Winterlonen in de Tuinbouw-Fruitteelt
Zaterdag 15 november 1958
745
BEKNOPT OVERZICHT VAN DE
ONDERLINGE FRUITTELERS
HAGELVERZEKERING MIJ TE GOES
Nieuwe subsidieregeling Boerderijbouw
Een praatje in de voergang^
VERZEKERD AREAAL EN BEDRAG.
TV E ontwikkeling van de maatschappij is in 1958
gunstig verlopen. Het blijkt nl. dat voor
oogstjaar 1958 zich weer 48 nieuwe leden lieten
inschijven, waardoor de verzekerde oppervlakte
fruit in Zeeland steeg met 123 ha tot 1374 ha in
totaal. Het verzekerde bedrag onderging een zeer
aanzienlijke stijging nl. van ƒ4.813.000,in 1957
tot ƒ5.857.000,in 1958. De spreiding van het
risico is door deze toename weer aanzienlijk ver
beterd.
HAGELSCHADE 1958.
WAT de hagelschade in 1958 betreft kan het
w volgende overzicht dienen. Reeds op 22 juni
1958 werden 38 verzekerde bedrijven (over geheel
Zeeland verspreid) getroffen door een hagelbui.
Dank zij het feit, dat de hagel van een minder
harde substantie was en de vruchten zich in haar
eerste groeistadium bevonden bleek de schade op
enkele bedrijven mee te vallen.
Anderzijds waren een aantal bedrijven zodanig
getroffen, dat van kwaliteitsfruit geen sprake
meer was.
De volgende hagelbui viel op 3 juli 1958 en
richtte geringe schade aan op bedrijven in West
Zuid-Beveland.
Op 11 juli 1958 moesten bedrijven in Oost Zuid-
Beveland het ontgelden, terwijl op 18 en 19
augustus bedrijven in Haamstede, Walcheren en
Noord-Beveland vrij ernstig getroffen werden.
Naarmate de vruchten plukrijp worden stijgt
het risico en derhalve deed een hagelbui van 17
oktober 1958 bij wijze van spreken de deur dicht.
Met name in West Zuid-Beveland en Noord-
Beveland moesten een aantal bedrijven het ont
gelden.
De uiteindelijke gevolgen van al deze hagel
buien resulteren voor de Maatschappij in een
schadebedrag van rond ƒ160.000— uit te keren
aan 43 getroffen bedrijven.
Dit schadebedrag zal in de maand december
aan de gedupeerden worden uitgekeerd. De con
clusie, welke aan dit schadeoverzicht is te ver
binden is, dat het aantal geregistreerde hagel
buien jaarlijks toeneemt. Bovendien vallen de
buien zeer verspreid hetgeen tot gevolg heeft, dat
geen enkel gebied in Zeeland er zonder kleer
scheuren afkomt.
Dit is dan tevens de reden, dat meer fruit
telers de noodzaak van een dergelijke verzekering
gaan inzien d.w.z. dat ze deze kosten als een
noodzakelijke bedrijfsuilgave gaan beschouwen.
de L.
Stimulans tot goedkoper bouwen
r\ EZER dagen is een gewijzigde subsidieregeling van kracht geworden voor boerderijverplaatsing
in ruilverkavelingen en de stichting van nieuwe boerderijen op grote ontginningscomplexen.
Deze wijziging was o.a. noodzakelijk door de gewijzigde normen voor koop- en pachtprijzen voor
woningen en landbouwbedrijfsgebouwen. De nieuwe subsidieregeling, die zeer eenvoudig van op
zet is, kan een belangrijke stimulans betekenen om tot een economisch meer verantwoorde bouw
van landbouwbedrijfsgebouwen te komen, aldus deelt het ministerie van Landbouw, Visserij en
Voedselvoorziening mede.
BELANGRIJKSTE ALGEMENE
VOORWAARDEN.
1. Het bedrijf dient tenminste 15 ha groot en
goed verkaveld te zijn;
2. Geen subsidie wordt verleend indien het be
drijf door splitsing is ontstaan;
3. Bij verplaatsing in ruil verkavelings ver band
dient de te verlaten boerderij te worden afge
broken of aan de Stichting Beheer Landbouw
gronden te worden verkocht;
4. Er dient een volledige boerderij te worden ge
bouwd, te weten woning met bedrijfsgebouwen
5. Het te investeren bedrag moet minimaal gelijk
zijn aan het subsidie;
6. Bij grote ontginningscomplexen moet exploi
tatie op andere wijze dan door kolonisatie en
uitgifte van nieuwe bedrijven niet mogelijk
zijn;
7. Tuinbouwbedrijven vallen niet onder deze
regeling;
8. Aanvragers dienen een redelijke bekwaamheid,
opleiding en financiële draagkracht te hebben.
HET SUBSIDIE.
LX ET subsidie is een vast bedrag, dat wordt uit-
gekeerd na het bouwen. Het is afhankelijk
van de bedrijfsgrootte en het bedrijfstype. Onder
scheid wordt gemaakt naar akkerbouwbedrijven
enerzijds en gemengde en veeteeltbedrijven ander
zijds (meer dan 25 blijvend grasland).
De hoogte van het subsidie is gebaseerd op het
verschil tussen landelijk vastgestelde genormali
seerde bouwkosten voor goede boerderijen en de
maximum koopprijsnormen voor woningen en be
drijfsgebouwen.
VANAF 16 november 1958 gelden wederom de winterlonen, zoals die in de C. A. O. Tuinbouw
'57-'58 zijn vastgelegd.
Voor alle arbeiders, uitgezonderd degenen die belast zijn met de verzorging van vee en/of
paarden geldt vanaf 16 november 1958 tot en met 14 februari 1959 een werkweek van 44 uur.
Voor hen, die belast zijn met vee en/of paarden (maar onder de tuinbouw C. A. O. vallen) geldt
voor dezelfde periode als hierboven genoemd een werktijd van 48 uur per week.
De volgende C. A. O.-lonen gelden voor bedoeld tijdvak:
L E E F T IJ D
WEEKLOON
Vaste
vakarbeider
nimmer in
accoord werkend
WEEKLOON
Vaste geoefende
arbeider
nimmer in
accoord werkend
WEEKLOON
Vaste onge
schoolde arbeider
nimmer in
accoord werkend
WEEKLOON
Vaste vak
arbeider belast
met verzorging
van vee en/of
paarden nimmer in
accoord werkend
U
los
vak
arbei
der
URLO
se arbe
ge-
oefen
den
ON
iders
onge
school
den
17 jaar
34.59
33,77
30,35
38,52
75 ct
73 ct
64 ct
18 jaar
ft
39.44
38,51
34,61
43,93
86
83
73
19 jaar
45.51
44.44
39.94
50.69
99
96
84
20 jaar
50.36
m 49,18
44,20
- 56.09
110
106
93
21 jaar
54.61
53.33
- 47.93
60,82
119
115
101
22 jaar
57.65
56.29
50.59
64,20
125
122
106
23-65 jaar
60,68
59.25
53,25
67,58
132
128
112
65 jaar en
ouder
55,40
54,05
48,43
61.87
116
113
99
Zoals bekend hebben nog steeds onderhandelingen plaats over de invoering van een nieuwe
C. A. O. Tuinbouw-Fruitteelt, op basis van de werkclasificatie. Óver de functie indeling werd
reeds overeenstemming bereikt, maar de toeslagen vormen nog een punt van bespreking.
Mogelijk wordt in november, voor wat het algemeen gedeelte betreft, tot overeenstemming
gekomen, waarna de mantel aan het College van Rijksbemiddelaars ter goedkeuring kan wor
den voorgelegd. Daarna volgen nog de besprekingen in de provincie over het bijzonder gedeelte.
B.
BEOORDELING VAN AANVRAGEN.
A ANVRAGEN dienen te worden gericht tot de
betrokken provinciale directie van de Cultuur
technische Dienst.
Beoordeling vindt plaats door de Commissie Sub
sidiëring Boerderijbouw, waarna het subsidiebe
drag aan de gesubsidieerde wordt medegedeeld.
Hierna is de gesubsidieerde, die als opdracht
gever fungeert, vrij in het laten opmaken van plan
nen. Uiteraard is het mogelijk advies te vragen
bij de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst. De over
heidsbemoeienis beperkt zich tot de normale ge
meentelijke voorschriften en globale goedkeuring
vóórdat tot bouw mag worden overgegaan door de
subsidiërende instantie ten aanzien van minimale
voorzieningen en vervolgens de controle achteraf
of de goedgekeurde plannen daadwerkelijk zijn uit
gevoerd, waarna het subsidie wordt uitbetaald.
2.
Kernen veevoeding.
LIP vele plaatsen kan men zich melden als deel-
nemer aan de voederkernen. Op Schouwen-
Duiveland, Tholen, Noord-Beveland, een aantal ge
meenten in Zuid-Beveland, op Walcheren en in een:
groot deel van Zeeuws-Vlaanderen hebben de plaat
selijke voederkernen een circulaire aan de vee
houders toegezonden.
Hebt U zich al opgegeven, of bent U het van
wege de drukte op uw bedrijf vergeten? Voor de
kosten behoeft U het helemaal niet te laten. Al
naar de grootte van het bedrijf is er slechts 10,
tot 20,mee gemoeid. Dat is maar een krats
van hetgeen men er voor terug krijgt. Een be
sparing van hooguit een ton bieten of hoogstens
2 dozen koekjes op een hele winter en de kosten
zijn er al uit. Zit de voeding van het vee werkelijk
scheef, dan kan dit deelnemen een voordeel be
tekenen, dat de ervaring leert dit in de hon
derden guldens loopt.
Die voederkernen doen nuttig werk. Hierdoor
toch wordt men bij herhaling gedwongen zich eens
op de voeding van het vee te bezinnen. Het begint
al direct in november, als de medewerker aan de
voederkern de -gegevens komt opnemen omtrent
de aanwezige voedervoorraad en de veestapel. Hij
stelt aan de hand van die gegevens de voederbalans
en een voederplan op en komt dat zo spoedig moge
lijk met de deelnemer bespreken. Zit het met de
voedervoorraad goed, dan is het gemakkelijk een
goede basis voor de beste rantsoenen van de ver
schillende groepen vee te vinden. Zit het met die
voederbalans niet helemaal goed, dan is het zeker
op zijn plaats, dat er eens gepraat wordt. De
winter ingaan met een onjuist voederplan kost
altijd geld; hetzij dat er onnodig duur gevoerd
wordt, hetzij dat de groei of/en de produktie te
kort schiet. Gezamenlijk met de medewerker aan
de voederkern kan dan worden overlegd op welke
wijze tot de best mogelijke oplossing kan worden
gekomen. Is er te veel voer, b.v. te veel mangels,
dan kan een deel verkocht worden. Wat overbodig
is heeft geen enkel nut om toch op te voeren. Het
is altijd moeilijk precies te begroten hoeveel voer
er nodig zal zijn en als het niet te ruim lijkt, wat
en hoeveel moet worden bijgekocht. Hoe vaak bleek
het in de kernen, dat b.v. een 20 ton pulp werd ge
kocht, die geheel overbodig bleek te zijn. Het is
toch wel voordelig als men zoiets tijdig kan be
kijken en met iemand kan bespreken, die dit be
oordelen kan.
Een groot vraagstuk is voor vele veehouders
welke soort en hoeveel krachtvoer moet worden
aangekocht. Het antwoord is vrij gemakkelijk. Dat
hangt af van de hoeveelheid en kwaliteit van het
rantsoen dat van zelf gewonnen voer kan worden
verstrekt.
Dat betekent, dat de rantsoenen nagerekend
moeten worden en tevens dat ook werkelijk dat
krachtvoer wordt gebruikt, dat het meest gewenst
is. Wordt er voldoende op gelet, wat op de label
van de meelzak staat? en wordt soms niet te veel
naar de prijs per 100 kg gekeken en minder naar
de samenstelling van het voer? Allemaal vragen,
die evenzovele mogelijkheden inhouden van ondoel
matig voeren. Inderdaad met het uitgeven van
10,a 20,voor deelname aan de voederkern
kan een veelvoud van dit bedrag terugkomen. Als
we het daarover eens zijn, meldt U zich dan van
daag nog aan. Als het nog mogelijk is, gezien het
aantal deskundige helpers, zullen de kernen ook
U graag van dienst zijn.
C. DEN ENGELSEN.