De akkerbouw op de Zeeuwse bedrijven
Bevredigende opbrengsten in 1958
Bekoorlijkheden en moeilijkheden
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
VERZIEN we de resultaten van onze akkerbouw in het bijna verstreken jaar, dan
stemmen de opbrengsten ons tevreden. Ook dit jaar had zijn eigen bekoorlijkheden
en moeilijkheden voor de boer.
Ook in 1958 is weer duidelijk gebleken, dat de arbeid een belangrijke factor is in onze
bedrijfsvoering. Nu het seizoen voorbij is, is het mogelijk te beoordelen waar de moeilijk
heden in onze bedrijfsvoering lagen en zijn de oogstresultaten te beoordelen.
"Want mogen we tevreden zijn over de kg-op-
brengst per ha, we zullen eveneens na moeten
gaan hoe de produktie per man is geweest. Juist de
produktie per man wordt vaak beïnvloed door fac
toren van buitenaf, zoals weersomstandigheden,
ziekten in het gewas e.a. Toch zal de boer alleen
de hoogste produktie per man verkrijgen als hij
arbeidsbezetting en bouwplan, verantwoorde me
chanisatie en gebruikelijke werkmethoden tegen
elkaar afweegt en op de meest doeltreffende wijze
harmonieert.
Het bouwplan
T\E verhouding tussen de hoofdgroepen van ge-
wassen bleef praktisch gelijk: De granen eisten
40 van de totale oppervlakte voor zich opknol-
en wortelgewassen 30%; peulvruchten 15%; han
dels- en voedergewassen 15 In de hoofdgroepen
zelf had wel enige verschuiving plaats.
baar de omstandigheden voor de inzaai van
wintertarwe in het najaar 1957 gunstiger waren
dan in 1956, is aanzienlijk meer uitgezaaid, n.l.
40 Een en ander ten koste van de oppervlakte
zomertarwe en haver.
De oppervlakte zomergerst nam nog iets toe en
blijft met 25 van de totale oppervlakte bouw
land de grootste plaats in het Zeeuwse bouwplan
innemen.
De oppervlakte aardappelen nam iets af. Het
slechte aardappel jaar 1957 zal daaraan niet vreemd
zijn. De suikerbieten namen met 6o toe.
De peulvruchten ondergingen, uitgezonderd de
schokkers, die met 34 toenamen, een kleine ader
lating. De toeneming van- het schokkerareaal is
voor een groot gedeelte het gevolg van het meer
normaal wordende bouwplan op Schouwen.
De iets mindere animo voor de peulvruchten in
het algemeen is waarschijnlijk toe te schrijven aan
de minder gunstige financiële resultaten in 1957.
De totale oppervlakte in de groep handels- en
voedergewasen bleef vrijwel gelijk. De verschui
ving van het ene gewas t.o.v. het andere is bin
nen deze groep wel het grootst. Zo zien we dat de
oppervlakte koolzaad met 50 is teruggelopen. Het
blauwmaanzaad daarentegen nam belangrijk toe.
De grootste uitbreiding onderging echter de gras
zaadteelt en wel met ongeveer 200 ha.
De inzaai
Een natte herfst 1957, gevolgd door een zachte
winter, vrijwel zonder vorst, deed voor wat de
structuur van de grond betrof, het ergste vrezen.
Alles wees er op, dat het een laat „uitrijden" zou
worden.
De tweede week van maart draaide de wind
naar het oosten. Hierop volgden een paar dagen
met flinke vorst en daarna een periode van vrij
zware nachtvorsten. Hierdoor werd de grond zo
gunstig beïnvloed, dat deze gemakkelijk was te
bewerken.
Men kon een zaaibed klaarmaken, zo mooi als
in geen jaren het geval is geweest. De bij de eerste
grondbewerking bovengehaalde taaie stukken
grond, bleken bij de volgende bewerking, dank zij
de nachtvorst, goed fyn gemaakt te kunnen worden.
Een zaaibed, zoals dit voorjaar gemaakt kon
worden, heeft grote voordelen. De kans dat het
zaad echter te diep valt, is niet denkbeeldig; dit
geldt speciaal voor de fijne zaden, zoals blauw-
jnaanzaad, vlas en suikerbieten.
Sleepvoetjes of andere middelen om dit diep-
vallen van het zaad te voorkomen, verdienen dan
de volle aandacht van de boer.
De vorstperiode in maart betekende echter voor
de wintergewassen een tijd van stilstand in ont
wikkeling en groei.
Bij karwjj en koolzaad bleek dit in een kritiek
stadium geweest te zijn. De weliswaar rijke bloei
viel ongeveer drie weken later dan normaal. De
oogst daarentegen meldde zich vrijwel op het nor
male tijdstip. De opbrengst van deze gewassen
stelde dan ook t.o.v. het overige jaar enigszins
teleur.
De ontwikkeling
T*VE begingroei was tengevolge van het aanhou-
dende koude schrale weer matig. Eind april,
begin mei, kwam er na de aanvankelijk trage
groei flink schot in. In sommige gevallen bleek
b.v. het vlas tussen 1 en 10 mei gemiddeld 12-15
cm te zijn gegroeid.
Hier en daar zag men zelfs percelen zomer
gerst, die reeds voor de bloei neiging vertoonden
om te gaan legeren. Vermoedelijk is dit mede een
gevolg van de royale N-gift. De vraag rijst dan
ook of er wel voldoende rekening wordt gehouden
met de voorgeschiedenis van het perceel, m.a.w. de
reserve aan N, die nog in de grond aanwezig kan
zijn.
Het kunstmatig afremmen met chemische mid
delen van de te geil ontwikkelde percelen heeft
gemiddeld maar weinig voldaan.
De groei van de suikerbieten was over het al
gemeen dermate snel, dat het opeenzetten min of
meer in gedrang kwam. In bepaalde gevallen
heeft de bietendunmachine uitkomst gebracht. Het
grote voordeel van deze machine is, dat de periode
van doorslaan en opeenzetten over een langere
periode uitgesmeerd kan worden en dat er een
intensieve onkruidbestrijding mee wordt toegepast.
De kostenbesparing is bij gebruik van de bieten-
dunner vrijwel nihil. Ook wordt er met de bieten
dunmachine in het blauwmaanzaad het onkruid be
streden en gedund. Verder wordt de machine ge
bruikt voor het wieden van de erwten.
Na enige ervaring te hebben opgedaan, worden
er gunstige resultaten mee bereikt. Ons inziens zal
het gebruik van deze rijen- dun- en wiedmachine
in de eerstvolgende jaren sterk toenemen en over
een aantal jaren vrij algemeen zijn.
Ziekten en plagen in 1958
/"«EZIEN de zeer onaangename ervaringen,
die in 1957 opgedaan zyn met de „ver-
gelingsziekte" in de suikerbieten en het
„kwaad" in de aardappelen, hadden deze
ziekten de bijzondere belangstelling van de
boer. Het is echter dit jaar erg meegevallen.
De ontwikkeling van de perzikbladluis, de
overbrenger van de vergelingsziekte, is sterk
geremd geworden door de vorst in maart.
Ook verder in het seizoen had de ontwikke
ling een veel rustiger verloop dan in 1957.
Van een massaal optreden was geen sprake.
Wel vertoonden in augustus vele percelen tal
van planten met vergelingsziekten. Deze late
aantasting zal echter de kg-opbrengst of het
gehalte nauwelijks beïnvloed hebben.
Was 1958 dus aanzienlijk gunstiger dan
1957, wat betreft de aantasting door verge
lingsziekte. men vergete niet, dat vijand no. 1
van ons suikerbietengewas nog niet is uit
geroeid.
Dank zij de systematisch opgezette waar
schuwingsdienst kon daar waar de luizenbe
zetting toenam, tijdig gewaarschuwd worden.
In de toekomst zal elke boer zelf aan de
hand van door onderzoek en voorlichting ver
strekte gegevens het juiste tijdstip voor een
bestrijding van zijn perceel bieten moeten
kunnen bepalen. Dit geldt uiteraard niet al
leen voor bieten, doch voor alle bespuitingen,
die op het akkerbouwbedrijf nodig zullen
zijn.
Noch te veel noch te weinig risico nemen,
mag hier richtlijn zijn. Met geen van beiden
is het uiteindelijk financieel resultaat gediend.
De aardappelen zjjn in 1958 opvallend veel
gespoten, zevenacht keer was geen uitzon
dering. De vraag of dit zichzelf betaald heeft,
kan over het algemeen bevestigend beant
woord worden.
De oogst
T"\E oogst van granen en peulvruchten is dit jaar
wel zeer moeilijk geweest. Zij heeft geduurd
van half juli tot half september. Zelfs begin sep
tember'zag men nog verschillende percelen erwten
aan de ruiter staan.
Men zag zelfs verschillende percelen tarwe in
hokken of stüken, waartussen de grond reeds was
gestoppeld. Dit komt de laaste jaren maar zelden
meer voor. Ondanks het zeer wisselvallige weer
kan men toch niet spreken van een slechte kwali
teit; schot kwam betrekkelijk weinig voor. Wel
moest veel graan kunstmatig gedroogd worden.
Op enkele uitzonderingen na werden alle erwten
machinaal gemaaid. Hiervan werd 85-90 ge
maaid met de grasmaaimachine, waarvan de maai-
balk van erwtelichters was voorzien. De resul
taten, hiermede bereikt, waren uitstekend. Ook
werd op de maaibalk de „Krol" erwtemaaimachine
gemonteerd. Ook in een zwaar gewas leverde deze
machine, die uitgerust was met een draaiende tor
pedo, goed werk. Vele percelen erwten werden
direkt van het veld af gedorst.
De gerst werd voor circa 95 geoogst met de
maaidorsmachine.
Het maaidorsen van tarwe neemt elk jaar toe
en zal o.i. over enkele jaren vrij algemeen zijn.
Tarwe, bestemd voor zaaizaad en voor het ver
krijgen van wat dekstro voor de aardappelkuil zal
voorlopig nog voor een gedeelte gezelfbinderd
worden, hoewel de behoefte aan dekstro in ver
band met het toenemen van het aantal aardappel/
uien-bewaarplaatsen steeds meer afneemt. De op
pervlakte gemaaidorste tarwe bedraagt thans naar
schatting 45-50 Het maaidorsen met opgebouwde
tank en verder transport van los gestort graan,
vond nog slechts plaats op een tweetal zeer grote
landbouwbedrijven.
De organisatorische moeilijkheden en de in
vestering van deze methode zijn zo groot, dat niet
verwacht mag worden dat de maaidorser met op
gebouwde tank op korte termijn algemeen gebruikt
zal worden op bedrijven van normale grootte.
TNANK zij de gunstige weersperiode na de graan-
oogst had de aardappeloogst een zeer vlot ver
loop. Deze was zelfs zo gunstig, dat de achter
stand, opgelopen tengevolge van vertraging bij de
graanoogst, volledig ingehaald is.
Op een hoge uitzondering na worden alle aard
appelen machinaal gerooid. Werd tot voor enkele
jaren nog vrij veel gerooid met de zgn. werprad-
rooier, thans wordt deze vrijwel niet meer ge
bruikt.
Het gebruik van de voorraadrooier is algemeen
en gaf vooral in 1958 uitstekende resultaten.
Het aantal verzamel- of zakkenrooiers nam in
1958 zeer sterk toe. In de meeste gevallen zijn dit
combinaties van een voorraadrooier met opzak
inrichting.
Doordat de grond behoorlijk droog was, ging het
rooien vlot. De aardappelen kwamen echter te
schoon op de machine, waardoor vrij veel bescha
diging ontstond.
De drang van de zijde van de praktijk voor het
rooien in de zak is vrij groot. Men zal er echter
goed aan doen te bedenken, dat elk oogstjaar geen
1958 zal zijn; wij denken slechts aan 1957.
Het systeem Ramondt biedt hierbij grote per
spectieven. Door een juist uitoefenen van genoemd
systeem voorkomt men kluiten. Het is het laatste
jaar sterk toegenomen en zal ongetwijfeld nog een
grotere uitbreiding tegemoet gaan.
"LJET sluitstuk van het oogstwerk is de bieten-
oogst. Met de oogst van het grote areaal sui
kerbieten kon, dank zij de vlot verlopen aardappel
oogst, tijdig begonnen worden. Omdat vroeg kon
worden begonnen met het rooien en omdat per
leveringstijd een beperkte hoeveelheid bieten ge
leverd mocht worden, is het rooiprobleem dit jaar
niet erg knellend geweest.
In tegenstelling tot 1957, toen een groot aantal
bietenrooiers aangekocht is, zijn er in 1958 slechts
enkele nieuwe machines bijgekomen.
Het percentage, dat nog op de van ouds be
kende methode gerooid wordt, bedraagt circa 35.
Met de lichter wordt plm. 40 gelicht. De meeste
van deze bieten worden pas na 8-10 dagen verder
gerooid. Hiermee wordt een suikerwinst ver
kregen, terwijl het tarra-percentage als regel lager
komt te liggen dan bij vers gelichte bieten.
Ongeveer 25 wordt volledig machinaal ge
rooid. Het type machine dat hierbij wordt gebruikt
is hoofdzakelijk die, welke de bieten en het loof op
dwarszwaden legt en één rij tegelijk rooit. Grote
veranderingen op het gebied van machinaal rooien
deden zich niet voor.
De opbrengst van de granen ligt op hetzelfde
niveau als vorig jaar. De peulvruchten gaven ge
middeld een beduidend hogere opbrengst te zien.
Hetzelfde geldt voor de handelsgewassen, uitge
zonderd koolzaad en karwij, die een lagere op
brengst gaven. Het leverbaar produkt van aard
appelen ligt plm. 40 hoger dan in 1957.
De suikerbieten gaven gemideld een grotere kg-
opbrengst met een hoger gehalte dan in 1957 het
geval was.
Zo leggen de resultaten over het jaar 1958 de
band naar het jaar 1959.
De ervaringen van het jaar 1958 kunnen ons
tot richtlijn zijn bij de opstelling en uitvoering
van het bedrijfsplan voor 1959.
Dr. Ir. C. W. C. van Beekom.