822
ONZE ECONOMISCHE POSITIE
BOER EN
CONSUMENT
HET CENTRAAL BUREAU
ONTWIKKELING
TERREINVERKENNEN
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
I
Jrt de M.v.T. merkt de Minister op:
..Aan invoering van een algemene regeling in
take herrekening van de verschuldigde belasting
naar een gemiddeld inkomen over een aantal jaren
kan reeds om redenen van uitvoering niet worden
gedacht."
Toch is wel iets bereikt.
In art. 55 van het ontwerp wil de Minister n.l.
cle bevoegdheid krijgen om de progressie der sterk
•wisselende inkomens wat te matigen (M.v.T. blz. 50,
kolom 1 bovenaan).
Bij Alg. Maatregel van bestuur zou n.l. kunnen
worden bepaald, dat indien belastingheffing over
de drie achtereenvolgende jaren afzonderlijk tot een
betekenend hoger belastingbedrag zou leiden, dan
wanneer deze plaats had naar een gemiddeld in
komen over die drie jaren, een herrekening en te
ruggave zal plaats hebben. De herrekening zal
evenwel slechts plaats hebben bij een verschil van
minstens 10°/o en alleen als dit verschil groter is
dan 300,
Vooral tegen dit laatste moeten we sterk
protest aantekenen, daar hierdoor alle belas
tingverschillen juist voor de kleine inkomens
blijven bestaan. De regeling als geheel kan
ons althans de voldoening geven dat wel niet
alles is bereikt wat we wensen, maar er is
toch reeds iets gewonnen. In verband hier
mede droeg Ir. Geuze het „Lied op den
Thienden Penninck" voor, dat met applaus
werd bijgevallen.
Overigens zijn noch de wetsontwerpen, noch de
vereiste A.M.v.B. een feit. Verder zal ik mij in
deze materie die in zijn geheel, hoewel ik geen
belastingexpert ben, naar mijn mening, een mieze
rig, om niet te zeggen „ondergekapitaliseerd" resul
taat opgeleverd hebben, niet begeven. Alle wensen
van de volksvertegenwoordiging zijn jarenlang af
gehouden met een beroep op deze komende her
vormingen. Er is bij deze openbaarmaking, naar
u gemerkt zult hebben, geen gejuich opgegaan, b.v.
zeker ook niet van de gehuwde werkende vrouw.
Ook van onze kant zijn daartoe dus geen redenen.
Want gheeft men dick van thienen een,
Daer blijft ten lesten een noch gheen,
Wol mach den herder stellen
Weer is met wol noch melk te vreên:
Hij wil de schaepkens villen.
IUTIJNE heren, zo vervolgde Ir. Geuze zijn rede.
A ..Bij het opstellen van voorgaande beschou
wingen was de regeringscrisis nog geen feit. Thans
zitten wij er middenin. Het is weer eens gebleken,
zoals Epictetus reeds wist, dat het niet de dingen
zijn, die de mensen in verwarring brengen, maar
hun opvatting der dingen. Doch ook reeds in de
grijze oudheid getuigde Publicius Syrus, dat bij te
veel twisten de waarheid zoek raakt.
Eén van de wrijfvlakken voor de huidige twisten
was gelegen in aspecten van de Wet Vervreemding
landbouwgronden, die morgen nog in de Eerste
Kamer behandeld zal worden. Er is uit het feit,
dat het blijvend maken van deze wet geen meer
derheid vond en uit het niet aanvaarden van een
toetsing van de verkoop van landbouwgronden door
ouders aan kinderen in nieuw verkavelde gebieden
en IJsselmeerpolders wel geconcludeerd, dat er o.a.
in de landbouw geen bereidheid zou zijn mee te
werken aan het tegengaan van splitsen van be
drijven en dat terwijl grote Rijksbijdragen voor
agrarische structuurverbetering waren gegeven en
bleven gevraagd. Die bereidheid is er o.i. zeker
wel, doch wij hebben in Zeeland ondertussen de
nodige ervaring met structuurverbetering en wij
hebben daarbij tevens geleerd, dat onze boerenbe
volking vele problemen ook anders is gaan zien.
Er is een mentaliteitsverandering opge
treden, gerijpt door inzicht, en men staat
tegenover onverantwoorde splitsingen, welke
zouden kunnen leiden tot bedrijfsgrootte's be
neden het bestaansminimum, algemeen af
wijzend. Is het splitsingsgevaar kwantitatief
nog urgent, is de Regering bij machte dit met
recente cijfers aan te tonen Wij betwijfe
len het zeer. Myson zeide reeds 600 jaar voor
Christus dat men argumenten moet onder
zoeken bij het licht van feiten en niet omge
keerd. Waar blijven de feiten Komen ze
niet te voorschijn, dan vervalt ook de argu
mentatie tegen de beperkingen in de struc
tuursector. Wil men een veiligheid behou
den. dan komt een boetebeding, in welke
richting men nu heette te zoeken, mij juister
voor dan een te dwangmatige regeling.
„Wetten maken is eenmaal gemakkelijker
dan regeren," aldus besloot Ir. Geuze zijn
rede.
Amsterdam, 18 december '58.
P\E openingsrede van de heer H. D. Louwes, voor
die Algemene Vergadering van het „Centraal
Bureau" op 18 december j.i. in Grand Hotel Kras-
mapoïsky in Amsterdam uitgesproken, stond in het
teken van cle verhouding tussen boer en consu
ment. Aan de hand van een tweetal voorbeelden
maakte de heer Louwes de ruim 1000 aanwezigen
nog eens duidelijk dat er veel tot en over de land
bouw wordt gesproken. De landbouw heeft het
moeilijk en ons volk en de Regering hebben het
moeilijk metde landbouw. Onze boeren- en tuin-
dersstand zal dan ook alle kracht en macht, waar
over hij beschikt, nodig hebben om zich in ons
volksgeheel te kunnen handhaven.
Q NS volk wordt thans geconfronteerd met de
moeilijkheden van zijn positie, waarvan spre
ker o.a. aanstipte de talrijke en sterk groeiende be
volking en het feit dat ons land het dichtst bevolkte
ter wereld is. Wij moeten met export onze kost ver
dienen op een onbarmhartige wereldmarkt waar
wij, als volk, geen kinderbijslag krijgen, noch enige
andere vorm van bestaanszekerheid.
In zijn rede kwam de heer Louwes tot de con
clusie dat onze landbouw niet lonend kan expor
teren zonder hulp van de overheid omdat door ver
schillende omstandigheden een bepaald kostenkM-
maat wordt geschapen.
Maar de landbouw kan zijn produktiepatroon
niet of alleen op lange termijn veranderen.
Om duidelijk te maken dat deze veranderingen
op lange termijn tot nu toe uitbleven, schetste hij
de situatie sedert 1914. In de eerste wereldoorlog
de honger „voor de poort", in 1930 tot '39 verlegen
heid met produktie en export, in 1940 '45 de hon
ger „binnen de poort". Daarna van 1945/'48 het
devies: „zoveel mogelijk produktie per ha" en nü
wéér verlegenheid met de produktie en de leus „zo
veel mogelijk produktie per man-uur". „Wie zal
naar deze economische weerhaan zijn produktiepa
troon richten?" zo vroeg de heer Louwes zich af.
Voorts wees de voorzitter van het C. B. o.m. op
de positieve krachten die in de landbouw werk
zaam zijn. Hij herinnerde aan de organisatorische
ontwikkelingen in de landbouw, aan het onderwijs
en de voorlichting, aan de coöperaties en de kost
prijsberekening van het landbouw Economisch In-
statuut.
Nader in gaand op de interpretaties van deze
LJE.I.-cijfers, waaraan men zich afvraagt of men
zich hier soms aan de zelfkant van het politieke
machtsgebeuren bevindt, stelde de heer Louwes de
vraag waar bijvoorbeeld een Huishoudelijk Econo
misch Instituut bleef. Spreker gaf als zijn stellige
overtuiging te kennen dat, wanneer de consumen
ten en met name de vakverenigingen tot een
gelijke constructieve arbeid zouden kunnen komen
zoals de boeren o.m. in het L.E.I., de werkelijke be
langen van ons volk ten zeerste gediend zoude .i
zijn.
HET C. B.
npERCGKEREND tot de coöperaties zei de heer
Louwes dat men uit het bovenstaande wel de
harde lering moet trekken, dat ons werk van die
voorlichting van de openbare mening, nog zeer on
voldoende resultaten heeft afgeworpen. Ons volk
kent zijn boerenstand slecht, zijn glorieuze coöpe
ratieve activiteit bijna in het geheel niet, of het
heeft er spijtige en verdraaide gedachten over.
Ook onze intellectuelen beseffen weinig van wat
hier omgaat, aldus de heer Louwes, die zich voorts
afvroeg hoe het anders verklaard moet worden dat
bij het vele spreken over structuurbeleid en dito
verbetering, nimmer gewezen wordt op de grootste
wijze warop de boer, waar mogelijk, door coöpera
tie de kleinheid van zijn onderneming overwint en
doorbreekt.
Tenslotte betrok de voorzitter de jongste activi
teiten van het C. B., dat volgend jaar haar 60-jarig
bestaan viert, in zijn beschouwingen.
De groeiende samenwerking tussen de beide
centrale aankooporganisaties van onze boeren en
tuinders noemde de heer Louwres een zichtbaar
teken van de bereidheid en het vermogen naar ver
anderende omstandigheden te durven handelen.
N. S.
Op donderdag 18 december j.l. werd in Amster
dam de jaarlijkse Algemene Vergadering van het
„Centraal Bureau" G. A. te Rotterdam gehouden.
De voorzitter, de heer H, D. Louwes werd op deze
vergadering met bijna algemene stemmen her
kozen. Namens de ruim duizend aanwezigen gaf de
vice-voorzitter van het C. B., de heer Tamminga,
uiting aan de algemene waardering die men voor
de heer Louwes heeft.
In de middagvergadering zou prof. Zijistra een
rede houden maar de politieke ontwikkelingen in
Den Haag maakten hem dit onmogelijk.
In zijn plaats hield de heer In 't Veld een belang,
wekkende inleiding over het gebruik van vliegtui
gen in de landbouw. De heer ir. Y. de Boer wijdde
tenslotte een korte beschouwing aan de gevaar
lijke ontwikkeling van het op contract mesten van
vee binnen en buiten onze grenzen.
Daar ir. J. S. Keyser, voor de Algemene Verga
dering van de Z. L. M., eveneens op deze ontwikke
ling wees verwijzen wij naar de door hem uitge
sproken rede die op de volgende pagina Is opge
nomen.
De ontwikkeling van het Centraal Bureau staat
niet stil. Dit bleek duidelijk uit de korte beschou
wing die mr. A. C. F. Hendrikse voor de Algemene
Vergadering hield. Hy noemde onder meer het
verbruik van de stikstofmeststoffen in ons land
zeer groot; in 1958 namelijk ruim 200.000 ton zui
vere stikstof. Verder deelde hij mede, dat de
nieuwe mengmeststoffenfabriek die het C. B. samen
met de E. N. C. K. bouwt, waarschijnlijk voorjaar
1960 zal gaan draaien. Verwacht wordt voorts dat
binnenkort de Coöp. Centrale In- en Verkoopver-
eniging voor de gewestelijke R.K. Landbouvv-
Inkooporganisaties G.A. tot „Delta-chemie" zal
toetreden. Het Centraal Bureau zal gaan deel
nemen aan de N.V. Luxan, een fabriek voor in
secticides. De financiële resultaten van de land
bouwwerktuigen-afdeling bleken mr. Hendrikse
nog niet ten volle tevreden te stemmen. Gunstig
zag hij echter de verkoopontwikkeling van de
aardolieprodukten. De omzet van deze afdeling
overschreed dit jaar voor het eerst de 10 miljoen
gulden. Nu sedert kort ook stookoliën in het ver
koopprogramma zijn opgenomen, openen zich
nieuwe afzetmogelijkheden, aldus de spreker. Hij
deelde mede dat dit een uitbreiding van het distri
butie-apparaat noodzakelijk zal maken.
In een korte beschouwing van directiewege ves
tigde ir. Y. de Boer, een der directeuren van het
Centraal Bureau, de aandacht op de ontwikkelin
gen in Euromarkt-verband. Speciaal wees hij daar
bij op de contacten die verschillende industriële
ondernemingen uit de zes landen met elkaar zoe
ken. Menige onderneming verkent n.l. thans het
terrein om haar commerciële of industriële belan
gen voor de toekomst veilig te stellen.
De landbouwcoöperaties, die eveneens in deze
commerciële en industriële sfeer werkzaam zijn,
mogen daarom niet achterblijven. In dit verband
wees hij op de Coöperatie Commissie die onlangs
door de Conféderation Européenne de l'Agricul-
ture (C. E. A.) werd ingesteld. Hij merkte op, dat
de wil tot samenwerking niet ontbreekt, al zal er
nog veel moeten gebeuren op dit gebied.
Ir. De Boer noemde het een moeilijke omstandig
heid dat boerengroeperingen in verschillende lan
den zich dikwijls nog eikaars concurrent voelen.
Dit mag echter geen reden zijn om aan samenwer
king, waar deze nodig is, geen aandacht te schen
ken, aldus spreker. Hij noemde de activiteit van
het bedrijfsleven zelf een niet te onderschatten
groeifactor voor de samenwerking tussen deze zes
West-Europese staten.