Het paard op de voorpagina
WALCHEREN
ORGAAN VAN DE LANDBOUW JONGEREN GEMEENSCHAP ZEELAND
Z.P.M en L.J.G.
Trekkerbehendigheidswedstrijd gaat HEDENMIDDAG
door op het bedrijf van de lieer P. S. Kodde, Duinstr. 20,
Koudekerke. Aanvang 2 uur.
J
ZATERDAG 26 JULI 1958
*15
Redactie: C. J. van Damme, L. Hage, M. de Jager. T. Lievense, M. Murre, Z. Poppe en M. Sanders
Hoofdredacteur: A. J. Klaassen. Telefoon 01100—2345 (kantoor).
Redactie-adres: Landbouwhuis, Goes.
VJ7 E duiken dus even in de „fijne hap-
jes" van „Pottenkijker", van 19
ivapril. De aanhef was voor een paarden,
man pur sang, zoals ik nu eenmaal ben,
bepaald hartverwarmend. „A horse, a
horse, a kingdom for a horse" is, als
ik goed ben ingelicht, een citaat uit
één der werken van de grote Engelse
dichter Shakespeare. Mocht dit onver
hoopt niet het geval zijn, dan kan de
lezer het beschouwen als een slip of the
pen, doch het klonk mij desniettemin
veelbelovend in de oren. Naarmate ik
verder las bekoelde evenwel mijn en
thousiasme snel, want het hele menu
bleek slechts te bestaan uit een even
nodeloze als nutteloze aanval op het
paard als zodanig.
Aanvankelijk speelde ik met de ge
dachte mij in een weerwoord te be
ienen van het natuurlijke afweermid-
el van het paard, t.w. bijten of trappen,
doch bij nader inzien leek mij dit niet
de geschikte methode om de jeugd te
gemoet te treden.
„Pottenkijker" bleek door het lezen
van een artikel in het Duitse blad „Die
Welt" over wat hij zo ongeveer als de
wederopstanding van het paard moet
eschouwen, dermate geschokt, dat hij
aastig een kleine enquête op touw
leeft gezet. Een enquête, die gezien het
otaal ontbreken van enige cijfermate-
iaal inderdaad wel erg klein geweest
oet zijn.
Het lag derhalve in mijn bedoeling de
schrijver van het gewraakte artikel van
nig cijfermateriaal te voorzien, ont-
eend aan landbouwstatistieken, het
B. S. etc. Mijn voornemen werd ech-
er doorkruist door „Pannenlikker" on-
*er het opschrift „Hap nog eens" in
,De Boerenjeugd" van 3 mei. Een pret-
ig aandoend artikel, waarin geen
nkel woord ten nadele van de trekker
is te lezen, doch waarin veeleer een plei
dooi wordt gehouden voor een econo
misch samengaan van paard èn trekker.
Een door zeer vele boeren als juist
aanvaarde stelling, die ik straks met
enig cijfermateriaal wil llustreren.
Denkend, dat hiermede de kous wel
af zou zijn, was mijn enige streven er
nog slechts op gericht over deze mate
rie een persoonlijk gesprek te hebben
net „Pottenkijker", om langs deze weg
[tot een beter begrip te komen van bei
de standpunten. In „De Boerenjeugd"
ban 7 juni hapt „Pottenkijker" evenwel
terug en wel op een wijze, die met het
begrip journalistiek-fatsoen weinig
meer van doen heeft. Wanneer in een
artikel pertinente onwaarheden staan
net betrekking tot de op stapel staande
dieren wet, wanneer men de boer ver-
Jvyijt, dat hij in het najaar de bieten met
zijn paarden met behulp van een zweep
het land afsleurt en indien men de
paardengebruiker als zodanig vereen
zelvigt met een moderne ronddolende
~>on Quichotte, dan gaat ons dit in alle
gemoede toch wel iets te ver.
Volgen we echter wat „Potterkijker"
de zakelijke kant van zijn betoog noemt,
pan achten we punt a. voldoende door
„Pannenlikker" in zijn laatste weer-
ivoord onder de loupe genomen. Even
QEHALVE in specifieke paardenfokkers-periodieken of all-round georiënteerde landbouwbla-
-A3 den, is het in de huidige tijd van mechanisatie een weinig voorkomend verschijnsel, HET
PAARD als onderwerp van beschouwing te ontmoeten op de voor-pagina van enig dag- of
weekblad. We zijn er dan ook de jongeman die schrijvend onder het pseudoniem „De Pot
tenkijker" ten zeerste erkentelijk voor, dat hij het paard deze eer heeft willen bewijzen. De
wijze waarop het paard voor het voetlicht werd gebracht, kan de lezer vinden in de ko
lommen van het orgaan van de L.J.G.-Zeeland en wel in de editie van 19 april j.l. De reactie
van een man uit de praktijk, schrijvend onder het pseudoniem „Pannenlikker'*kunnen we
terugvinden in „DE BOERENJEUGD" van 3 mei j.l. De repliek van „De Pottenkijker" hierop
kunnen we dan weer vinden in ,J)e Boeren ieugd" van 7 juni j.l., terwijl Pannenlikkerop
zijn beurt weer repliceert in het nummer van 12 juli 1958.
We hebben deze artikelenreeks met belangstelling gevolgd en het komt ons voor, dat er
voor beide opponenten maar weinig aardigheid meer aan is, deze polemiek nog langer voort te
zetten. Voor „Pottenkijker" biedt ze o.i. weinig perspectieven meer. Immers, bij gebrek aan
goed gefundeerde argumenten wordt het steeds moeilijker om een reële gespreksbasis te vin
den. De humorhier en daar spaarzaam te vinden, is reeds lang van het geval af en dan
rest nog slechts het sarcasme, waar niemand van gediend of mee gebaat is. Anderzijds kan
het Pannenlikkerslechts weinig voldoening schenken, steeds opnieuw te moeten argumen
teren tegen een opponent die niet met beide benen op de grond staat en die tot dusverre nog
geen enkele positieve bijdrage heeft geleverd met betrekking tot de door hem veronderstelde
controverse tussen paard en trekker. Een controverse die er in wezen niet bestaat. Wij zoeken
het meer in het economische samengaan van paard en trekker. Nu is het onderhavige onder
werp sedert de laatste jaren een bron van studie voor vele landbouweconomen, terwijl de Land
bouwvoorlichting sdienst en de Landbouwpers zich vrij regelmatig over deze zaken uitspreken.
Het is dus niet ter zake dienende, al datgene wat over dit onderwerp gesproken of geschre
ven is, nog eens te recapituleren. Wel vol doen we gaarne aan het verzoek van uw Hoofd
redacteur, een korte nabeschouwing te geven naar aanleiding van de hierboven gesignaleer
de artikelen.
als punt d., waarbij „Pottenkijker"
slechts in bepaalde gevallen gelijk
heeft, doch t.a.v. bepaalde werkzaam
heden beslist geen gelijk krijgt van de
practische boer. Bij hooioogst, bieten en
bietenloofoogst, stapelrijden bij de
graanoogst, uitrijden van stalmest, be
paalde wiedwerkzaamheden etc. zal
men met paarden veelal vlugger kun
nen werken of men moet bij gebruik
van de trekker een man meer in be
drijf nemen.
Ook de stelling naar voren gebracht
in punt b. is aanvechtbaar. Voor wat de
dubbele opleiding van personeel betreft,
willen we even in herinnering brengen,
dat de trekkerchauffeur de paarden
knecht is opgevolgd en niet omge
keerd.
Bovendien is de opleiding van perso
neel nog steeds één der belangrijkste
taken van de boer zelf. Te beginnen
met de jonge boerenzoon, die straks
zelf leiding zal moeten geven aan een
groot, middel-groot of klein bedrijf.
We hoorden meerdere malen door er
varen en eveneens gemechaniseerde
boeren (men vergeve ons de w^t onge
lukkige woordkeus) de stelling naar vo.
ren brengen, dat de beste trekkerchauf
feurs te vinden zijn in de gelederen van
diegenen, die voorheen met de paar
den ploegden, omdat deze beter de
structuur van de grond hebben leren
kennen en de handelbaarheid ervan.
Voor het overige hebben we in het
atoomtijdperk heus Adam Smith niet
meer nodig om ons te leren, dat spe
cialisatie kan leiden tot verhoging van
de productiviteit. We hebben zelfs ge
leerd dat te ver doorgevoerde en voor
al eenzijdige specialisatie kan leiden
tot vermindering van de productiviteit.
De onder punt c. verkondigde wijs
heid, dat verbetering van paardenwerk.
tuigen een dure manupilatie zou zijn,
kan zonder meer naar het rijk der fabe
len worden verwezen.
We adviseren „Pottenkijker" zich
hieromtrent in verbinding te stellen
met b.v. Ir. H. F. Coolman van het In
stituut voor Landbouwtechniek in Wa-
geningen. Is hem dit te ver, dan kun
nen wij hem wel enige adressen aan de
hand doen van boeren en smeden uit
zijn omgeving die dit appeltje voordelig
hebben weten te schillen en verwijzen
we naar hetgeen hierover mogelijk van
de hand van Ir. Sanders in het Zeeuws
Landbouwblad of zeker in „Ons Trek
paard" heeft gestaan.
Over de aantasting van de boeren
jeugd sprekend in punt e., merkt schrij
ver tenslotte op, dat bij ploegwedstrij-
den de leeftijden van de paardenploe-
gers aanmei-kelijk hoger ligt dan die
van trekkerploegers.
Betreffende dit punt mogen wij ver
wijzen naar de uitslaglijsten van de het
vorig jaar (of eer-verleden jaar) ge
houden ploegwedstrijden in Zeeland,
waarbij de eerste prijs paardenploegers"
werd behaald door een nog zeer jeugdi
ge boerenzoon uit Walcheren. Een foto
hiervan werd gepubliceerd in één der
Zeeuwse dagbladen (naar ik meen de
P. Z. C.).
LI ET laatste woord van „Pannenlik-
ker" vangt aan met,een opsomming
van de voor. of nadelen van het schrij
ven onder pseudoniem. We kunnen
schrijver hierin niet helemaal volgen,
aangezien hij zelf eveneens onder pseu
doniem schrijft. Zijn zakelijk betoog
over de kostenkant met betrekking tot
zijn trekkrachtbezetting van zijn be
drijf vonden wij evenwel een positieve
bijdrage in de gevolgde discussie, ook
al zijn zijn cijfers wellicht niet bepa
lend voor ieder bedrijf. En daarmee
raken we geloof ik de kern van het
gehele vraagstuk.
Men kan niet zo maar generaliseren,
omdat de aard van de Nederlandse be
drijven zo geheel verschillend is. Het
bebouwbare oppervlak, de gemengde
aard, de grondsoort en de personeels
bezetting zijn vaak zo geheel verschil
lend. De arbeidsmarkt speelt vaak een
grote rol. De laatste paardentelling
wees uit, dat nog ca. 200.000 paarden
op onze bedrijven zijn te vinden. Hier
van is een belangrijk aantal aftands.
Reden waarom b.v. Dr. Ir. B. J. B.
Groeneveld, Rijksconsulent voor de
Paardenfokkerij meermalen gewezen
heeft op een te verwachten tekort aan
goede gebruikspaarden. 17,4 van het
totaal aantal bedrijven in Nederland
heeft één of meerdere tractoren, doch
heeft naast deze tractoren voor 2/3
deel nog paarden in gebruik, hetgeen
neerkomt op een totaal aantal volledig
gemechaniseerde bedrijven van ca 6
Nu houden wij niet van gegoochel
met cijfers, al kunnen zij soms leerzaam
zijn. Wat is nu het winstpunt uit de
hierboven aangehaalde polemiek?
We vinden het verheugend, dat de
jeugd een kans krijgt in een eigen ru
briek zich te uiten over de problemen,
waar ze mee worstelt. Dat vele jeugdi
ge lezers en schrijvers in de leeftijd van
omen nabij de 20 jaar nog niet over
een gerijpt oordeel beschikken, is alles
zins verklaarbaar. Dat er daarbij eens
een wagon ui't de rails loopt, hoeft nog
geen rampzalige ontsporing te zijn. Zo
is dit hier ook niet het geval, al waren
we dan ook niet ver van een déraille
ment.
In een telefonisch onderhoud met
„Pottenkijker" in de beste verstandhou
ding gevoerd, bleek n.l. dat het nooit
zijn bedoeling is geweest de paarden
mensen te kwetsen, doch dat hij slechts
de L. J. G.-ers heeft willen prikkelen
tot een weerwoord.
Dat hij hierin blijkbaar niet is ge
slaagd, betreuren wij met hem, doch
het heeft hem naar wij hopen een er
varing wijzer gemaakt, die hem moge
lijk tot steun kan zijn bij zijn verdere
carrière.
1/1 AAR wij uit een gesprek met de
Hoofdredacteur van De Boeren
jeugd kunnen mededelen, ligt het in
de bedoeling het onderwerp PAARD
in een andere en meer voorlichten
de vorm van tijd tot tijd in deze
kolommen aan te snijden. Een ver
der aanroeren van dit onderwerp
kan misschien aantrekkelijk zijn als
gespreksbasis op discussieavonden.
Dit nu, vinden wij het grote winst
punt. Vooral met betrekking tot
een alzijdige voorlichting van de
jonge boeren, die straks zelf de
touwtjes in handen moeten nemen
Touwtjes, die de Zeeuwse boeren
stand gemaakt hebben tot wat zij
is en waarbij het PAARD nog steeds
en vol overgave zijn streng trekt.
P. J. LAKO.
(Hiermede is deze discussie
gesloten. Red.)