VJ
r\E mate waarop deze groenbemesting dient te
■*-' worden toegepast, wordt op zeer verschillende
wijze beoordeeld. De meerderheid is van mening,
dat zeker om de 3 a 4 jaar teruggekomen dient te
worden, met daar tussendoor flinke en intensieve
grondbewerking om wortelonkruiden te bestrijden.
Jaarlijks zal dus c.a. 25 tot 30 van het bedrijf
met groenbemesters bezaaid moeten zijn.
Zaterdag 15 november 1958
743
gronden niet als onmisbaar wenst te zien, alhoe
wel deze nuttig en van grote betekenis kan zijn.
De afd. Nieuwdorp-Lewedorp meent dat stalmest
voor een blijvende bodemvruchtbaarheid onmisbaar
is. Het niet-strooien van stalmest zal de eerste ja
ren geen direct nadeel geven, maar zich na meer
dere jaren wreken. Het bufferend vermogen wordt
verminderd en ongunstige weersomstandigheden
zullen spoediger schadelijke invloed uitoefenen op
organisch arme gronden, dan op gronden die vol
doende hoeveelheden stabiele organische stoffen
bezitten. Het behoud van een goede structuur en
vochthoudend vermogen van de grond, met stimu
lering van het bacterieleven, is een eerste vereiste
voor instandhouding van de bodemvruchtbaarheid.
Het toevoegen van sporenelementen door stalmest
is van bijkomstige maar steeds grotere waarde. De
aanwezige voedingsstoffen komen geleidelijk vrij,
waardoor harmonische voeding van het gewas
plaats vindt.
De afd. Rilland stelt dat de boer te veel van zijn
gronden rooft zonder er iets voor terug te brengen.
Geleidelijke achteruitgang van de bodemvrucht
baarheid, in verband met humusgehalte en sporen
elementen, wordt hierdoor veroorzaakt. Tevens zou
een onderzoek naar sporenelementen, naar de me
ning van deze afdeling, forser en beter dienen te
worden aangephkt (met duidelijke voorschriften).
STALMEST NIET ONMISBAAR.
TJ ET standpunt van die afdelingen, die het ge-
fcruik van stalmest niet als noodzaak zien om
de bodemvruchtbaarheid op peil te houden, wordt
het beste weergegeven door wat de afdeling St.
Philipsland hierover schrijft:
„Naar onze mening is stalmest voor het he-
houd van de bodemvruchtbaarheid niet onmis
baar. Stalmest is n.l. stro plus vaste en vloeibare
uitwerpselen van het vee. Deze laatste bevatten
stoffen als stikstof, fosfor, kali en kalk benevens
sporenelementen, die echter alle als kunstmest-
stoffen aan de planten kunnen worden toege-
voegd. Het stro brengt slechts organische stof, de
humus, in de grond. We kunnen dit ook verkrij
gen door groenbemesters onder te brengen of
door stro op een hoop te laten composteren. Bo
vendien kan men ook compost aanwenden of stro
in gehakselde vorm met de groenbemester laten
verteren".
De afdelingen Serooskerke en Oostkapelle wijzen
cp de vele bedrijven die reeds jarenlang, blijkbaar
zonder nadelige gevaren, geen stalmest gebruiken.
Vraag 4. Dient naar Uw mening, indien
geen stalmest meer gebruikt wordt groen-
bemesting toegepast te worden? In welke
mate dient deze groenbemesting dan toe-
geast te worden?
EENSTEMMIG is het oordeel van alle afdelin-
gen, dat groenbemesting toegepast moet wor
den, indien geen stalmest gebruikt wordt. Men is
overtuigd van de zeer gunstige resultaten van een
groenbemester, alhoewel door enkelen ook bezwa
ren naar voren worden gebracht. Het nadeel dat
geen stoppelbewerking toegepast kan worden, met
de kans op vervuiling wordt in de eerste plaats
genoemd. Verder het optreden van klaverziekten
(klaverkanker). Eveneens wordt de aandacht ge
vestigd op de noodzakelijke afwisseling van hoppe-
rups, rode- en witte klaver, lucerne etc., afhanke
lijk van de vruchtwisseling die men denkt toe te
passen. Zoveel mogelijk groenbemesting onder de
granen en vlas met daarnaast elk jaar een opper
vlakte blijvende klaver of lucerne als diepwortelend
gewas, wordt aanbevolen.
TOEPASSING.
Enkele afdelingen menen, dat het eens in de
4 5 jaar toepassen voldoende is, terwijl slechts
2 afdelingen dit aantal jaren op 5 a 6 gesteld heb
ben.
De grondsoort en de verbouwde gewassen stellen
enige afdelingen als norm ter bepaling van de in
tensiteit van het toepassen der groenbemesting.
Nagewassen, die een slechte stoppel achterlaten, en
eveneens op de lichtere gronden, zal vaker een
groenbemester moeten worden ingezaaid. Een aan
tal afdelingen wijst er speciaal op, dat naast een
stalbemesting een groenbemesting aanbeveling
verdient, zodat het toedienen van stalmest de
groenbemester niet mag uitsluiten. De gezamen
lijke zeer gunstige werking komt de bodemvrucht
baarheid ten goede.
Vraag 5. Hoe groot is, naar Uw mening,
de waarde voor het behoud van de bodem
vruchtbaarheid van
a. bietenloof, b. stro.
AA EN is overtuigd van een zekere waarde van
bietenloof en een iets mindere waarde van
stro. De uitsplitsing van de verschillende menin
gen geeft echter enige bezwaren, omdat veelal
f"N
BODEMVRUCHTBAARHEID
De afdeling SERQOSKERKE begint haar
beantwoording der punten met de weder
vraag, wat bodemvruchtbaarheid eigenlijk is
en l>eantwoordt dit op de volgende wijze:
„Men kan zeggen dat een bodem vruchtbaar
is, wanneer hij goede gewassen voort kan
brengen, die tevens van goede kwaliteit, ge
zondheid en houdbaarheid zijn. Een bodem,
die in een slechte structuurtoestand verkeert,
kan geen goede gewassen voortbrengen, al
heeft hij grote voorraden aan planten voed en-
de stoffen. De goede structuur is afhanke
lijk van humus, kalktoestand en goede ont
watering van de bodem.''
geen uitgesproken mening naar voren wordt ge
bracht
Een globale indeling is de volgende:
bietenloof
stro
weinig waarde
8
24
enige waarde
24
17
matige waarde
10
7
grotere waarde
6
geen oordeel
1
1
totaal 49
49
BIETENLOOF.
ENIGE afdelingen stellen, dat de waarde van
bietenloof voor een deel bepaald zal worden
door de aard van het bedrijf. Naast een gunstige
invloed op de groei van het daarop volgend gewas,
zal de boer van het gemengde bedrijf meestal het
loof liever als veevoeder gebruiken en daardoor
indirect een zekere hoeveelheid organische mest
tot zijn beschikking krijgen.
Zo ook de afdeling Axel, die het als of niet on-
derploegen van bietenloof wil laten afhangen van
de volgende punten:
le. voederpositie op het bedrijf
2e. gelegenheid om het bietenloof bij elkaar te
brengen
3e. prijs van het bietenloof, bij verkoop.
Voor de grootste groep van 34 afdelingen, die
enige tot matige waarde aon het bietenloof voor
het behoud van de bodemvruchtbaarheid hecht,
zijn de voornaamste motieven gelegen in het op
deze wiize toedienen van een matige stikstofgift
en een kleine werking als groenbemester.
De gemiddelde taxatie van de waarde van bieten
loof wordt op 1/3 tot 1/5 van die van een groen
bemester en stalmest gesteld (7 afdelingen), ter
wijl een viertal afdelingen de priis in geld uitge
drukt, variërend van f50,tot ƒ75,per ha. en
één afdeling de waarde op 175per ha stelt.
De afdeling Axel geeft per 20.000 kg loof de vol
gende taxatie: 70 kg stikstof, 80 kg kali en 30 kg
fosforzuur.
De meeste rapporten noemen echter geen con
crete cijfers.
Algemeen is men van oordeel, dat het effect van
bietenloof op de lichtere gronden groter is dan op
de zwaardere en dat slechts oppervlakkig onder
gewerkt moet worden.
De afdelingen Noordwelle, Scherpcnisse en St.
Maartensdijk vermelden in het bijzonder, dat geen
koppen ondernloegd mogen worden, omdat naar
hun mening het optreden van het bietencysten-
aaltje hierdoor bevorderd zou kunnen worden.
De afdeling Cadzand stelt, dat het dubbelkoppen
van bieten niet lonend is, gezien de hoge kosten
die het afhakken van de koppen met zich mee
brengt.
"3
STRO.
r)E 24 afdelingen, die een geringe of matige
waarde aan stro toekennen, zien dit vooral op
langere termijn als structuurverbeterend en dus
in hoge mate van belang voor de lichtere-slempige
en slecht doorlatende gronden.
Het stro dient volgens hen gehakseld te worden,
met daarnaast een stikstofgift. De omzetting van
stro vraagt stikstof, die daardoor aan de in de
grond aanwezige voorraad onttrokken wordt, om
in een later stadium weer vrij te komen voor de
gewassen.
De afdeling Axel ziet in dit stikstof opeisen voor
de omzetting van het stro een voordeel bij de teelt
van vlas. doordat tijdens de afrijping het stro aan
het vlas de stikstof onthoud waardoor een mooiere
afrijping van het vlas kan volgen.
Slechts enkele afdelingen noemen in cijfers de
waarde van het stro.
Deze varieert van 25,tot 60.per ha, ter
wijl één afdeling het bedrag van 200,noemt.
Een viertal afdelingen is van mening, dat het
bij redelijke stroprijzen voordeliger is het stro te
verkopen.
Vraag 6. Welke invloed kan ontwate
ring heben op de bodemvruchtbaarheid?
,.IN WATER KAN MEN VISSEN,
MAAR NIET BOEREN.
A LS typerend voorbeeld van reactie on deze
vraag kan het antwoord van de afdelingen
Oudelande en Axel genoemd worden:
„in water kan men wel vissen, maar niet boeren".
Alle 49 afdelingen, zonder één enkele uitzonde
ring. zijn dan ook ten volle overtuigd ven de zeer
gunstige invloed die de ontwatering op de bodem
vruchtbaarheid heeft. De waardering voor goede
ontwatering varieert van onmisbaar tot gunstig.
De afdeling St. Philipsland schrijft, na geconsta
teerd te hebben dat een juiste ontwatering van
het grootste belang is,
„dat in een met water verzadigde grond geen
lucht kan toetreden, waardoor plantengroei ten
zeerste wordt belemmerd. Wat een juiste grond
waterstand is, hangt geheel van de samenstel
ling ervan af. De meest gewenste grondwater
stand voor klei- en zavelgronden met een onder
grond van fijn zand zal van 1 tot 2 m ander het
maaiveld zijn. Bestaat de ondergrond, uit grof
zand dan zal de waterstand over het algemeen
niet lager dan 1 m onder het maaiveld moeten
zijn. Bij een te lage grondwaterstand kunnen de
gewassen van verdroging hebben te lijden. Bij een
te hoge stand kunnen de gewassen met hun wor
telgestel niet diep genoeg doordringen en zich
niet ten volle ontwikkelen."
Ook vele andere afdelingen geven naast hun be
slissing omtrent deze gunstige invloed hun argu
menten ter ondersteuning ven bet door hen onder
schreven standpunt. Het blijkt bij onderverdeling
mogelijk deze te splitsen in positieve (voordelen
van goede ontwatering) en in negatieve argumen
ten (nadelen van een slechte ontwatering) maar
uiteindelijk komen deze op hetzelfde neer.
Bij goede waterhuishouding
le. goed opdrogende grond
2e. struktuur verbeterend
3e. luchttoetreding mogelijk
4e. waardoor goed bacterieleven
5e. en goed functionerend wortelstelsel en
6e. mogelijkheid tot opnemen voedingszouten
7e. goede oogst.
Bij slechte waterhuishouding
le. natblijvende „koude" grond
2e. struktuurverslechtering waardoor verslem-
ping
3e. te weinig zuurstof beschikbaar
4e. slecht bacterieleven
5e. en slecht ontwikkeld wortelstelsel
6e. moeilijke en slechte opname voedingszouten
7e. slechte oogst.
Enkele afdelingen wijzen op de gevaren van ver
droging, die plaatselijk zeer nadelige gevolgen
voor de gewassen kunnen hebben.
De afdelingen Oudelande en Axel concluderen
dat: naast een goede ontwatering een goede water
beheersing van het grootste belang is.
(Zie verder volgende pagina)
Uit het aantal inzendingen blijkt dat het onderwerp zeer zeker de nodïtre aandacht heeft ge
had. Ontvangen werden nl. 49 rapporten volgens onderstaande opstelling:
Aantal
Aantal
Beantwoordings-
afdelingen
rapporten
getal
Schouwen
13
10
77
Tholen en St. Philipsland
8
6
75
Noord -Beveland
8
O
25
Oost Zuid-Beveland
9
5
56
West Zuid-Beveland
5
5
100
Walcheren
19
31
58
West Zeeuws-Vlaandoren
14
5
?6
Axel
4
4
100
Hulst
1
1
100
Totaal
81
49
60
De l>est verzorgde en meest gedegen rapporten werden ingezonden door: Zierikzee, Poortvliet,
St. Philipsland, Krabl»endijke, Rilland, Wolf aartsdijk, Oudelande Nieuwdorp, T ewedorp, Seroos
kerke en Axel. terwijl ook uit de andere rapporten bleek, dat door de verschillende commissies
veel tijd is besteed aan het beantwoorden der vragen. Daarnaast waren ook enige zeer sum
miere antwoorden, waarin zonder verder commentaar het standpunt t.a.v. de gestelde vragen
naar voren werd gebracht.