DE BOERENJEUGD
Happen of Bijten
ORGAAN VAN DE LANDBOUW JONGEREN GEMEENSCHAP ZEELAND
Wie maakt de bus vol?
ZATERDAG 12 JULI 1958
'481
Redactie: C. J. van Damme. L. Hage, M. de Jager. T. Llevense, M. Murre, Z. Poppe en M. Sanders
Hoofdredacteur: A. J. Klaassen. Telefoon 01100—2345 (kantoor).
Redactie-adres: Landbouwhuis, Goes.
TREKKERBEHENDIGHEIDS-
WEDSTRIJD.
De kring Walcheren der Z. L. M. en
de L. J. G. Streek Walcheren zijn voor
nemens om bij voldoende deelname, za
terdagmiddag 26 juli a.s. op een nader
te palen plaats en tijdsstip een trek-
kerbehendigheidswedstrjjd te organise
ren.
Hieraan kunnen deelnemen leden der
L. J. G. Streek Walcheren, leden van
de Kring Walcheren van de Z. L. M.,
alsmede het bij hen in dienst zijnde
personeel.
De voorwaarden zijn
Inleggeld 2,50, bij opgave te
voldoen.
Bij opgave te vermelden het merk en
het type trekker en de spoorbreedte van
de trekker, waarmee men wil deel
nemen.
Opgave van deelneming dient schrif
telijk te worden gedaan vóór zater
dag 16 juli a.s. bij P. Wielemaker,
Biggekerksestraat 89 te Koudekerke,
of bij A. Lampert, Koudekerkseweg 10
te Biggekerke.
Indien mogelijk zullen voordien nade
re inlichtingen aan de deelnemers wor_
den verstrekt.
T?R gaven zich reeds 31 personen
op voor de excursie van de
streek Tholen der L. J. G. op don
derdag 17 juli a.s. naar Zuid-Lim
burg. Er zijn nog plaatsen vrij!
Opgave t/m zaterdag bij I. v. d.
JAGT te Scherpenisse.
L. J. G. IJZENDIJKE.
Uitslag van deze winter gehouden
biljartcompetitie.
Groot biljart:
1. A. v. d. Meulen 16 pnt. gem. 2.25
2. M. Dees 14 pnt. gem. 2.13
3. F. Haak 14 pnt. gem. 1.97
(Wegens plaatsgebrek bekort. Red.)
Beste partij: M. Dees (50 caramb. in
13 beurten). Hoogste serie: F. Haak:
17.
Golfbiljart:
1. J. Haak 6 pnt.
2. A. v. d. Meulen 6 pnt.
3. F. Haak 5 pnt.
(No's 1 en 2 na beslissingswedstrijd.)
(Wegens plaatsgebrek bekort. Red.)
Bonenzaaiwedstrijd
1. A. Luteijn 71 pnt.
2. A. Dieleman 67.6 pnt.
3. W. Dhondt 65.3 pnt.
4. J. Haak 64 pnt.
5. J. Verkruijsse 61.6 pnt.
No. 1 won de wisselbeker; no's 1 tot
en met 5 kregen ieder een medaille. De
Afdeling IJzendijke der Z. L. M. en ver
schillende firma's hielpen door het be
schikbaar stellen van prijzen. De jury
bestond uit oud-L. J. G.'ers, de heren J.
Dhondt, I. Haartsen en M. Risseeuw.
Maximaal waren 80 pnt te behalen.
(Wegens plaatsgebrek bekort. Red.)
HOPEND, dat de redaV-tie van „De
Boerenjeugd" de nodige ruimte
beschikbaar wil stellen voor een twee
de antwoord aan „De Pottenkijker", wil
ik gaarne dank zeggen aan genoemde
redaktie voor haar bereidwilligheid, de
reeds gevoerde en/of nog te voeren
discussie mogelijk te maken.
Het onderwerp is m.i. belangrijk ge
noeg, getuige het feit dat de heer P.
schrijft, dat zijn eerste artikel de ge
moederen der paardenliefhebbers in
beweging heeft gebracht en dat mijn
eerste publicatie hierop de mening van
veel liefhebbers vertolkt. Uit deze
woorden moet dus verstaan worden, dat
mijn reactie niet de enige is geweest,
maar wel de enige die gepubliceerd
werd. Hieruit vloeit voort, dat ik de eer
krijg als gelegenheidsschrijver op te
moeten treden namens die vele ande
ren en op te tornen tegen de geregelde
schrijver; voorwaar een twijfelachtige
eer en een niet geringe opgave. Ik wil
en mag me hieraan echter niet meer
onttrekken, temeer daar het 2de arti
kel van de heer P. wel wat stof tot
overdenking geeft.
U schrijft hierboven „Ik hap", maar
u had haast kunnen zetten „lk bijt",
want dat scheelt niet zoveel meer. Ik
kom daar straks wel or terug. Het on
der pseudoniem schrijven heeft mis
schien zijn aantrekkelijke kant. Men
kan dan lekker raak schrijven, scherp
reageren en haast zover gaan, dat men
de fatsoensnormen nog slechts bena
dert. M.i. overschrijdt de heer P. hier
deze normen, doch dat is zijn zaak en
ik hoop hem hierin niet te volgen. Wèl
wil ik gaarne onze discussie scherp
stellen en heb geen bezwaar tegen
„vierkant praten", als u begrijpt wat
ik bedoel.
We hebben beslist niets aan veron
derstellingen als uitgangspunt. Wan
neer u bv. aanneemt, dat schrijver
nooit van vereenvoudiging van werk
methoden heeft gehoord en dat hij aan
het euvel lijdt de klok des tijds te wil
len stilzetten, dan mag u dit gerust
denken, doch het siert u niet het te
schrijven. Hetzelfde geldt, wanneer u
vaststelt, nota bene vaststellen, doch in
feite al reeds geen veronderstelling
meer, dat uw tegenstander in deze
kwestie geen paardenvriend is om het
simpele feit, dat hij zijn paarden goed
wil doen door hen te laten werken. Om
dat u een goed pakkend slot wil heb
ben gaat u nog verder en stelt het
voor, alsof ik u iets zou willen verko
pen. Neen geachte opponent, dit zijn zo
van die opmerkingen waarmede ik be
doelde dat u meer bijt dan hapt en
waarmee u de fatsoensnormen, ook on
der pseudoniem, overschrijdt. Maar
weest u gerust. Ik kan u verzekeren dat
mijn klok niet stilstaat en dat ik nog
niet kan verdragen dat ze achterloopt.
Mijn wekker loopt op goede boerentijd
af en staat daarbij volgens goede boe-
rengewoonte altijd een beetje voor.
Verder hoop ik dat u weet en indien u
het nog niet weet het spoedig mag we
ten, dat werken het beste is wat mens
of dier kan doen. Wat uw „koopalinea"
betreft kan ik u enkel mededelen, dat
noch u, noch uw lezers de genoemde
produkten van mij kunnen kopen en
wel om de eenvoudige reden dat ik ze
niet heb. Ik ben noch „knollen-boer"
nóch „citroenenverbouwer". Ik weet
inderdaad dan ook veel te weinig van
de specialisatie-theorie van Adam
Smith, anders was ik hiermee misschien
wel eerder begonnen.
A LVORENS deze algemene kritiek
te besluiten, nog enkele opmer
kingen. Aanleiding tot uw eerste
schrijven was een artikel in een
buitenlands blad (Die Welt). U
heeft niet de bedoeling gehad het
paard de doodsteek te geven, om
dat dit volgens U al door anderen
is gedaan. Dit maar om het even
vast te leggen, hoewel het overi
gens van weinig belang is. Verder
meen ik, dat het niet helemaal eer
lijk en konsekwent van U is, indien
U in een bepaalde alinea spreekt
van „het paard en ik". Ik meen, ge
zien uw beschouwingen en uitlatin
gen, dat zowel het paard als U er
recht op hebben, los van elkaar te
staan. Indien U meent nog woor
den te moeten wijden aan het
paard in verband met de dierenbe
scherming via sociale voorzienin
gen dit als antwoord op een op
merking mijnerzijds zorgt U dan
op dit gebied goed geïnformeerd te
zijn, want dat is U zeer bepaald
niet.
Nu de zakelijke kant. Ik ben erken
telijk dat „De Pottenkijker" toegeeft,
dat zijn eerste artikel zakelijk waarde
loos was en ik ben hem nog meer er
kentelijk, dat hij met plezier ook deze
kant wil bekijken. Mocht hij na deze ver.
dere discussie wenselijk achten, dan
stel ik het wel op prijs ons tot de zake
lijke kant van de zaak te beperken. Al
die andere rompslomp is zonder meer
oneconomisch. Nu zijn voor mij en ik
denk voor de meeste lezers uitdruk
kingen als „economische overwegingen"
en weer verder „economische termen"
heel weinig zeggend, indien de stellin
gen hieruit opgebouwd, niet bewezen
worden. We zijn er niet, door van het
paard alleen te zeggen „deze dieren zo
snel mogelijk de laan uit".
Ik heb inderdaad gezegd dat op een
groot bedrijf 2 a 3 paarden rendabel
zijn als trekkracht en ik wil wel enige
cijfers aanvoeren om te trachten dit
te bewijzen. Maar wanneer u hieraan
toevoegt dat mijn stelling inhoudt, dat
iedere andere combinatie zonder paar
den een kleiner inkomstenoverschot
geeft dan die met paarden, dan is dit
uw stelling en niet de mijne. Dit geldt
ook, indien u verder zegt dat men de
wens om paarden te houden niet moet
willen verdedigen met het motief dat
dit algemeen het voordeligst is. Ik heb
dit nog steeds niet beweerd. Als u in
dit stadium over inkomstenoverschot
wil gaan praten, dan gaan we op dit
moment te vei-, want ondanks het feit
dat het uiteindelijk gaat om de onder
ste regel, dan heeft dit zoveel meer fa
cetten dan de trekkrachtbezetting al
leen, dat we dit inkomstenoverschot
nog wel gevoegelijk buiten beschouwing
kunnen laten en ons bepalen bij de kos
tenkant van de rekening.
Van uw opsommingen waarmede de
paardengebruiker economisch rekening
dient te houden is punt d. inderdaad
belangrijk. Wat u onder a. noemt, nl. de
dubbele aanschaffing van machines, is
van zeer ondergeschikte betekenis. U
noemt de paardenploeg enz. Met dat
enz. is u al heel vlug uitgepraat, want
dat is niet zoveel. Doch voor zover er
iets dubbel nodig is omdat het niet aan
wezig is, wat overigens meestal wel het
geval is, dan is het nog voor een appel
en een ei bij u en uw collegae te koop.
Als u onder d. zegtr, dat 2 a 3 maal min.
der werk doen dan de trekker in dezelf
de tijd, dan heeft u gelijk als u erbij
zegt „bij bepaalde werkzaamheden". Zo
als het nu staat is het onvolledig.
Dan stelt u mij de eerste en de enige
vraag die werkelijk van belang is, nl.
hoe ik dat economisch kan verantwoor
den. Geachte heer P., ik wil niet zeggen,
dat de theorieën van Adam Smith die u
aanvoert, voor mij helemaal onbekend
zijn, maar ik loop daarmee niet in mijn
zak en u weet daarover waaischijnlijk
veel meer dan ik. Wèl ben ik in de eco
nomie zover gevorderd, dat ik geleerd
heb een produktiehuishouding in ons
geval een landbouwbedrijf als één ge_
heel te zien. Dit betekent heel simpel,
dat men het meeste overhoudt door te
trachten zoveel mogelijk binnen te krij
gen en zo weinig mogelijk uit te geven.
Waar het hier om het laatste gaat en
dan nog speciaal om het onderdeel trek
kracht met alles wat daar bij hoort,
maar in 't bijzonder de trekkracht
i.v.m. de manuren, wil ik u gaarne eni
ge persoonlijke cijfers geven. U heeft al
wel begrepen dat ik zelf een bedrijf ex
ploiteer. Dit is ca 50 ha groot. Vrij zwa
re grond en behoorlijk verkaveld. Het
percentage hakvruchten, bieten, uien en
pootaardappels bedraagt 41 wat dus
vrij intensief genoemd mag worden.
Ik schrijf d.d. 14 juni en ik verzeker
u dat de gewassen er bij liggen zoals
dat hoort op deze tijd, dus schoon. Be
halve sproeiwerk is van loonwerkers
geen gebruik gemaakt. De trekkracht
bestaat uit één trekker van 40 pk (met
lift en aftakas en 3 paarden. Nu wil ik
het begin van een produktiejaar stel
len op 1 maart. Daarvan zijn dus 15
weken verstreken. In deze 15 weken
werden bij mij 2572 manuren gewerkt.
Tel hierbij voor de e.v. twee weken 360
uren op, dan wordt dit 2932 manuren
voor een derde deel van het lopende
jaar. Hierin ligt de gehele vei-plegings-
periode inclusief een groot deel der
aardappelselectie. De trekker draaide
in deze periode 85 uren; de rest ge
beurde, natuurlijk, met de paarden. In
de volgende 17 weken liggen de man
uren zeer bijzondere omstandighe
den voorbehouden niet hoger. In de
daarop volgende 18 weken ligt het la
ger. Maar verdiconteer er nog maar
iets risico in en maak het getal maar
rond op 9000 of 180 per ha. Hierbij hoe
genaamd geen loonwerk,, terwijl de
pootaardappelen, afhankelijk van tijd
stip van aflevering, voor een belang
rijk deel zelf klaargemaakt worden.
JK BEN hiermede natuurlijk niet
volledig en wil dit ook niet zijn.
Ik ben slechts even van de verdedi
ging in de aanval gegaan, want in
feite was het aan U geweest uw
stellingen te bewijzen. Mijn ver
strekte cijfers kunnen voor U mis
schien aanleiding zijn, mij van mijn
ongelijk te overtuigen. Ik weet niet
of de „Pottenkijker" ook boer is.
Als U mij laat raden dan zeg ik,
hij kan van alles zijn behalve boer,
maar ik hoop dat ik dit mis heb.
Maar wanneer mijn veronderstel
ling juist zou zijn en U geen boer
is, dan zult U toch wel kort genoeg
bij de boerenpot zitten, dat U tot
op de bodem kunt kijken. Wellicht
eet U uit hetzelfde potje mee en
zult U wel in staat zijn mijn prak-
tijkcijfers te toetsen aan de prak
tijk van andere bedrijven of eigen
bedrijf.
Ik ben zeer benieuwd of nu wer
kelijk mijn manuren per ha per
jaar zoveel hoger liggen dan in uto
gemotoriseerd bedrijf, zoals U ver
onderstelt. Want dit is veel belang
rijker, dan dat ik over een bepaald
werk langer zou doen dan U.
„PANNENLIKKER."
(Samenvattend slot volgt.)