Emigrant Schokkers
DE BOTRYTISZIEKTE VAN HET VLAS
22
speciaal met betrekking tot het zaad
H1
W1
ID. J. VAN DER HAVE N.V. I
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
(NIETS NIEUWS ONDER DE ZON)
"TV E vlasbotrytis kreeg z'n vele nat in 1958 met weer wel extra
kansen. In Zeeland trad deze gevreesde schimmelziekte in dat jaar
op tal van plaatsen erger en veelvuldiger op dan in vorige jaren.
Het is genoegzaam bekend, dat de „kiemen" van genoemde vlas
ziekte van het zieke „moedergewas" op het zaad overgaan. Het is
begrijpelijk, dat naarmate het moedergewas heftiger werd aangetast
het nieuwe zaad naar rato sterker besmet moet zijn.
TT AN het zaaien al totdat de oogst van het veld ver-
dwijnt aan toe, spelen tal van factoren daarbij
«en rol, zoals het zaaien van onontsmet of slecht-
«ontsmet zaad, ongunstige bodemgesteldheid, koud
weer bij de opkomst, te dichte stand (deels door te
dik zaaien, deels door te geringe afstand tussen de
rijen), te zwaar worden van het gewas met lege
ring tot gevolg (teveel stikstof), veel nat weer ge
durende de verdere groei, het afrijpen en de diver
se oogstwerkzaamheden, en tenslotte diverse te
kortkomingen bij het oogsten, zoals te vochtig trek
ken, te grote schoven maken, te spoedig aan hok
ken zetten, te grote hokken maken, onvoldoende
droog schelven, te grote schelven opzetten, enz.
Vooral ook de ongunstige factoren na het trek
ken moeten we niet onderschatten.
Volgens het Rijksproefstation voor Zaadcontróle
(R. P. v. Z.) kunnen deze er zelfs toe leiden, dat
de Botrytis-infectie van het nieuwe zaad tot het
drievoudige toeneemt.
Ook het machinale trekken en binden vragen
hier onze aandacht.. Doordat beide handelingen el
kaar doorgaans op de voet volgen, krijgt het vlas
geen gelegenheid om te besterven en wat op te dro
gen, met het gevolg, dat het zaad een grotere kans
op infectie loopt (broei).
Voorts zij in verband met het punt ,.te dichte
stand" nog opgemerkt, dat de in de praktijk ge
bezigde hoeveelheid zaaizaad vrij sterk uiteenloopt.
Zo zien we b.v. in Zeeuws-Vlaanderen veelal 160 kg
per ha zaaien 70 kg per gemet terwijl in de
Noord Oostpolder en het Noorden deze hoeveelheid
20 a 30 kg minder is. Dat is nogal wat. O.i. kan
slechts door nauwgezet onderzoek worden uitge
maakt welk kwantum, mede met betrekking tot het
terugdringen van de onderhavige ziekte, voor be
paalde omstandigheden het werkelijke „gulden
midden" is.
"O ET „voorkomen is beter dan genezen" indachtig,
zij er de nadruk op gelegd, dat men allereerst
moet trachten om gezond zaad te winnen. Een zo
gezond mogelijk gewas te telen is daarbij eis.
Daartoe staan de volgende middelen ten dienste:
geen zwaar besmet zaad uitzaaien; goed ontsmet
ten; het scheppen van zo gunstig mogelijke groei-
voorwaarden en bij de oogst en de aankleve van
dien zo doeltreffend mogelijk te werk te gaan.
Kort en goed, men streve er naar, de boven op
gesomde factoren, de weersomstandigheden na
tuurlijk daargelaten, zo gunstig mogelijk te be
ïnvloeden.
Tenslotte is in deze ook nog van zeer groot be
lang het kiezen van een ras als Wiera, dat geringe
neiging tot legeren heeft.
BESMETTING EN ONTSMETTEN.
TI/'E willen nu een en ander onder het oog zien
betreffende de besmetting en het ontsmetten
van het zaad.
Het besmet zijn van het vlaszaad houdt in, dat
zich in de zaadhuid restjes van binnengedrongen
Botrytisschimmel bevinden en daar buiten op spo
ren voorkomen. Als besmettingsbron zijn deze laat
ste bij de kieming en de opkomst wel te ver
staan van ondergeschikte betekenis. De inge
drongen restjes zijn het gevaarlijkste. Praktisch
komt het ziekmaken van de kiemplant („wegval
len") vrijwel geheel op hun rekening.
Het doel der ontsmetting is het doden der ziekte
kiemen en wel door middel van giftige stoffen, als
T.M.T.D. (kwikvrij), AAgrano (kwikhoudend) en
T.M.T.D. kwikmengsel.
Bij doeltreffende behandeling is het resultaat zo
danig. dat slechts een kleine fractie der besmet-
tingskiemen virulent blijft. Helaas is er geen mid
del, dat voor de volle honderd percent zijn uitwer
king heeft, al komt men er ook dicht bij. Gelukkig,
dat naar wij menen in de toekomst op steeds
betere middelen te rekenen valt.
Onderzoekingen leren, dat in jaren met zware
besmetting, zoals in 1957, de Botrytiszwam de zaad-
huid dieper indringt. Het spreekt vanzelf, dat het
doden der kiemen en tenslotte de ontsmetting, daar
door bemoeilijkt wordt.
Van het allergrootste belang is het de ontsmet
ting op de juiste manier uit te voeren. Van grote
betekenis zijn daarbij: le. het aanwenden van een
goed middel, 2e het toedienen van de juiste hoe
veelheid. 3e dit te doen in twee gedeelten na elkaar,
4e het gebruik maken van een goed werkend appa
raat, 5e het betrachten van de juiste tijdsduur der
behandeling. Einddoel moet zijn, dat elk zaadje zo
intens mogelijk met het middel in aanraking komt.
Tenslotte is het met het ontsmetten zó, dat dit
het beste in handen is van ervaren specialisten,
die goed zijn ingericht (coöperatie en bona fide
handel).
Verder mag nimmer verzuimd worden kennis te
nemen van de jaarlijkse wenken van de P. D. in
de vakbladen en deze ter harte te nemen.
ETT onderzoek leert, dat van een besmette partij
zaad slechts 'n deel der korrels is geïnfecteerd.
Het percentage geïnfecteerde korrels loopt in ver
schillende jaren vrij sterk uiteen. Is dit in som
mige jaren volgens R. P. v. Z. gemiddeld 3
tot 5 er komen ook jaren voor, als bijv. 1957,
dat dit gemiddelde 14 is. Een maximum is toen
zelfs vastgesteld van 62 1b.
Zoals reeds is opgemerkt, was 1957 een jaar van
zware besmetting. Aan de ontsmetting staan dan
twee moeilijkheden in de weg: le het totaal aantal
besmette korrels is dan groter dan gemiddeld. 2e
het percentage geïnfecteerde korrels, waarop het
middel geen vat krijgt, is eveneens groter (de
botrytis dringt dieper de zaadhuid in; zie eerder).
Vooral dit laatste drukt het effect der behandeling.
In hoeverre, is moeilijk te zeggen.
Over het effect der middelen valt nog veel te
onderzoeken. Het is niet gemakkelijk te zeggen
dit of dat middel is inderdaad het beste.
Voorzichtigheid zij hier geboden.
Het komt ons voor, dat een effect van 95 niet
ongunstig is. Sterk aangetaste partijen zaad blij
ven daar vrij zeker onder. Licht besmette daaren
tegen kunnen daar zeker boven uitgaan.
VER.SC HIELENDE BESMETTINGSGRADEN.
jE willen nu trachten, zij het ook met behulp van
een theoretisch schema, iets te verduidelijken
over de betekenis van verschillende besmettings
graden bij het zaad.
Neem aan, dat in zeker jaar een aantal partijen
zaad een besmettingsgraad heeft van respectieve
lijk 34514 en 62 Neem voorts aan, dat
voor alle partijen het aangewende middel hetzelf
de effect oplevert van b.v. 95 5 der korrels
blijven dus geïnfecteerd; stel verder dat de geïnfec
teerde korrels flink verdeeld tussen de massa in
zitten.
Denken we ons vervolgens in, dat de partijen na
de behandeling gezaaid worden tegen rol) Kg per
ha. Bij een duizend korrelgewicht van 5 gram
komen er dan totaal 3000 korrels per m2. (Bij 160
kg naar rato meer, bij 130140 kg naar rato min
der.)
Aan de hand van de hier gestelde gegevens kun
nen we dan de volgende staatjes opstellen:
Geïnfecteerde korrels op de
totale zaadmassa's in
Vóór de ont
smetting:
1.
2.
3.
4.
5.
3%
4
5%
14
62
Na de ont
smetting
(X5%) 0,15
0,20
0,25
0,70
3,10
Aantal besmette korrels
uitgezaaid per m2
Niet
ontsmet:
1. 90
2. 120
3. 150
4. 420
5. 1860
Wel
ontsmet:
4 k 5
6
7 a 8
21
93
t^TETTEGENSTAANDE het schema gefingeerd
is, illustreert het o.i. toch duidelijk: le dat het
onverantwoord is niet ontsmet zaad te zaaien, zelfs
bij een lichte besmetting; 2e dat bij ontsmetting der
lichte gevallen (1, 2 en 3) ook nog enig besmet
tingsgevaar blijft bestaan. (Bij gunstig weer zal dit
niets betekenen, bij ongunstig weer wat meer)3e
dat bij ontsmetting van zwaarder besmet zaad (4)
een vrij ernstige infectie mogelijk blijft; 4e dat
zeer zwaar besmet zaad als zaaizaad ondeugdelijk
is.
Om niet te ingewikkeld te worden, hebben we
voor alle gevallen hetzelfde effect-percentage aan
genomen. Waarschijnlijk is, dat in de werkelijkheid
de gevallen 1, 2 en 3 nog iets gunstiger en de ge
vallen 4 en 5 wat lager voor de dag zouden ko
men. En hiervan weer speciaal no. 5.
Het ernstig en veelvuldig optreden va., de botry
tis in het afgelopen jaar gaf in één der juli-num-
mers van ons Zeeuws Landbouwblad aanleiding
tot de conclusie: „De wijze van ontsmetten en het
ontsmettingsmiddel hebben hier vermoedelijk een
rol gespeeld Enige nadere aanwijzingen in deze
werden niet gegeven. Voor ons is dit van uit de
verte niet na te gaan. Niettemin kunnen we ons
voorstellen, dat in sommige gevallen de apparatuur
en de uitvoering van de besmetting te wensen
laten.
T\7G willen voorts de vraag stellen of er ook nog
T T gevallen voorkomen, dat niet onsmet wordt.
Alleen een nauwgezet onderzoek kan hier het
juiste inzicht geven. Zo ook ten aanzien van de ge
bruikte middelen.
Het wil ons voorkomen, dat de schrijver van de
bedoelde passage niet in de eerste plaats aan af
wijkende kwaliteit der gebezigde middelen heeft
gedacht, doch meer aan hun onvolkomenheid. Wel
licht ook aan de uiteenlopende resultaten, die het
R. P. v. Z. bij het onderzoek van diverse middelen
heeft verkregen. Daar proefnemers zelf geen con
clusie willen stellen, lijkt 't ons beter thans niet ver
der bij deze resultaten stil te staan en geen bepaald
middel als het beste te bestempelen. Laat ons hier
omtrent afwachten, wat t.z.t. verder wordt gepu
bliceerd. Wij voor ons zien vooral als belangrijke
factor, dat in Zeeland in 1958 veel zwaar besmet
zaad moet zijn uitgezaaid. Gelukkig, dat het
R. P. v. Z. de indruk heeft, dat de Botrytis in 1958
niet zo diep in het zaad is ingedrongen als in 1957.
Ten einde te voldoen aan ons onder-opschrift tot
besluit nog een stukje geschiedenis.
HT EN tijde van onze komst in West Zeeuws-Vlaan
deren 1924 werd de botrytis daar voor
het vlasgewas meer en meer ruïneus. Omploegen
van het sterk uitgedunde jonge gewas was aJi.w.
aan de orde van de dag geworden. Wat bleef staan
leverde dooreen een slechte opbrengst van mindere
kwaliteit. Gehikkig dat in die dagen de moderne
zaadontsmettingsmiddelen bekendheid begonnen te
krijgen.
Zo werd dan in 1925 in genoemde streek de eer
ste proef met ontsmet zaailijnzaad genomen en wel
bij de heer J. J. Risseeuw-Becu te Schoondjjke (op
een perceel land aan de IJzendjjkse weg). Gebruikt
werd het kwikmiddel Tutan van het landbouw
bureau M. Wiersum.
Zowel de opkomst als de verdere ontwik
keling van het gewas was prima. Geen wonder dan
ook, dat het bewuste perceel grote belangstelling
trok. Gevolg van een en ander was, dat in 1926 aan
de Lagere Landbouwschool 80 zakken lijnzaad voor
ouders van leerlingen werden ontsmet. (Het daar
voor benodigde Tutan werd door de kring West
Zeeuws-VIaanderen der Z. L. M. ter beschikking
gesteld.)
Ook hier werden gunstige resultaten verkregen.
Tweede gevolg was, dat in 1927 verschillende
handelaren enkele honderden zakken zaailijnzaad
volgens onze aanwijzing deden ontsmetten. Zo was
hier in drie jaar tijd het ontsmetten vrijwel gemeen
goed geworden en had men de schadelijke plaag
voor een zeer groot deel onder de knie.
Betere aanbeveling voor zaadontsmetting dan de
hier verkregen resultaten laat zich bijna niet den
ken. Enorme voordelen zijn er mee behaald. Welnu,
onverantwoord zou het dan ook zijn met de ont
smetting te verslappen. De leuze moet dan ook zijn
„GEEN KORREL ZAAD DE GROND IN, DIE
NIET OF SLECHT ONTSMET IS"! Als alle vlas
telers daaraan de hand blijven houden „sal het wel
weer gaen".
VAN DIJK.
(Advertentie)
Zaai in 1959
Gef in Z.W. Nederland de hoogste opbrengst.
Mooie konsumptiekwaliteit met weinig tweede
soort.
I)p Schokker, file; II rle heste
De Schokker, die U de beste
financiële resultaten geeft*
Koninklijk Kweekbedryf en Zaadhandel
KAPELLE-BI EZELIN GE