Behoud van bodemvruchtbaarheid
r
742
RAPPORT OVER EEN VRAAGSTUK DAT DOOR DE
AFDELINGEN DER Z.L.M. WERD BEHANDELD.
/~YM tot produktie te komen moet onder meer
een drietal factoren samenwerken: grond,
arbeid en kapitaal. Voor de landbouw kan de fac
tor giond als één van de belangrijkste aangemerkt
worden.- Om de bodemvruchtbaarheid op peil te
houden, mede gezien de steeds verder doorgevoer
de mechanisatie, rationalisatie en bemestingsleer,
is het noodzakelijk, de grond tegen achteruitgang
te beschermen. Deze overwegingen leidden tot het
stellen van een 9-tal vragen over het behoud van
de bodemvruchtbaarheid.
Vraag 1. Komt naar Uw mening de
bodemvruchtbaarheid door het toenemend
gebruik van machines in gevaar? Zo ja,
wat is hier tegen te doen?
A LS één van de weinige afdelingen die gemoti-
veerd stelt, dat de bodemvruchtbaarheid door
het veelvuldig gebruik van machines niet in ge
vaar behoeft te komen, kunnen wij het rapport
van de afdeling St. Philipsland noemen. Volgens
deze commissie kan het werk, dat vroeger door 3
of 4 paarden geschiedde, nu door één trekker ge
beuren. Indien we de druk per cm2 in de paarden-
sporen vergelijken met die van het trekkerspoor,
zal dit niet zo ver uiteenlopen.
Ook het oordeel van de afdeling St. Maartens
dijk valt in vergelijking met trekkerkracht, ten
gunste van de paardentractie uit.
Van de andere afdelingen zijn er een 7-tal, die,
hoewel zij aan de mechanisatie zekere voorwaar
den willen stellen, eveneens geen overwegende
bezwalken hiertegen naar voren brengen. Men
meent het gevaar der voortschrijdende mechani
satie, door een doelmatig gebruik van de werk
tuigen te kunnen ondervangen. Het inzetten van
te zware machines op natte grond wordt ook door
deze afdelingen als niet juist en structuurbeder-
vend naar voren gebracht.
WEL BEZWAREN.
De overgrote meerderheid der afdelingen is wel
overtuigd van het gevaar voor de bodemvrucht
baarheid door 't toenemend gebruik van machines.
Het inwalsen van de grond bij het gebruik van
zware machines, zoals bietenrooiers en aardappel-
zakkenrooiers onder natte omstandigheden, waar
door de lucht- en waterhuishouding worden ver
stoord, noemen een aantal afdelingen als een groot
bezwaar. De afdeling Rilland geeft met de afde
ling Axel als reden, het structuurbederf van de
bouwvoor en ondergrond, zowel in voor- als najaar
bij de bewerking van de grond onder natte omstan
digheden. Het in elkaar smeren van de ploegvoor
is hierbij mogelijk. Ondoorlatende lagen en struc
tuurbederf kunnen hiervan het gevolg zijn.
WAT TE DOEN?
Het tweede gedeelte betreft de vraag, wat er
tegen te doen zou zijn als men door het gebruik
van machines de bodemvruchtbaarheid in gevaar
gebracht ziet.
Een groot aantal afdelingen noemt als eerste
vereiste het werken op droge grond en het reke
ning houden met de weersomstandigheden. Door
in het najaar niet te ploegen wanneer de grond
erg nat is en in het voorjaar zoveel mogelijk te
wachten tot de grond voldoende opgedroogd is,
kunnen de grootste bezwaren voorkomen worden.
Bovendien wijst men er op, dat indien het land
zaaiklaar gemaakt is, het inzaaien zo snel mogelijk
daaroD moet volgen om het uitregenen te beper
ken. Wanneer een perceel zaaiklaar gemaakt is
en men regent er daarna af vóórdat gezaaid is,
kan sterk structuurbederf optreden.
Als tweede belangrijk punt wordt naar voren
gebracht het woelen, moren of ondergronden, waar
door het ontstaan van een ploegzool of storende
onderlagen tegengegaan wordt. Nauw hiermede
samenhangende stellen vele afdelingen voor, de
druk door de wielen van de machines op de grond
uitgeoefend, te verminderen door het gebruik van
kooiwielen, brede banden aan de werktuigen of
lagedrukbanden.
Als derde punt dient vermeld té worden het door
enkele afdelingen aanbevolen gebruik van lichte
machines en het combineren van werkzaamheden,
waardoor het aantal malen rijden en dus het aan
tal trekkersporen wordt verminderd. Het gebrui
ken van machines met zo breed mogelijke werking
komt in feite op hetzelfde neer. Ook wordt het ge
bruik van goed anti-slip-materiaal aanbevolen.
Tenslotte vermelden wij nog de opmerking van
de afd. Nieuwdorp-Lewedorp, die de beantwoor
ding var het eerste vraagpunt besluit met:
„De technische- en organisatorische-inslag van
de bedrijfsleider is van groot belang om de scha
de zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken".
En van de afd. Serooskerke:
„Het schrale landbouwbeleid van het vorige
Kabinet-Drees heeft veroorzaakt, dat men op de
bedrijven vaak te weinig trekkracht en te weinig
machines beschikbaar heeft, waardoor men me
nigmaal in een dwangpositie komt te verkeren.
Het werk moet dan menigmaal gedaan worden
onder ongunstige omstandigheden. Veelal moet
men zijn toevlucht nemen tot loonwerkers, waar
door men minder in staat is het juiste tijdstip af
te wachten".
Vraag 2. Wat denkt u van de invloed
van de vruchtwisseling op de bodemvrucht
baarheid?
A LLEEN de afd. Kats meent dat de vruchtwis-
selmg geen invloed op de bodemvruchtbaar
heid zal hebben.
De afd. Brunisse zegt:
,,De vruchtwisseling is van geen invloed op de
bodemvruchtbaarheid, wèl komen bij de vrucht
wisseling andere factoren naar voren, zoals het
optreden van ziekten, parasieten, e.d."
De afd. Schoondijke meent dat de invloed niet
groot, maar dat vruchtwisseling wel gewenst is.
Daarentegen zijn alle andere 46 afdelingen ervan
overtuigd, dat goede vruchtwisseling een grote en
gunstige invloed op de bodemvrucntbaarheid zal
hebben en sommigen noemen deze afwisseling
zelfs noodzakelijk en onmisbaar om de bodem
vruchtbaarheid te verbeteren of in stand te hou
den.
Door afwisselend een diep wortelend en een
vlakwortelend gewas te zaaien, wordt naar de me
ning van een 10-tal afdelingen een zeer gunstige
invloed op de bodemvruchtbaarheid uitgeoefend.
Het diepwortelend gewas houdt de grond open,
waardoor tevens de minerale voorraden van dieper
gelegen lagen worden benut.
Door 7 afdelingen wordt de vruchtwisseling te
vens gezien als een bestrijding van ziekten en pla
gen, zoals voetziekten en roest bij granen, bieten
en aardappelencystenaaltjes, St. Jansziekte bij
erwten en de vlasbrand bij vlas. Een 6-tal afdelin
gen noemt de vlinderbloemigen als vruchtwisseling
zeer gunstig, zowel door hun toevoegende werking
met stikstof als door hun stimulerende werking
van het bacterieleven.
Het afwisselen van gewassen die vroeg en laat
geoogst worden en van veel en weinig vragende
Ook de invloed van de mechanisatie en de vaak
zeer zware machines voor alle mogelijke werk
zaamheden, kwam ter sprake in verband met het
behoud van de bodemvruchtbaarheid.
gewassen, bevordert naar de mening van enkele
afdelingen het behoud der bodemvruchtbaar
heid.
De afd. St. Philipsland vindt het vraagstuk van
de vruchtwisseling van veel meer belang voor de
lichtere dan voor de zwaardere gronden.
De afd. Dreischor brengt nog naar voren, dat
men bij een eenzijdig zaaiplan vlug gebrek aan spo
renelementen zal krijgen.
Vraag 3. Is naar Uw mening het gebruik
van stalmest voor behoud van de bodem
vruchtbaarheid onmisbaar?
ILf EN is algemeen van mening dat stalmest voor
1 A onze gronden van zeer grote betekenis is,
maar het merendeel van de afdelingen wil de stal
mest niet als absoluut onmisbaar zien.
Uit de antwoorden bleek:
Onmisbaar
Misbaar
13 af delingen
36 afdelingen
Totaal49 afdelingen
Naar de mening van 11 van de bovengenoemde
afdelingen zal bijv., op lichte gronden eerder be
hoefte bestaan aan een gift stalmest en zal deze
voor die gronden wel onmisbaar zijn. Daartegen
over staat dat men een stalmestgift op zwaardere
IN NEGEN PUNTEN.
1. Door het toenemend gebruik van machines kan de bodemvruchtbaarheid
in gevaar gebracht worden. Het werken op droge grond en bij gunstige
weersomstandigheden, het onderwoelen, het gebruik van lichte machines met
een zo groot mogelijke verdeling van de druk der wielen door het gebruik
van kooiwielen enz., en het combineren van werkzaamheden worden ter
vermindering van dit bezwaar van het grootste belang geacht.
2. Een goede vruchtwisseling oefent een zeer gunstige invloed op de bodem
vruchtbaarheid uit.
3. Stalmest is van grote betekenis voor het behoud van de bodemvruchtbaar
heid, maar is niet onmisbaar.
4. Bij geen gebruik van stalmest is het toepassen van groenbemesting onont
beerlijk voor het behoud der bodemvruchtbaarheid. Jaarlijks zal 25 tot
30 van het bedrijf met groenbemesters en klavers of lucerne als hoofdge
was dienen te worden beteeld.
5. Aan bietcnloof w.ordt voor de bodemvruchtbaarheid enige waarde, voorname
lijk in de vorm van stikstof en groenbemester, toegekend. De waarde van
stro bedraagt belangrijk minder en ligt hoofdzakelijk op het terrein van
structuurverbetering.
6. De ontwatering heeft op de bodemvruchtbaarheid een grote en belangrijke
invloed en is onmisbaar voor het verkrijgen van een goede oogst.
7. Bij een verantwoord toegepaste bemesting, gebaseerd op grondonderzoek
en bemestingsadvies, zal geen teruggang in de bodemvruchtbaarheid plaats
vinden. De voorziening met sporenelementen verdient de nodige aandacht.
8. Het gebruik van chemische middelen voor ziekten- en onkruidbestrijding
heeft waarschijnlijk weinig invloed op de bodefnvruchtbaarheid. Toepassing
dient alleen dan plaats te vinden indien de noodzaak daartoe bestaat. Met
de hand of mechanisch wieden, mag echter niet achterwege blijven. Een uit
zondering dient gemaakt te worden voor de arsenieten, waaraan wel een
schadelijke werking wordt toegekend.
9. De bodemvruchtbaarheid wordt tevens nog bedreigd door: verzilting, struc
tuurbederf bij ruil- en herverkavelingen, verdrogingsgevaar, uitlaatgassen en
afvalstoffen.