DINSDAG *3 DECEMBER 1958.
van onderscheiden aard er nodig zijn om de
gewenste bedrijfs-economische opzet te rea
liseren, wordt nagegaan hoe men zich deze
middelen kan verschaffen. Welke zekerheden
men heeft te bieden voor het aantrekken van
gelden van anderen en hoe men de zeker
heden het beste daartoe kan benutten.
OM tot dat doel te komen, zal de actieve mede
werking van de voorlichtingsdienst in zijn di
verse geledingen nodig zijn. De boerenleenbanken
zullen uit de aard der zaak hun medewerking wil
len geven eft zij zullen zich meer en meer op deze
taak, de doelmatige bedrijfsfinanciering, moeten
instellen. De financiering van particulier tot par
ticulier zal meestal niet doelmatig zijn, aangezien
zij de soepelheid van het rekening-courantkrediet
(dat slechts een bank kan verlenen) mist en zij
buitendien een element van onzekerheid (ontijdig
opzeggen) inhoudt, dat in benarde tijden bijzonder
gevaarlijk kan zijn.
Nu moet men vooral niet denken, dat onze in
spanningen er op de duur toe zullen leiden, dat
niemand nog enige moeilijkheid zal ondervinden
met zijn financiering. Er zullen altijd moeilijke
gevallen blijven. Verder is te voorzien, dat voor
en na zich perioden zullen voordoen, dat middelen
moeilijk te krijgen zijn, ook al heeft men de
mooiste zekerheden te bieden. Zo'n periode hebben
we in 1956 en 1957 gekend. Het zou wel eens kun
nen zijn, dat wij ons de eerste 10 jaren van na de
oorlog zullen blijven herinneren als een tijd van
ruime, gemakkelijke en goedkope kredietverlening
aan land- en tuinbouw, aan de landbouwcoöpe
raties en aan tal van nadere instellingen van
agrarisch belang. Een netto-stijging van de kre
dietverlening met f 100,miljoen per jaar, zoals
wij die de laatste jaren in onze organisatie
(Utrecht) gekend hebben, een verstrekking van
20.000 nieuwe posten per jaar in 1955, 1956 en
1957 zal alleen volgehouden kunnen worden als de
middelen ons door de spaarders in voldoende mate
worden toevertrouwd. Gelukkig is dat in 1958
weer ruimschoots het geval geweest,
Alsvorens van de bedrijfsfinanciering af te
stappen, sprak Ir. Keyser nog over twee zaken
en wel in de eerste plaats over het afbetalingskre
diet en de nieuwe kredietvorm: de persoonlijke
lening. De laatste heeft de bedoeling voor particu
lieren aanschaffingen mogelijk te maken, die het
karakter hebben van duurzame consumptiegoede
ren, koelkasten, televisie-apparaten, enz.
De zekerheid van deze blancokredieten vindt de
bank in een tamelijk hoge risicopremie (rente) en
verder in de omstandigheid, dat zij slechts ver
strekt worden aan personen Jnet eeq aantrekke
lijk vast inkomen. De boerenleenbanken moeten
zich houden aan artikel 2 van hun statuten, waar
in staat, dat:
„het doel van de bank is, de verbetering en in
standhouding van de bedrijven en de bevordering
van de financiële belangen van haar leden, in het
bijzonder van haar leden, die het landbouwbedrijf
(in de ruimste zin des woords) uitoefenen of daar
bij betrokken zijn."
De persoonlijke lening voor consumptieve doel
einden is met deze doelstelling niet in overeen
stemming. Bovendien ontbreekt in de landbouw
de zekerheid van het inkomen. En tenslotte zou
het wat de rente betreft, een te duur krediet
worden.
In de persoonlijke lening zien wij dus voor de
leden der boerenleenbanken geen heil.
Een kort geleden ingevoerde statutenwij
ziging heeft het echter voor de boerenleen
banken mogelijk gemaakt volgens bepaalde
regels blanco kredieten te geven tot een maxi
mum van f3.000,—. Deze regeling kan zeer
wel dienstig gemaakt worden aan de behoef
ten van het agrarisch bedrijf aan een kort
lopend overbruggingskrediet. De rente zal
wel iets hoger zijn dan die voor normale kre
dieten, maar een rente-opslag zal niet meer
bedragen dan 1/2 Het doel moet echter
zijn bedrijfsfinanciering en géén televisie
Afbetalingskrediet
IN de landbouw dient zich het afbetalingskre
diet aan ia de handel in landbouwwerktuigen.
Een afbetalingscontract komt gemakkelijk tot stand.
Maar als men narekent hoeveel rente men ten
slotte betaalt, komt men als regel ver boven 10%.
Het is begrijpelijk, dat de vraag naar voren komt
of de coöperatieve samenwerking niet voor betere
voorwaarden kan zorgen. Dat is tot op zekere
hoogte reeds gebeurd. Het Centraal Bureau te
Rotterdam en de Centrale Bank hebben samen
een regeling ontworpen, die inhoudt, dat een lid
van een aankoopvereniging voor de aankoop van
een landbouwwerktuig bij die vereniging een af
betalingskrediet kan krijgen bij de plaatselijke
boerenleenbank tegen normale voorwaarden. Laat
ons zeggen 5 looptijd 2 jaar, maximaal tot een
bedrag, gelijk aan 2/3 van de aankoopprijs van
het werktuig.
Zekerheid voor de bank: een terugkoop ver
klaring van de aankoopvereniging, bepalende, dat
als de kredietnemer niet aan zijn verplichtingen
voldoet, de vereniging het werktuig voor de restant
schuld zal terugn^Vnen, om daaruit de bank te vol
doen.
Wij hebben met deze regeling nog geen er
varing opgedaan. In een jaar tijds zijn twee ge
vallen voorgekomen. De voorwaarden zijn stellig
gunstig. Van de particuliere handel is ook belang
stelling voor deze werkwijze getoond. Wij hebben
er geen bezwaar tegen dat het krediet ook ver
strekt wordt voor werktuigen die door particuliere
handelaren geleverd worden. Maar er moet dan
een teugkoopverklaring komen, die door b.v. een
bankgarantie wordt gedekt.
Klok teruggezet
OPREKEND over de bijzondere financieringen,
ging Ir. Keyser ook nog even nader in op het
mesten van varkens en slachtpluimvee op contract.
Dit komt in de laatste tijd vrij veel voor in de
zandstreken en het betekent in wezen een terug
keer naar werkwijzen, die lang geleden door het
optreden van boerenleenbanken werden overwon
nen. Ik kan dit het beste toelichten aan de hand
van een voorbeeld uit de praktijk, dat wij dezer
dagen tegenkwamen, aldus de spreker.
„Een eigengeërfde boer in Overijssel heeft met
een veevoederfabriek (die weer in relatie zal staan
met een slachterij) een contract gesloten, waarbij
hij zich verbindt, varkens voor deze firma te
mesten. De varkens en het voer worden door de
firma gefinancierd. De boer ontvangt voor zijn
arbeid f 1,per varken per week. Tevens is hier
mede vergoed het ter beschikking stellen van de
mestgelegenheid. Doordat de boer nu in loondienst
van de veevoederfabriek is gekomen, krijgt hij ook
kinderbijslag, wat een bijzondere bekoring schijnt
te hebben, gezien de verbreiding van dit systeem
in Gelderland en Overijssel.
Zolang de boer voor de firma mest, mag hij
géén andere varkens mesten. Wil hij van het
contract af, dan kan hij de nog aanwezige var
kens overnemen tegen een overeen te komen
prijs, of de aanwezige varkens afmesten zonder on
dertussen in de gelegenheid te zijn de verdwijnende
varkens te vervangen door andere, zolang hij nog
één, varken van de firma mest.
De Overijsselse boer begint de band met de
firma echter zeer te knellen. Zijn bedrijf wordt
buiten zijn wil een soort voorbeeldbedrijf, dat
overlopen wordt door allerlei belangstellenden, die
hij moet toelaten. Hij ziet hoe de firma een groot
deel van zijn winst in de zak steekt, die hij zou
kunnen maken, als hij de biggen voor eigen reke
ning zou mesten. De boer wil het contract be
ëindigen. maar nu voelt hij meteen hoe zeer hij
zijn vrijheid kwijt is.
Hij neemt geen nieuwe biggen van de firma
aan en kan nu óf de ongeveer 60 varkens die nog
op het bedrijf aanwezig zijn overnemen waar
voor hem de middelen ontbreken óf de varkens
afmesten, maar dan ziet hij zijn inkomen geleide
lijk slinken, totdat het laatste varken van de firma
verdwenen is.
De boerenleenbank, de landbouwvereniging en
de Gelders-Overijsselse Slachterij moeten er nu
aan te pas komen om de man te verlossen. Zij zul
len hem met biggen en de nodige geldmiddelen om
voeder te betrekken uitrusten, zodra hij vrij is van
de firma. Want de varkens overnemen is zeer be
zwaarlijk, gezien de dikke prijs, die ervoor ge
vraagd wordt. En zo zal de boer over enige tijd
weer als vrij man kunnen beginnen.
Dit is een sprekend voorbeeld van een bedenke
lijke ontwikkeling, die zo spoedig mogelijk gestopt
moet worden, aldus Ir. Keyser. De boerenleen
banken kennen reeds verscheidene jaren de z.g.
mestvarkenkredieten, die in Friesland en Drente
ingang vonden. Er wordt geld verstrekt voor de
aankoop van biggen en voeder. De varkens moeten
aan de coöperatieve slachterij geleverd worden. Bij
de betaling vindt verrekening met de bank plaats.
Dit systeem, bedoeld voor kleine mesters, werkt
plaatselijk bevredigend. Als de boeren echter de
zegeningen van de sociale wetgeving willen ge
nieten, kunnen de coöperaties geen uitkomst bie
den. De coöperatieve slachterij kan haar leden-
mesters niet in loondienst nemen.
Niet alleen varkens, maar ook pluimeve wordt
op contract gemest. In de Verenigde Staten en
Canada is deze werkwijze ruimschoots inge
burgerd. In coöperatieve kring beraadt men zich
thans wat men er tegenover moet stellen.
De financiering van landbouwcoöperaties
TTOORTS sprak Ir. Keyser over de financiering
van de landbouwcoöperaties, die in tegenstel
ling tot de individuele boeren en tuinders vrijwel
hun gehele behoefte aan kort en lang krediet bij
de boerenleenbankorganisatie dekken. De helft van
het totale krediet, verleend door de Utrechtse or
ganisatie, is verstrekt aan 1500 coöperaties van
diverse soort. Zo iemand moeite heeft met de
vraag, of de banken wel voldoende geneigdheid
hebben getoond om hun middelen te gebruiken
voor de kredietverlening in de agrarische sector,
hij bestudere de ontwikkeling van de landbouw
coöperaties in Nederland na de oorlog en hij vrage
zich af, waar de middelen zijn verkregen om het
geweldige vernieuwings- en uitbreidingsprogram
ma van de zuivelindustrie, de aan- en verkoopver
enigingen, de veilingen, de K.I.-verenigingen, de
landbouwwerktuigencoöperaties, de coöperatieve
vleesindustrie, de suikerfabrieken, de aardappel-
meelindustrie, de bewaarplaatsen en koelhuizen, de
silo's ea kunstmestopslagplaatsen, de diepvries-
kluizen, enz., enz. te realiseren. De aangetrokken
middelen komen voor bijna 100 uit de boeren
leenbank-organisatie.
Over de vraagstukken, die zich bij de finan
ciering van de landbouwcoöperaties voordoen, kun
nen we niet verder spreken. Men mag zich er
over verheugen, dat de Nederlandse landbouw
coöperaties een grote mate van stabiliteit in hun
bestaan vertonen en dat zij goed verankerd lig
gen in de boerenstand. Dit maakt, dat de finan
ciering meestal als verantwoord kan worden be
schouwd en dat de samenwerking met de krediet
coöperaties voor onze boerenstand een sterk punt
is in de strijd om het bestaan.
Graag zou Ir. Keyser dieper ingegaan zijn op
het sparen en de functie van de banken op dat
terrein. Men heeft n.l. wel eens de opmerking
gemaakt, dat de boerenleenbanken vooral spaar
banken zijn en dat de kredietverlening pas in de
tweede pla-ats komt. Beide functies der banken
zijn even belangrijk. Men moet bedenken, dat men
zich als spaarbank bij voortduring aan het publiek
moet presenteren, anders komt men achterop. De
kredietfunctie leent zich echter minder voor pu
bliciteit. De gezamenlijke boerenleenbanken on
derhouden echter een grote kredietactiviteit. Als
spaar instellingen zijn de Utrechtse en Eindhovense
banken samen dezer dagen de drie miljard-grens
gepasseerd. De Rijks Post Spaarbank staat op
f 2063 miljoen, de bondsspaarbanken op f 2116 mil
joen.
Het landbouwkrediet in Zeeland
TENSLOTTE noemde Ir. Keyser nog een paar ge-
gevens over het landbouwkrediet in Zeeland,
voorzover dat de Utrechtse banken betreft. Het
zijn cijfers van 31 december 1957, dus ongeveer
een jaar oud. Vijftigduizend spaarders hadden op
die datum f 134 miljoen bij de boerenleenbanken
ingelegd. Hiervan was 52,1 afkomstig van agra
riërs en 47,9% van anderen. Die 134 miljoen
vertegenwoordigt ongeveer 7 van het totaal bij
de Utrechtse banken gedeponeerde spaargeld. Het
bedrag per spaarder is in Zeeland met f 2200,
aanzienlijk hoger dan het landsgemiddelde onzer
banken (f 1700,Aan lopende rekening-gelden
(z.g. kredietsaldi) is bij de Zeeuwse banken f 28
miljoen gedeponeerd of 10 van het totaal.
Een krediet in rekening-courant hebben in Zee
land 773 landbouwers en 71 coöperaties. De debet
stand van de gezamenlijke landbouwers was per
31 december 1957 f4,6 miljoen, die der coöperaties
f 10,3 miljoen. Verder hadden 1055 personen, niet-
agrariërs, een lopende rekening bij onze banken,
debetstand op de peildatum f 6,7 miljoen. Deze vorm
van financiering is dus bij de landbouwers nog maar
weinig ontwikkeld. Dan krijgen we nog de z.g.
voorschotten (geen hypotheken). Aan 240 land
bouwers was verstrekt f 1 miljoen en aan 640 niet-
landbouwers f 1,8 miljoen. Wat de hpotheken aan
gaat, zijn de cijfers voor landbouwers 765 met een
totaalbedrag groot f8 miljoen en voor niet-land-
bouwers 2150 met tezamen f 13,5 miljoen. Aan coöpe
raties waren verstrekt 91 leningen met een totaal
van f8,4 miljoen en aan andere verenigingen 94
leningen met een totaal van f 1,4 miljoen.
De totale kredietverlening in eigen kring van
de Zeeuwse banken bedroeg f56,3 miljoen, dat is
ruim 6 van het totaal der Utrechtse banken. Zo
als gezegd hebben de Zeeuwse banken 7 van de
spaargelden en 10 van de creditsaldi. De krediet
verlening is dus in Zeeland wat minder ontwikkeld
dan in overig Nederland.
Tenslotte nog een paar cijfers, die de groei der
banken belichten. In 1939 hadden 23100 Zeeuwse
spaarders f 17,4 miljoen ingelegd, in 1957 was f 134
miljoen ingelegd door 48.800 spaarders. Het bedrag
der ingelegde spaargelden is in die 18 jaren dus
tot het achtvoudige gestegen. Dat is een aanzien
lijk grotere stijging dan die, welke voor het gehele
land kon worden genoteerd (van f 328 miljoen op
f 1720 miljoen, dus ruim het vijfvoudige). Op Wal
cheren stegen de spaargelden van f2,3 miljoen in
1939 tot 21,5 miljoen in 1957, dat is tot ruim het
negenvoud. Walcheren spant dus de kroon Maar
laat men geen conclusies trekken uit deze cijfers
omtrent de ontwikkeling van het inkomen van de
boeren Dat lieeft hiermede niet veel uit te staan.
Bij dit punt wil ik nog even stilstaan, aldus
spreker. Er is nog steeds het misverstand dat de
huidige groei van de spaargelden bij de boerenleen
banken, vooral de grote toename van 1958 (bij de
Utrechtse banken in elf maanden f 250 miljoen) zou
den duiden op een bijzonder gunstige inkomens
positie van de boeren. Wij zien dit verband niet
In de eerste plaats is slechts iets meer dan 50%
der boerenleenspaarbankgelden van zuiver agra
rische herkomst. En verder moet men in het oog
houden, dat men in de landbouw en ook in andere
takken van bedrijf reeds geruime tijd terughoudend
is met het doen van investeringen en dat ook de
duurzame consumptiegoederen er veel minder grif
ingaan dan in stedelijk milieu. Dit kan tot gevolg
hebben, dat er in de kringen der boerenleenbank
spaarders zowel in bedrijf als in gezin een liquidi
teitstoeneming plaats vindt, die zich demonstreert
in een toeneming van het volume der spaargelden
bij de boerenleenbanken, die wat groter is dan die,
welke plaatsvindt bij de bondsspaarbanken en de
Rijks Post Spaarbank. Over het inkomen dat in
land- en tuinbouw wordt genoten, zeggen deze
cijfers echter evenmin iets als de cijfers van da
deposito's bij de handelsbanken over de winsten in
handel, industrie en scheepvaart.
(Zie verder volgende pagina.)