bewaring steeds
ingewikkelder wordt. Het aantal ziekten breidt
zich uit (witrot) en voor de bestrijding van ziek
ten, plagen en onkruid doen voortdurend nieuwe
middelen hun intrede. Voor het toepassen van kop-
rotdrogingen is men nog onvoldoende ingericht
en ook de mechanisatie zal bij de uienteelt nog ver.
der voortschrijden (rooimachines).
In verband daarmede is men zij de „S. N. Ui. F."
begonnen met regelmatig folders samen te stellen
en te verspreiden. Deze folders behandelen proble
men, die in het bijzonder de aandacht verdienen.
Zo is er in maart 1958 een praktijdadvies versche
nen over de chemische onkruidbestrijding en in
augustus over het oogsten, drogen en bewaren van
uien. Bovendien zal er dit voorjaar een brochure
verschijnen over de bestrijding van ziekten, plagen
en onkruid in uien en sjalotten, waarin de nieuw
ste inzichten onder andere betreffende het gebruik
van chloor-IPC zullen worden vermeld.
Het is begrijpelijk, dat deze vorm van voorlich
ting van grote betekenis is naast het geven van
persoonlijke adviezen. Maar óók, dat daarbij een
hechte binding met belanghebbenden voor deze
kostbare zaak een eerste vereiste is om dit te doen
slagen. Om dit werk te kunnen bestendigen werd
daarom in 1958 besloten, om ook voor telers van
uien en sjalotten het toetreden als begunstiger van
deze Stichting mogelijk te maken, tegen een jaar
lijkse bijdrage van 10,die kan worden overge
schreven op postgiro no. 26233 van de S. N. Ui. F.
te Middelhamis.
Voor dit luttele bedrag krijgt men als begunsti
ger alle publicaties van deze Stichting direct na
het verschijnen daarvan, zonder verdere kosten,
rechtstreeks toegezonden. Men ontvangt dan bo
vendien nog de reeds verschenen verslagen en ad
viezen, zolang daar nog exemplaren van aanwezig
zijn.
Het afgelopen jaar was voor de uientelers verre
van gunstig. We kunnen voor 1959 hopen op betere
resultaten maar zullen bovendien toch alle maat
regelen moeten nemen, die het welslagen van teelt
en bewaring kunnen bevorderen.
Zo kan men zich in de lange winteravonden op
die het onderzoek de laatste jaren daartoe heeft
opgeleverd.
Kosten
Per ha cultuurgrond:
Arbeidskosten
Werktuigkosten
Werk door derden
Zaaizaad en pootgoed
Bemestingskosten
Veevoer en strooisel
Pacht
Overige kosten
699.—
124,—
120,—
72.—
199,—
121,—
186.—
247.—
1768,—
Opbrengsten
Akkerbouw
Per ha gewas (hoofdprodukt)
Wintertarwe 4549 kg 1226,—
Zomergerst 4928 kg 1280.—
Haver 2112 kg 521,
Erwten, schokkers 4114 kg 2468,—
Aardappelen 26865 kg „2861,—
Suikerbieten 39892 kg 1745,—
Veeteelt
Per melkkoe (gc*n. 6.3 melkkoeien) 4929 kt;
melk met 4.22 vet, geldopbrengst 1452,
Omzet en aanwas: rundvee 3399.—
varkens 502.
paarden -120,—
Overige opbrengsten 926,—
Totaal per ha cultuurgrond 2033,
Rentabiliteit
Per ha cultuurgrond bedroeg het netto-overschot
265,—.
Voor elke 100,— kosten werd 115,aan op
brengsten terugontvangen.
Veebezetting
Deze bedroeg 1.97 stuks grootvee per ha gras
land en voedergewassen.
Nadere beschouwingen
T N vergelijking met het vorige jaar bleef het aan-
tal gewassen gelijk. De oppervlakte granen be
droeg in 1956 nog 81 maar werd teruggebracht
tot 53 van het bouwland. Daarentegen werden,
zowel de erwten als de hakvruchten belangrijk
uitgebreid.
De kosten van arbeid zijn aanzienlijk gestegen,
ten dele door hogere lonen en ten dele door een ar
beidsintensiever bouwplan. De werktuigkosten ble
ven vrijwel gelijk. De post voor werk door der.
den is aanzienlijk lager.
Al het zaaizaad en pootgoed werd aangekocht.
De bemestingskosten liggen hoger dan in 1956,
doordat de oppervlakte granen werd verminderd
ten gunste van de hakvruchten. Voor pacht is een
bedrag berekend (exclusief de woning) dat op
soortgelijke bedrijven zou moeten worden betaald.
De kg-opbrengsten van de wintertarwe, zomer
gerst en erwten zijn goed tot zeer goed. De haver
stelde teleur omdat dit gewas verbouwd werd op
een perceel waar nog cultuurtechnische werken
werden uitgevoerd.
De aardappelen en suikerbieten gaven een lage
opbrengst Van de aardappelen ging ongeveer 25
door „ziek" verloren.
Bij de suikerbieten gaf de vergelingsziekte aan
leiding tot deze lage opbrengst, terwijl het gehalte
eveneens laag was.
De melkopbrengst was zeer goed, evenals hef:
vetgehalte. Doordat de oppervlakte grasland werd
uitgebreid en de veestapel nog in opbouw ist bleef!
de veebezetting vrij licht.
Ondanks de matige resultaten van suikerbieten
en haver werd een gezinsinkomen bereikt van
10.525,wat neerkomt op 909,per ha cul
tuurgrond.
De Rijkslandbouwconsulent
Dr. Ir. C. W. C. VAN BEE KOM.
(Advertentie)
want
Een goede partij Nobel vindt zijn
I weerga op de wereldmarkt niet.
Koninklijk Kweek bedrijf en Zaad handel
KAPEHE-BIEZELINOE