DE landbouw staat, zo zei Ir. Keyser in zijn rede voor de Algemene Vergadering van de Z.L.M., wat het doelmatig gebruik van bcdrijfskrediet betreft, in vele streken nog maar aan het begin en overal voor nieuwe ontwikkelingen. Het is dringend nodig, dat de boeren inzien, dat de financiering van het bedrijf evenzeer een zaak is, die deskundig moet worden bekeken als de bemesting, de veefokkerij, de rassenkeuzen of welk tech FINANCIERINGSPROBLEMEN VAN LAND- EN TUINBOUW. AAN HET BEGIN VAN NIEUWE ONTWIKKELINGEN ZEEUWS LANDBOUWBLAD TXT AT het middellange krediet aangaat, zal men vooral moeten kijken naar de boerenleenban ken en naar de ontwikkeling van de aan deze banken toevertrouwde gelden. Hier zijn algemene economische en monetaire factoren doorslaggevend. Men zou kunnen stellen dat bij een gezonde ont wikkeling van de Nederlandse economie een rede lijke toeneming van het spaarvolume bij de boeren leenbanken mag worden verwacht. Daardoor zal een belangrijke kredietverlening van middellange looptijd in de landbouw mogelijk kunnen zijn. Op de korte financiering, die (in rekening-cou- rantvorm) voor de landbouw nog geen grote om vang heeft aangenomen, ging spreker later nader in. De boerenleenbanken zullen echter, indien deze financiering zich geleidelijk aan en onder normale omstandigheden ontwikkelt, de behoeften waar schijnlijk wel kunnen opvangen. In het bijzonder stond Ir. Keyser stil bij enkele aspecten van de drie onderdelen van de agrarische financiering, die momenteel van direct praktisch belang zijn. Aan een studie van Dr. de Regt (die daarin trouwens klaagt over gebrekkig cijfermateriaal) kan worden ontleend, dat van de hypothecaire leningen 26 °/o wordt verstrekt door de boerenleen banken en het overige door particulieren, familie leden, spaarbanken en levensverzekeringsmaat schappijen. Bij de verstrekking van niet door hypotheek ge dekte leningen komt een nog groter percentage van familieleden en andere particulieren. De hypothecaire en niet-hypothecaire lu*edietverïening TNE grote omvang van de hypothecaire krediet- verlening door anderen dan boerenleenbanken doet veronderstellen, aldus de directeur van de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank te Utrecht, dat deze laatsten in de verstrekking van grondkre- diet (grond en gebouwen) geen overwegende rol spelen. Dit is te begrijpen, als men in het oog houdt, dat de eigenlijke taak der boerenleenbanken ligt op het terrein van de korte en middellange finan ciering. Het typische boerenleenbankvoorschot moet vrij snel (maximaal 10 jaar) worden afgelost en is dus geschikt voor de financiering van b.v. de dode in ventaris, in het algemeen van een tijdelijk liqui diteitstekort van bescheiden omvang. De grote lening voor de aankoop van grond en gebouwen met een aflossing van 2V2 a 3 °/o per jaar wordt wel verstrekt, maar alleen indien de banken zeer ruim in de middelen zitten en dan nimmer als op zegbare lening. Particuliere leningen voor de fi nanciering van grond en gebouwen zullen vaak aan geen of geringe aflossingsverplichtingen on derhevig zijn. Maar zij zijn meestal op vrij korte termijn opzegbaar. De leningen, die institutionele beleggers, zoals levensverzekeringsmaatschappijen, voor het genoemde deel verschaffen, zijn aan aflos singen van doorgaans 2 °/o gebonden en gelden voor vijfjarige perioden, na ommekomst waarvan de voorwaarden gewijzigd kunnen worden of de over eenkomst kan worden beëindigd. Dit alles overziende, zou men tot de conclusie komen, dat het grondkrediet in ons land niet of onvoldoende is geregeld. In Zwitserland kent men onopzegbaar grondkrediet zonder verplichting tot aflossing, men schijft immers op de grond niet af. In andere landen treft men vaak bijzondere con tracties aan, die soms het karakter van financiering door de staat aannemen, om aan de problemen, die zich op het terrein van het grondkrediet voordoen, tegemoet te komen. Ik moet nu nog even Dr. de Regt citeren. In zijn voordracht, gehouden op 3 juli 1957 voor de Utrechtse kassiersvereniging, heeft hij over het grondkrediet o.m. het volgende gezegd: Q R is wel eens kritiek geuit, dat in de Neder- landse landbouw geen mogelijkheid was om grondkrediet te krijgen. Dr's. Scheer heeft in 1943 in het Landbouwkundig Tijdschrift een voorstel gedaan om een Staatsbank op te richten, die zich in het bijzonder zou bezighouden met de verstrek king van grondkrediet. Nog afgezien van de be zwaren tegen het voorstel zelve meen ik, dat er weinig aanleiding toe bestaat. De organisatie van het landbouwkrediet is m.i. zodanig, dat wij het zonder aparte instelling voor grondkrediet kunnen doen. Ik zou deze uitspraak willen baseren op de ontwikkeling die de N.V. Boerenhypotheekbank te zien heeft gegeven. De Boerenhypotheekbank (dochterinstelling van de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank te Eindhoven) verstrekt onopzeg bare langlopende leningen tot maximaal 40 jaar. Maar als wij de ontwikkeling van de bank nagaan, dan blijkt dat zij zich niet sterk heeft ontplooid. Het zijn vooral de particulieren en de institutio nele beleggers geweest, die in de behoefte aan grondkrediet hebben voorzien. De boeren blijken weinig behoefte te hebben aan een gespecialiseerde instelling voor onopzegbaar grondkrediet, zolang de mogelijkheid aanwezig is van elders het vreemde vermogen te betrekken, dat bovendien veelal nog goedkoper zal zijn dan het krediet, dat men van de gespecialiseerde instelling kan betrekken. Een op grondkrediet gespecialiseerde instelling zal vaak een hogere rente vragen, omdat op de kapitaal markt middelen moeten worden aangetrokken. Men zal veelal een dure pandbrievendienst hebben te financieren." Met de conclusie van Dr. de Regt, dat de land bouw in het verleden geen symptomen heeft ver toond en dat er behoefte zou bestaan aan een in stelling, die zich speciaal bezig houdt met het ver strekken van grondkrediet, zou men zich kunnen verenigen, aldus Ir. Keyser. Een ander punt is of dat ook in de toekomst zo zal blijven. Deze aange legenheid heeft nader onderzoek nodig om ver schillende redenen. Te noemen vallen: de be hoefte aan leningen, groter dan tweederde van de getaxeerde waarde van het onderpand (hier verschaft momenteel het Borgstellingsfonds voor de Landbouw soms aanvullende zekerheid); het be zwaar dat grondkrediet in zijn huidige gedaante sneller moet worden afgelost dan de uitkomsten van het bedrijf mogelijk maken en de omvang van de middelen, nodig om in de toekomst de be drijfsovername te financieren. K LS we nu van de hypothecaire lening of het grondkrediet afstappen, komen we tot de niet door hypotheek gedekte lening, waarvan het on derzoek van Dr. de Regt leert, dat particulieren (en vooral familieleden) daarin een nog groter aandeel hebben dan in de hypothecaire leningen en dat dus de boerenleenbanken op dit gebied een niet in drukwekkend percentage voor hun rekening nemen. Dit is een ietwat vreemd aandoende situatie, om dat we hier het terrein van het middellange en korte krediet hebben betreden, een gebied, waarop de boerenleenbanken in het bijzonder thuis zijn. Nu mag men uit het naar verhouding kleine aan deel van de boerenleenbanken in de niet-hypo thecaire kredietverstrekking geen conclusies trek ken omtrent hun aandeel in de totale bedrijfs- financiering. Immers een groot deel van de hypo thecaire leningen, die deze banken verstrekken, dienen niet als grondkrediet, maar zijn middellange kredieten, waarvoor men als zekerheid hypotheek heeft gesteld. Het zal dus met het aandeel van de boerenleen banken in de bedrijfsfinanciering (dus kredieten op korte en middellange termijn) wel wat meeval len. Toch kunnen we er niet de ogen voor sluiten, dat het aandeel van de particuliere financieringen aanzienlijk groter is dan dat van de banken. Het is hier de plaats om aandacht te schenken aan de werkwijze der boerenleenbanken en aan de be zwaren, die sommigen menen dat eraan verbon den zijn. Ontegenzeggelijk is de geldlening van particu lier aan particulier zonder veel formaliteiten tot stand te brengen, indien de geldgever, zoals vaak voorkomt, geen formele zekerheden verlangt. Hier in zal wel de voornaamste aantrekkelijkheid van deze financieringsvorm voor de kredietnemer ge legen zijn. Hij neemt dan het bezwaar, dat de par ticulier hem op een ongelegen ogenblik terugbe taling kan vragen, op de koop toe. De uitlener op zijn beurt vindt de rente, die hij van de particulier kan bedingen aantrekkelijker dan die, welke hij bij een spaarbank toegerekend krijgt en hij meent, dat dit wel opweegt tegen mogelijke risico's en moeilijkheden, die uit de ongedekte lening aan een particulier kunnen voortkomen. Geen zekerheid te moeten geven is een be langrijk punt. De boerenleenbanken zijn krach tens hun statuten gehouden zekerheid voor de uit leningen te bedingen. Zij wijken niet af (kleine kortlopende voorschotten onder bepaalde voor waarden uitgezonderd) van deze bepalingen, die ge maakt zijn om de belangen van de spaarders te beschermen en het risico van de leden, die on beperkt aansprakelijk zijn voor de terugbetaling van de spaargelden, binnen de perken te houden. Er bestaat echter in de praktijk veel misverstand aangaande de wijze, waarop de banken deze zekerheidsvoorschriften hanteren. Vaak doet men het voorkomen alsof iemand, die geen hypotheek kan stellen of die geen borgen kan aanbrengen, geen enkele kans heeft op een krediet bij een boerenleenbank. Inderdaad, hypo theek en borgstelling zijn de meest voorkomende zekerheden, maar er zijn ook voor beperkte be dragen vele andere mogelijkheden. Men kan waardepapieren van onderscheidene aard als onderpand aanbieden en wat het bedrijf betreft, wordt de cessie van melkgelden en vei- linggelden en de eigendomsoverdracht (op papier) van vee en inventaris als zekerheid aanvaard. Aangezien het in de laatste gevallen om zekerheden met onvoldoende wettelijke basis gaat, komt er dan nog de garantie van een eigen waarborgfonds bij. Van belang is ook de werkzaamheid van het Borstellingsfonds voor de Landbouw (dat dringend meer bekendheid behoeft) en van de Provinciale Waarborginstituten voor de tuinbouw. Met garan tie van deze instellingen zijn reeds omvangrijke fi nancieringen tot stand gekomen. Het valt te voor zien, dat deze garanties in de toekomst van steeds grotere betekenis zullen worden. Weliswaar heeft een onderzoek van het Landbouw Economisch In stituut omtrent de vermogenspositie in de Landbouw aangetoond, dat nog een aanzienlijke kredietmarge (zekerheden derhalve) ter beschikking staat, maar het is denkbaar, dat deze vrjj snel opgebruikt zal worden onder de invloed van een toenemende ver mogensbehoefte. Verder zal er op de duur wellicht iets in de plaats moeten komen van de persoonlijke borgstelling. Deze heeft momenteel echter nog grote betekenis. Wanneer z\j met voorzichtigheid wordt gehanteerd, bljjken de risico's voor de borgen (wier belangen door de banken terdege in het oog worden gehouden) aanvaardbaar te zijn. Tussen boer en boerenleenbank TEN belangrijke bedrijf sfinanciering, vooral in Zeeland, is die, welke via de coöperatieve land- bouwverenigingen plaatsvindt in de vorm van voor schotten op de oogstprodukten, die aan de coöpe raties ten verkoop of ter verwerking zijn toever trouwd. Deze financiering geschiedt uit het boeren leenbankkrediet van de aankoopvereniging of de suikerfabriek. Zij heeft het karakter van een indi recte oogstfinanciering door de banken, met als zekerheid de aansprakelijkheid van de leden der coöperatie of de suikervoorraden. En dan is er nog de post debiteuren der aankoop verenigingen, die de vorderingen omvat voor ge leverde bedrijfsbenodigdheden. Ook een indirecte financiering, maar dan een met bedenkelijke kan ten. Hier is én de betrokkene én de landbouwver- eniging beter gediend, indien het lid-afnemer over een bedrijfskrediet zou beschikken, dat hem in staat stelde zijn betalingen binnen de normale termijn te verrichten. Indien men er ernstig naar streeft, is meestal daarvoor een oplossing te vinden. Ik weet dat er behalve de kwestie der zeker heden nog andere hindernissen zijn, die naar men meent, tussen de boeren en de boerenleenbanken staan. Een daarvan is, dat men zijn financiële po sitie niet voor het Bestuur wil blootleggen. Hoe zwaar moet men dit nemen Als we zien hoe weinig de tuinders en de boeren in de jonge polders zich daarover bekommeren, dan moeten we aannemen, dat de intensievere aanraking met de vraagstuk ken van geld en krediet, die de boerenstand ervaart, de bezwaren tegen het geven van inlichtingen over zijn zaken snel zullen doen verdwijnen. Wel moet van de boerenleen banken strikte geheimhouding verlangd worden. nisch onderdeel van het bedrijf dan ook. Er komt veel ondoelmatige financiering voor (schulden bij coöperatie en handelaar b.v.) en dat is voor de boer evenzeer schadelijk als het gebruik van slecht melkvee of van ver waarloosd grasland. We zullen zover moeten komen, dat het als een normale zaak be schouwd wordt, dat van het boerenbedrijf een financieringsschema gemaakt wordt en dat, als men heeft vastgesteld hoeveel middelen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1958 | | pagina 8