ORGAAN VAN DE LANDBOUW JONGEREN GEMEENSCHAP ZEELAND Gegfvens Het Internationale Plan voor Uitwisseling van jonge boeren en boerinnen De Kunst van het Kunst zien 713 ZATERDAG 1 NOVEMBER 1968 Redactie: C. J. van Damme. L. Hage, M. de Jager. T. Uevense, M. Murre. Z. Poppe en M. Sanders Hoofdredacteur: A. J. Klaassen. Telefoon 01100—2345 (kantoor). Redactie-adres: Landbouwhuis, Goes. Wat is het? De Internationale Uitwisseling van Jonge Boeren en Boerinnen is een plan om het mogelijk te maken voor geselec teerde plattelands jeugd van de Ver enigde Staten, om gedurende vier tot zes maanden te wonen en te werken met en bij boerenfamilies in andere lan den, en voor. de boerenjeugd van mede werkende landen om naar de Verenigde Staten, te gaan om daar op boerderijen te wonen en te werken. Opgezet in 1948, omvat de Uitwisse ling thans ongeveer 50 landen in Afrika, Azië, Europa, Latijns-Amerika, de Paci fic en het Midden-Oosten. Doelstellingen. Het plan is gewijd aan het geloof, dat begrip- voor mensen het fundament is voor wereldvrede. Door de boerenjeugd een gelegenheid te geven een andere le venswijze te leren kennen door die te beleven helpt het plan jonge mensen van het platteland om de problemen en de houding van plattelanders in andere delen van de wereld te begrijpen. Keuze van deelnemers. De toezicht houdende organisatie in ieder land kiest jonge mensen, gewoon lijk tussen 20 en 30 jaar, die landbouw- ervaring hebben, een middelbare school hebben afgelopen, vertrouwen hebben in het doel van dit plan en die tevens een oprecht verlangen hebben om ande re volken te leren kennen en te begrij pen. Uitvoer van het plan. In deelnemende landen wordt het plan geleid door plattelandsorganisaties, stichtingen, of de overheid. In de Ver enigde Staten leiden de National 4-H Club Stichting een particuliere op voedende organisatie en de Voor lichtingsdiensten van het Amerikaanse Ministerie van Landbouw alsmede de Land Grant Colleges het programma. Andere overheidsinstanties, landelijke organisaties, stichtingen en opvoedende instituten werken eveneens mede. Wat deelnemers doen. In het bezochte land wonen I.F.Y.E.- deelnemers op boerderijen, delen in het gezinswerk en het maatschappelijke le ven van de gemeenschap en dragen hun steentje bij tot een beter begrip van gewoonten, levenswijze en cultuur van hun eigen landen. I.F.Y.E.-deelnemers laten ook jeugd groepen, plattelandsorganisaties, clubs, en anderen in hun eigen land delen in hun ervaringen, waardoor zij een beter begrip van hun buren in de wereld be vorderen. Men weet, dat afgevaardigden van de Verenigde Staten in totaal zes miljoen mensen hebben bereikt door hun lezingen alleen, en vele anderen door radio en televisie-programma's en kranten- en tijdschriftenartikelen. Zowel in Amerika als in de medewer kende landen wordt aan de deelnemers van te voren iets verteld over de geo grafie, geschiedenis, kuituur en land bouw van het te bezoeken land en zij verkrijgen enige kennis van de taal van het land. Wanneer hun bezoek overzee beëindigd is, krijgen de deelnemers hulp bij het samenstellen van hun ervarin gen, vóórdat de fase van het rapporte ren begint. Financiering van de uitwisseling. In de Verenigde Staten worden geen fondsen van de regering gebruikt voor de financiering van de uitwisselingen onder I.F.Y.E. De Landbouwvoorlich- tingsdienst van iedere Staat, die deel neemt in het plan, stemt erin toe ten minste 800 voor zijn rekening te ne men van de kosten van iedere bilatera le uitwisseling, d.w.z. het zenden van een afgevaardigde uit de Verenigde Sta ten en het opnemen van een buitenlan der. Bijdragen van de Staten worden in eerste instantie opgehaald door plaat selijke 4-H Clubs, verenigingen van jonge lieden, boerenorganisaties, clubs, plaatselijke bedrijven en particulieren. Het restant van de begroting wordt bij gedragen door stichtingen, industrieën en personen, geïnteresseerd in platte- landsjeugd en internationaal begrip. Fondsen voor I.F.Y.E. in medewer kende landen komen van verenigingen van plattelandsjeugd, boerenorganisa ties, stichtingen, particulieren, bedrijven en overheidsbronnen. Omvang van deelname. In 1957 gingen ongeveer 124 Ameri kaanse afgevaardigden naar andere landen over de gehele wereld en onge veer 176 personen uit deze landen be zochten de Verenigde Staten. Sedert het plan begon in 1948, hebben 894 afge vaardigden van de Verenigde Staten deelgenomen en 1.032 jonge plattelan ders uit andere landen hebben de Ver enigde Staten onder het I.F.Y.E-pro- gramma bezocht. Deelnemende landen. De volgende landen nemen deel aan de uitwisseling: Argentinië, Australië, België, BraziKë, Burma, Chili, Columbia, Costa Rica, Cuba, Denemarken, Dominicaanse Re publiek, Ecuador, El Salvador, Enge- land-Wales, Finland, Frankrijk, Duits land, Griekenland, Guatemala, Hondu ras, India, Ierland, Iran, Irak, Israël, Italië, Japan, Libanon, Luxemburg, Mexico, Nieuw-Zeeland, Nederland, Ne pal, Nicaragua, Noord-Ierland, Noorwe gen, Oostenrijk, Philippijnen, Pakis tan, Peru, Portugal, Ryukyu Eilanden, Schotland, Spanje, Syrië, Chinese Repu bliek, Turkije, Uruguay, Zweden, Zwit serland eft Panama. Voor verdere informatie in de Vere nigde Staten kan men schrijven aan de Nationale 4-H Club Foundation, 8561 Fenton Street, Silver Spring, Maryland; in medewerkende landen kan men de naam van de organisatie, welke het plan steunt, verkrijgen door bemidde ling van zijn nationale landbouworgani satie. STRI1EK ZUID-BEVELAND. 15 november bij voldoende deelname: bezoek aan de IJSREVUE TE ANTWERPEN. Kosten 9,p. p., incl. toegangsbiljet. Opgaven: Vóór 8 november bij: Mej. HARINCK, Dorpsstraat 1, 's-Heer Abtskerke. Telefoon 1103 215. D IJ het lezen van Kunst of sugges- tie" realiseerde ik mü hoe moeilijk het is om kunst goed te beoordelen. Ik wil proberen hier wat dieper op in te gaan. Het is echter één van de groot ste problemen waar de kunst de eeu wen door mee heeft geworsteld. Zelfs in 13e eeuwse geschriften wordt al ge sproken over dit probleem. Het is onvermijdelijk dat we het pu bliek in twee delen splitsen n.l. in de gewone mensen en in de meer ont wikkelden. Onder de meer ontwikkel den mogen we niet alleen deskundigen, maar ook ieder die het met de kunst ernstig meent, verstaan. Het gewone publiek behoort tot de onbewuste vijanden van de kunst. Ze zijn zelfs gevaarlijk, omdat ze hun neus in een expositiezaal steken, na 5 minuten weer weglopen, en tegen hun buurman vertellen wat ze gezien heb ben. Als ze mooie plaatjes bekeken hebben, doen ze weinig kwaad. Hebben ze die niet gezien dan vertellen ze pre cies ook wel eens minder nauwkeu rig wat ze dan wel bekeken hebben. Meestal zijn dat dan bonte vlakken, en enge-ltjes die op de wolken dansen. En buurman, de arme man, hij weet niet dat hij luistert naar een kakelende kip zonder kop. Heus, de moderne kunst is niet moei lijk te begrijpen. Meetkundige proble men brengt ze niet mee. Alleen sym bolen, maar die heeft de kunst nog al tijd gekend, voor ons gevoel vroeger zelfs meer dan tegenwoordig. Wat de schoonheid van de hedendaag se abstracten betreft, zal ieder moeten toegeven dat ze ons beter liggen dan de vroegere baby's met of zonder vleugels. De hedendaagse kleur is fris en ze spreekt ons aan wat bij de oude mees ters lang niet altijd het geval is. Als een modern kunstenaar het schoonheidsideaal tracht te verwezen lijken, doet hij dat op een wijze die bij onze tijd past. Het is de bedoeling dat zijn werk een versiering is voor onze huizen. Het moet daar dus aan worden aangepast. De gebouwen zijn tegen woordig strak zodat een schilderstuk ook strak zal moeten zijn zonder over dadige franje. Wat niet betekent, dat het een blokkendoos moet worden. Als versiering zijn vaak bepaalde vlakken en lijnen ingevoerd. Het gaat bij kunst niet alleen om schoonheid. Kunst moet ook wat te zeg gen hebben. De kunst is spreken in schoonheid. Tegenwoordig ligt het ac cent vaak meer op spreken dan op schoonheid. Het resultaat is dan vaak te verfoeilijk om aan te zien. De wer kelijke kunstliefhebber kijkt echter verder. Hij kijkt ook naar de inhoud van het werk en zal zo'n werk toch nog enige waarde toekennen. Een werkelijk groot kunstenaar paart echter schoon heid aan inhoud. Wie zomer 1957 in Groede de werken van Arnoud Paashaus heeft gezien, weet wat goede moderne kunst is. Dit is een schilder die werkt naar de natuur. De zachte natuurlijke tinten geven aan, dat we het met een man van onze tijd te doen hebben. Het werk spreekt bo vendien van ie problemen van onze tijd. Hier spreken niet alleen de mensen, hun ogen en hun gestalte, maar ook de huizen en de bomen op de achtergrond en het tafeltje op de voorgrond. Het schilderij spreekt tot in alle onderdelen. Het vormt één groot verhaal. TT EEL anders is bijvoorbeeld het U*- werk van de Gentse schilder Fer nando. Men noemt het terecht irrealis- tisch. Hier is het niet altijd een acca- demisch portret dat spreekt. Hier ver tellen kleuren, 'lijnen en eenvoudige sil houetten het verhaal. Ik zie een raampje. Het is een klein venster in een rood bakstenen muur. Voor het glas staat een cactusplantje. Een armetierig mager stekeltje. Buiten een rijtje daken van huizen. Er boven een grauwe lucht. Ieder die dit werkje ziet, krijgt mede lijden met de arme dormmel die achter dit venster woont. Het is een werkje dat een overduidelijke taal spreekt en bovendien schreeuwt om een moderne huiskamer. Met Picasso is het een vreemde ge schiedenis. Deze uitermate begaafde kunstenaar is groot geworden door een uiterst veelzijdige stijl. Het is een kun stenaar die ver boven zijn tijdgenoten staat. Zijn succes was dan ook onge kend groot. Hierdoor aangemoedigd is hij steeds verder gegaan met experi menten. Het resultaat was verbluffend. Zijn werk kwam op een zó hoog peil, dat niemand van de hedendaagse ster velingen het volgen kan of het is meer dan waardeloos. Veel kunstenaars hebben Picasso als h.un geestelijke vader erkend. Ze zijn hem slaafs nagevolgd. Sommige met succes. De meeste van zijn volgelingen weten echter niet wat ze doen. Ze klie deren wat bonte affaires in elkaar, die nergens op lijken maar door het op sen satie beluste publiek maar al te graag gekocht worden. Verreweg de meeste van dit soort knoeiers dankt hun roem aan een oom, tante of goede kennis die in een jury zit. Soms ook zijn ze domweg een jaar in Parijs geweest. Verder hebben de grote prijs-exposities nog wel eens wat met politiek te maken. Ook is het al voorgekomen dat een prijs werd toege kend aan een kind. Niets bijzonders. Maar als de jury leden het werk in de kachel gooien, zo dra de kranten er over beginnen te schrijven, geeft zoiets toch wel te den ken. Al wordt er in de kunst dan ge knoeid, en zit eto veel kaf tussen het koren, dit mag ons toch niet afschrik ken. Laten we onzr moed bijeen rapen en zelf eens gaan kijken wat de kunst te bieden heeft. Het is de moeite waard. Laten we allemaal eens proberen om zonder vooroordeel erg moeilijk onze ogen en geest de kost te geven. Je zult niet in één keer een kunstkenner worden. Wél kun je zo weldra tot de echte liefhebbers behoren. Gedenk het eerste en grote gebod. Met kritiek kunnen we geen enkel kunstwerk ooit begrijpen, dat kunnen we alleen als wc het met liefde benade ren. TONY VERPLANKE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1958 | | pagina 9