RESULTATEN VAN MESTPROEVEN
VEE EN VLEES IN 1958
6
J)
2)
3)
J)
3)
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
■vrOOR de vleesproducenten was 1958 zeker een
bevredigend jaar gezien de moeilijkheden en
sombere vooruitzichten, waarmede het aanving.
Niet elke periode was voor de verschillende
sectoren even gunstig, maar het gemiddelde beeld
geeft reden tot tevredenheid.
De export van fokvee en fokvarkens nam be
duidend toe. Voor ons hoogwaardig vee is in ver
schillende landen toenemende belangstelling en de
vooruitzichten lijken mij gunstig, vooral als de
financiële positie van de kopende landen zou ver
beteren.
Voor het melkprijsjaar 1958 werd de prijs met
0.6 cent per kg melk verlaagd in de verwachting,
dat de post omzet en aanwas voldoende compensatie
zou geven.
Leek het aanvankelijk dat dit niet geheel zou
gelukken, de prijzen hebben zich in de herfst goed
gehouden, zodat de rekening wel ongeveer zal
kloppen.
Vorig jaar is gepleit voor een uitbreiding van
de rundvleesproduktie met 40 a 50.000 dieren ten
einde de binnenlandse consumptie uit eigen pro-
duktie te kunnen voorzien. Tot 1 november zijn
ruim 30.000 runderen meer uit het binnenland ge
slacht dan in dezelfde periode in 1957 en tegen een
bevredigend prijspeil. Hiermede is dus de produktie
en consumptie in Nederland in evenwicht.
Voor een verder opgevoerde produktie moet dus
afzet gevonden worden door een verhoogde con
sumptie in het binnenland of door een ruimere
export.
T\E melkproduktie wordt voor het seizoen 1958/
1959 gegarandeerd tot een hoeveelheid van
5 miljard kg melk voor een prijs, waarbij de pro
ducent nog een zeker marktrisico draagt, terwijl
de meerproduktie moet worden afgezet op basis
.van de wereldmarkt.
Persoonlijk lijken mij de vooruitzichten voor de
export van vlees gunstiger dan die van zuivel en
zou een kleine verschuiving van zuivel naar vlees
zijn te adviseren, ware het niet dat onze export
van de achtervoeten wordt bedreigd door het ver-
In bijgaand
artikel schrijft de
heer Joh. de Veer,
Voorzitter van het
Produktschap Vee
en Vlees, over de
vee- en vlees
positie 1958
bod van het gebruik van sulfiet, waardoor de ge-
haktconsumptie en daardoor de verwerking van de
voorvoeten in het binnenland zal teruglopen.
In Europa is op vele plaatsen een tekort aan
achtervoeten en een overschot aan voorvoeten.
Juist door de omvangrijke consumptie van voor
vlees in Nederland worden de exportmogelijkheden
vergroot. Helaas hebben de pogingen om in deze
voor de veehouderij, maar ook nationaal-economisch
gezien zo belangrijke zaak een gunstige wending te
brengen, tot nu toe geen resultaat gehad en onder
deze omstandigheden, met het Belgische voorbeeld
in dit najaar met lage slachtveeprijzen voor ogen,
zou ik verdere uitbreiding ontraden.
VOOR de varkens is voor 1958 f 10 miljoen, ver-
meerderd met de opbrengst van de monopolie
heffingen, beschikbaar gesteld voor het markt-
ordenend beleid van het produktschap en f 20 mil
joen voor eventuele nabetaling indien de kostprijs
niet zou worden gehaald.
Nadat het prijspeil de eerste drie maanden on
geveer 20 cent beneden de kostprijs had gelegen,
kwam er een herstel en in het tweede halfjaar
zelfs een bijzonder gunstige ontwikkeling, zodat
aangenomen kan worden, dat de opbrengstprijs
boven de kostprijs heeft gelegen. Een nabetaling
zal gelukkig niet nodig zijn en behoeven wij dus
ook niet te zoeken naar een systeem.
Ook dit jaar zullen er weer boven de vier mil
joen varkens komen en dit lijkt een aanvaardbaar
getal, mits de produktie regelmatig wordt gespreid.
Wij hebben een vrij constante afzetmogelijkheid
in het binnenland, voor de uitvoer van bacon en
conserven en een zeer wisselende export van vers
vlees en levende varkens."
In 1957 en 1958 kwamen kwartalen voor van
290.000 varkens per maand en van 390.000 per
maand. Indien het binnenland 200.000 varkens per
maand opneemt, dan kwamen er in het ene kwar
taal 270.000 varkens voor export beschikbaar en
het andere kwartaal 570.000 varkens. Het is duide
lijk dat op deze wijze geen regelmatige export is
op te bouwen en van een regelmatig prijspeil geen
sprake kan zijn.
Een ieder raadplege derhalve de dekkingscijfers.
De gunstige ontwikkeling van het prijspeil in het
vierde kwartaal is in het bijzonder te danken aan
de onbelemmerde spekexport naar Duitsland, doch
men mag zich door dit gunstige beeld toch niet
laten verleiden tot het aanhouden op zwaarder ge
wicht. Er moge aan herinnerd worden dat in 1958
nog 6.000 ton rugspek met toeslag is gesmolten.
De mogelijkheden van de varkenshouderij wor
den begrensd dóór de afzetmogelijkheden voor spek;
en andere vette delen.
T\E schapenexport heeft het gehele jaar geleden;
onder de moeilijkheden in Frankrijk, die nog
steeds niet tot een bevredigende oplossing zijn ge
komen.
Het eindresultaat is in het algemeen nog mee-
gevallen, maar hopelijk zal de Euromarkt in hel
pas aangevangen jaar meer stabiliteit geven.
Wat men van de Euromarkt mag verwachten is
nog meer vaag, maar een ding staat vast, w(j zullen
moeten concurreren in kwaliteit en in prijs en
daarom zal vooral aan de opvoering van de kwali
teit alle aandacht moeten worden besteed.
JOH. DE VEER.
Mestproeven, genomen in de stalperiode 1956/'57 en 1957/'58 op het bedrijf van de heer P. J.
Bomi te Colynsplaat in samenwerking met het Provinciaal Veevoederbureau voor Zeeland.
II.
DE 2e proef genomen bij de heer P. J. Bom te Colijnsplaat, vond plaats in de winter van
1957/58 met 20 jonge ossen, waarvan er 10 behoorden tot het F.H.-veeslag (zwartbont) en
10 tot het M.R.Y.-veeslag (roodbont). Ook deze proef was allereerst opgezet om het inzicht te
vergroten inzake de meest wenselijke vert. ruw eiwit - zetmeelwaarde verhouding. Voorts
diende deze proef ook om een indruk te krijgen omtrent de individuele prestaties van de
dieren. Tenslotte bood deze proef gelegenheid, een indruk te krijgen omtrent de geschiktheid
voor vleesproduktie van F.H.-ossen tegenover M.R.Y.-ossen.
TN de loop van sept. tot nov. 1957 werden de 20
ossen aangekocht. Getracht is binnen elk vee
slag naar kwaliteit en type een zo uniform moge
lijke groep dieren bijeen te krijgen. Op 5 dec.
werden alle proefdieren opnieuw getaxeerd en op
grond van de beoordeling ingedeeld. De jury was
van oordeel dat de F.H.-ossen, tegenover de ge
middelde kwaliteit van het betrokken veeslag, een
betere indruk maakten dan de M.R.Y.-ossen. Niet
tegenstaande dit, waren de M.R.Y.-ossen bij aan
koop gemiddeld 13 ct per kg levend gewicht duur
der. De proefdieren kregen allen een stalnummer,
2. Stalnr. 17. Geb. febr. '55. Rijpe M.R.Y.-os, enigs
zins grof, wat ordinair type met lang kruis en
beste lende. Eiwitrijk gevoederd. Groeide van
22-ll-'57 van 509 kg601 kg, is 662 g per dag.
Leeg levend gewicht onmiddellijk vóór het
slachten 574 kg. Koud geslacht gewicht 340 kg.
Uitslachtings 9/o 59,2 Gewicht huid 41 kg,
niervet 7,5 kg. Aankoopprijs op 9-10-'57 f 1,71
per kg lev. gewicht. achterbout 44
nl. de F.H.-ossen 110 en de M.R.Y.-ossen 1120.
De stalnummers 15 en 1620 werden eiwitrijk
gevoederd, de stalnummers 615 eiwitarm. Ver
schil in voeding werd echter eerst gemaakt sedert
10-1-1958. Tot 10 jan. kregen alle ossen hetzelfde
rantsoen, nl. gemiddeld 37 kg (toegediend 40 kg)
verse bietenkoppen zonder bladeren, 2 kg kanthooi
en 1 kg erwtenstro. In dit rantsoen kwam voor
ruim 11 kg ds, 871 g vre en 6186 ZW. De vre
ZW-verhouding was 1 7,1. Na 10 januari werden
de verse bietenkoppen vervangen door gekuilde
bietenkoppen en werd tevens krachtvoer bijge
voerd. Het basisrantsoen bleef voor alle ossen ge
lijk, behoudens enkele verschillen in voederopname.
Het krachtvoer verschilde in zoverre, dat de eiwit
rijk gevoederde dieren soyaschroot en katoenzaad-
meel kregen, waarvoor in de plaats de eiwitarm
gevoederde ossen roggevoerbloem of roggemeel
ontvingen.
De rantsoenen zijn tijdens de mestperiode in
verband met het beschikbare voer enkele keren
iets gewijzigd, maar bestonden uit ca. 31,5 kg (op
name) gekuide bietenkoppen, 2 kg kanthooi, 1 a 2
kg bolkaf en erwtenstro en 3 kg krachtvoer.
Op grond van de voederanalyses konden de
rantsoenen als volgt worden berekend:
Eiwitrijk
gevoederde
ossen
eiwit-
ZW in
ds
vre
ZW
verh. 1:
ds
13,3
1217
6082
5,0
46
14,1
1411
6784
4,8
48
12,1
1231
6061
4,9
rt 50
Eiwitarm
gevoederde ossen
eiwit-
ZW in
ds
vre
ZW
verh. 1:
ds
13,3
909
6193
6,8
47
14,1
1021
6880
6,7
49
12,1
844
6093
7,2
50
Van de eerste proef werd verslag uitgebracht
In ons nummer van 23 december jl.
tot 1 februari; e) gedurende de maand febr.;
3) na 1 maart.
De gewichtsvermeerdering over de gehele mest
periode was voor de eiwitarm gevoederde dieren
1. Stalnr. 9. Geb. dec. '55. Ruim vette zwartbonte
os met wat zware voorhand in vergelijking tol
achterhand. Was eiwitarm gevoederd. Groeide
van 22-11-'5710-4-'58 van 527 kg—623 kg, ia
691 g per dag. Leeg levend gewicht onmiddellijk
vóór het slachten 572 kg. Koud geslacht gewicht
359 kg. Uitslachtings °/o 62,8 °/o. Gewicht huid
37 kg, niervet 14,- kg. Aankoopprijs op 30-9-'5?
f 1,65 per kg lev. gewicht. o achterbout 42,9
iets hoger dan voor de meer eiwitrijk gevoederde
dieren, terwijl t.a.v. het veeslag de F.H.-ossen een
iets grotere groei vertoonden dan de M.R.Y.'s en
wel als volgt in g per dier per dag:
Voor-
Eiwitrijk periode
gevoederde ossen 588
Eiwitarm
gevoederde ossen 636
F.H.-ossen 639
M.R.Y.-ossen 584
Proef- Gehele
periode mestperiode
906 751
885
886
905
765
774
742
T\E verschillen in „groei" zijn zowel tussen de
beide proefgroepen als de beide veeslagen ge
ring; bij de afzonderlijke proefdieren individueel
zo uiteenlopend, dat uit deze geringe verschillen
geen enkele conclusie kan worden getrokken. Het
feit, dat de individuele verschillen in gewichts
vermeerdering per dag zo sterk uiteenlopen (voor
F.H.-ossen voor de gehele mestperiode van 515
(stalnr. 2) tot 957 (stalnr. 7), voor de M.R.Y.-ossen
van 621 (stalnr. 12) tot 827 (stalnr. 15) g), houdt een
aanwijzing in dat gezondheid, eetlust en voeder
verwerking van doorslaggevende betekenis zijn op;
de gewichtstoename.
De gewichtsvermeerdering tijdens de voor-
Zie verder volgende pagine