Het financieringsvraagstuk (5> ZATERDAG 6 DECEMBER 1958 Bedrijfseconomie I. 1. b. Gebouwen. f)OK de gebouwen behoren tot de duurzame w produktie-middelen. Met de grond is het kenmerkende verschil, dat de gebouwen aan slij tage onderhevig zijn. Evenals voor de grond is voor de gebouwen als eis te stellen dat financie ring moet plaats hebben met vermogen, dat op lange termijn beschikbaar is. Een principieel verschil met de grond is hierin gelegen, dat het in gebouwen geïnvesteerd ver mogen, zij het op lange termijn, omloopt en dat dus uit dien hoofde op vreemd vermogen moet worden afgelost. Omvang van het Vermogen. "T\E grootte van het benodigde vermogen is van allerlei factoren afhankelijk. Aard en grootte der gebouwen spreken een grote rol en deze zijn weer direct afhankelijk van de grootte van het bedrijf en van het bedrijfs- type. Een akkerbouwbedrijf van 50 ha zal over het algemeen grotere gebouwen eisen dan één van 25 ha. Een veebedrijf stelt weer andere eisen, dan een akkerbouwbedrijf en nog weer andere dan een fruitteeltbedrijf. Dr. De Regt wijdt aan de omvang der vermo- gencbehoefte voor de gebouwen de nodige aan dacht. We vinden in zijn proefschrift o.a. de volgende tabellen. Bouwkosten in guldens per ha van opstallen voor bedrijven van 20 ha. Bedrijfstype 1938 1950 Akkerbouwbedrijven 450 k 650 1700 2000 Gemengde bedrijven 650 ii 800 2300 2700 Uit dit tabelletje blijkt, dat de bouwkosten voor een bedrijf van 20 ha akkerbouw in 1950 ongeveer 35.000,bedroegen en voor de gemengde bedrij ven ongeveer ƒ50.000,—. In een tweede tabel worden de bouwkosten ge geven van 1953/54. Bouwkosten in guldens van opstallen in 1953/54. Bedrijfstype Totale Bouwkosten en bedrijfsgrootte bouwkosten per ha Weidebedrijf van 25 ha 64 800 2590 Weidebedrijf van 10 ha 37.200 3720 Gemengd bedrijf van 25 ha 70.200 3050 Gemengd bedrijf van 10 ha 40.700 4070 Akkerbouwbedrijf van 50 ha 72 200 1440 Akkerbouwbedrijf van 25 ha 57.400 2300 Uit deze tabellen blijkt duidelijk dat de gebou- wenkosten hoog zijn en een aanzienlijk vermogen eisen. Dit vermogen moet dus voor lange tijd beschik baar zijn. Eigen vermogen of vreemd vermogen op lange termijn is hiervoor de aangewezen finan- cieringsvorm. De termijn waarvoor dit vermogen ter beschik king van de onderneming moet staan kan niet nauwkeurig worden aangegeven. We moeten hier eerst enkele opmerkingen ma ken over de levensduur der gebouwen. Wij onderscheiden hier tussen: a. technische levensduur b. economische levensduur. Onder de technische levensduur van een ge bouw verstaan we de periode gedurende welke een gebouw geschikt is om voor het hieraan ge stelde doel dienst te doen. Onder de economische levensduur van een ge bouw verstaan we de periode gedurende welke een gebouw geschikt is om op economische wijze in het productieproces te worden gebruikt. In het algemeen zal de economische levens duur korter zijn dan de technische. Op deze ge schatte economische levensduur zal men de af schrijving moeten baseren en hiermede zal ook voor de financiering rekening moeten worden gehouden. Immers in deze periode loopt het in de gebouwen geïnvesteerde vermogen om en komt dus weer vrij. In theorie zou men kunnen stellen dat het ver mogen ook voor deze periode (de economische levensduur) beschikbaar zou moeten staan. Hoewel deze theorie op zichzelf zeer juist is behoeft ze o.i. voor de gebouwen niet in haar strikte vorm te worden toegepast en is het voor een gezonde financiering voldoende als het vreemde vermogen maar voor een behoorlijk lange termijn beschikbaar is. Hoewel wij in de voorgaande en in deze schets grond en gebouwen afzonderlijk hebben behan deld, zal het onze lezers opgevallen zijn, dat ten aanzien van de financiering practisch van wei nig verschil sprake is. Voor beide kapitaalgoederen is eigen vermo gen of vreemd vermogen op lange termijn de aangewezen vorm. Het valt dus niet te verwon deren, dat de hypothecaire geldlening hier een veel voorkomende financieringsvorm is. Terwijl de vermogensbehoefte van de grond schematisch kan worden weergegeven door een horizontale lijn, dus alsvolgt: is die van gebouwen uit te beelden door de vol gende lijn: 1900 1950 DE TUINBOUW IN DE E.E.G. (Vervolg van pag. 792.) In de spiegel van de toekomst. F de in de toekomst te verwachten produktie 9»^ op de markt en de markten van andere West- europese landen geplaatst zal kunnen worden en of Nederland van die markt een bevredigend deel zal kunnen blijven verwerven, is een vraag die niet met zekerheid te beantwoorden is", aldus de heer Ton. Zeer belangrijk zal in de toekomst het antwoord van de consument blijken: een aantrekkelijk uiter lijk, van een appel met een iets minder goede smaak uit Italië of een appel met een goede smaak maar met een iets minder aantrekkelijk uiterlijk uit ons land. Het wil me voorkomen dat beide categorieën appelen in de toekomst een vraag zul len ontmoeten, maar het zal van de verhoudingen van deze twee groepen kopers afhangen welke vraag uitgeoefend zal worden naar het Neder landse produkt. Belangrijk zal hierbij zijn, dat de kwaliteit van het Nederlandse produkt ook inderdaad beter is dan die van het Italiaanse, zo zeide de heer Ton. Nederland zal dan ook moeten streven naar een voortdurende verbetering van de kwaliteit en het assortiment. Een belangrijke factor bij dit alles is echter de kostprijs. De kostprijs van de teler ligt in Neder land hoger dan in Italië, maar wanneer ons pro dukt kwalitatief beter is hoeft dit op zichzelf geen bezwaar te zijn mits het verschil niet te groot is. Van veel belang zijn echter ook de kosten van de teler tot de buitenlandse importeur. Wat dit betreft bevindt Nederland zich in een gunstige positie. In de eerste plaats kent Nederland een uiterst ratio neel werkend handelsapparaat en in de tweede plaats is de Nederlandse geografische ligging veel gunstiger dan die van Italië. Maakt men de balans op dan staan op de Neder landse, aan de debetzijde de hogere telerskostprijs, en aan de creditzijde de hetere kwaliteiten de lagere kosten van het handelsapparaat en de lagere vrachtkosten. Niemand is in staat deze debet- en creditposten nauwkeurig in cijfers uit te drukken, maar persoonlijk ben ik niet bang dat de debri-ost dus het Nederlandse nadeel groter is dan de creditposten gezamenlijk. Onder één voorwaarde echter: dat Nederland beslist oen zee- goede kwa liteit op een aantrekkelijke wijze aanbiedt. TV/T ET betrekking tot peren ligt de situatie iets anders dan t.a.v. appelen. De aanbodsperiode voor peren ligt in Italië wat vroeger dan in Neder land, zodat de Nederlandse peren op de Euromarkt minder concurrentie van andere peren ontmoeten dan de appelen. Peren zullen echter wel meer concurrentie gaan ondervinden van perziken en natuurdruiven. Niet temin behoeft men nu t.a.v. peren niet pessimis tisch te zijn; het prijsverloop in de afgelopen maan den toen er overal een grote oogst was, wijst wel in die richting. Uiteraard geldt ook hier dat deze conclusie alleen betrekking heeft op een goed kwaliteitsprodukt. De afzet van natuurdruiven zal echter als de hetgeen geleidelijk zal dienen te geschieden, stellig Nederlandse markt daarvoor wordt opengesteld, teruglopen, zo besloot de heer Ton zijn overzicht. De druiventelers zullen dus gedeeltelijk over moe ten schakelen op een andere teelt, „maar in het al gemeen geloof ik dat de Nederlandse tuinbouw met vertrouwen de Euromarkt tegemoet kan tre den", aldus de heer Ton. N. S. mogelijk is". Accoord, mits maar vast staat wat met „zo goed mogelijk" wordt bedoeld. Wij zouden als antwoord willen geven, „bouwt zo goedkoop mogelijk". Wij bedoelen daarmee allerminst revolutie bouw, maar bouwen zodanig dat de technische levensduur niet al te veel verschil geeft met de economische levensduur. Is dit wel het geval dan is de kans aanwezig, dat of niet tijdig van verbeterde bouwmethode kan worden geprofiteerd, wat verlies betekent, of dat aanzienlijke verliezen optreden bij vervan ging of vernieuwing. Het is zeker niet overbodig om de tegenwoor dige bouwwijze ook eens vanuit deze gezichtshoek te beoordelen als we haar vergelijken met de vaak zo hoog geroemde, veel zwaardere, uit vorige pe rioden. B. MEIJERS, Dir. Boekhoudbureau Z. L. M. 1975 De periode van 50 jaar is hier beschouwd als de economische levensduur en if dus volkomen willekeurig. Wij willen nu in verband met bovenstaande nog enkele opmerkingen maken. We beginnen met een zeer eenvoudige vraag, n.l. hoe moet men bouwen? Meermalen krijgt men hierop als antwoord: „Zo sterk en goed als Noot: NAAR aanleiding van onze vorige schetg werd door één onzer lezers opgemerkt, dat wij t.a.v. de grond één punt over het hoofd hebben gezien. Wij schreven n.l. dat de grond, behalve bij roof* bouw, niet aan slijtage onderhevig is. Hiertegen wordt nu opgemerkt, dat door de voort schrijding van de techniek en speciaal door de ver doorgevoerde mechanisatie ook de grond economisch slijt. Speciaal de kleinere kavels zouden een waarde daling ondergaan, daar deze voor een mechanisatie- bewerking zich minder lenen. Hoewel wij de scherpzinnigheid van deze opmer king erkennen, kunnen wij de juistheid maar zeer ten dele onderschrijven, daar immers door een betere verkaveling of door perfectionering dér machines het zeer wel mogelijk moet worden geacht deze slijtage op te heffen. Een praatje in de voergang^ 5. Krachtvoer kopen. tf ET rundvee staat nu overal op stal, ook over- 11 dag. Van het vele werk dat er de laatste weken allerwegen nog was met afleveren van bieten, ploegen en nog een laatste kuil bietenloof maken begint nu het einde in zicht te komen. Voor het vee is dat er niet minder om, want on willekeurig heeft de verzorging de laatste weken wel eens iets te w.enren overgelatèn. Natuurlijk zijn we het er allemaal over eens, dat dat niet goed was, maar ja een mens kan niet- alles tege lijk. Van nu af wordt dat echter anders. Het verse bietenloof raakt op en spoedig zijn we aan de winterrantsoenen voor het vee toe. Hebt U dat rantsoen al vastgesteld? Of weet U geen raad met dat gecijfer? In het laatste geval is er geen man overboord. Het is nog niet te laat zich bij de kern aan te sluiten voor voorlichting over de veevoeding. Uw rayonassistent kan inlichtingen geven. Als we het winterrantsoen vastgesteld hebben, weten we tevens hoeveel en welk krachtvoer we nodig hebben om het winterrantsoen te comple teren. Gezien de goede oogst van de voederbie ten, die dus waarschijnlijk in ruime mate (te ruim wellicht!) gebruikt zullen worden, zal de aanvulling van krachtvoer minder groot zijn, maar veel eiwit moeten bevatten. We vervallen dan in D.- of E.-koekjes, -brokjes of -meel, die resp. ca. 28 en 33 voedernorm ruw eiwit bevat ten. Letten we genoeg op dat eiwitgehalte? De eiwitrijke koekbrokjes en meelsoorten zjijn per 100 kg duurder dan de rundveekrachtvoeders A., B. en C., waarin minder eiwit voorkomt, n.l. ca. 14, 19 en 23 Per kg eiwit zijn echter de eiwitrij kere goedkoper en we hebben daarvan veel min der nodig, als het rantsoen genoeg zetmeelwaarde aangeeft. Als gebruiker van krachtvoer kunt U eisen dat U goede waar voor Uw geld krijgt. De voeders die onder het contrölemerk C.L.O. (van de coöperaties) of A.C.V. (van de molenaars) verkocht worden, zijn goed en betrouwbaar. Dit kan ook van de gerenommeerde merkartikelen gezegd worden. Natuurlijk is het Uw goed recht om het goedkoopste voer te kopen van het type dat bij de rantsoenen op Uw bedrijf past. Men dient dan echter wel te bedenken, dat prijsver gelijking niet eenvoudig is en 0,25 of 0,50 lage re prijs per 100 kg helemaal niet behoeft te be tekenen dat het lager geprijsde artikel ook inder daad de beste waar geeft voor zijn geld. Let men op de gegeven voederwaarde-cijfers (vre en ZW), dan is er ook verschil. Sommigen garanderen een zeker minimum, anderen geven de berekende gemiddelde voederwaarde op die dus iets hoger gesteld ïs. Omdat ze zo gemakkelijk te rantsoeneren zijn, geven veel veehouders de voorkeur aan het ge bruik van koekjes. Daar is natuurlijk geen enkel bezwaar tegen, maar men dient toch te beden ken dat dit gemak met ca. 2 ct. per kg betaald wordt. Meel voederen is het goedkoopst, maar brokjes, die ook heel gemakkelijk te rantsoe neren zijn en die niet zoals meel stuiven, zijn slechts weinig duurder dan meel en eveneens veel goedkoper dan koekjes. C. DEN ENGELSEN.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1958 | | pagina 9