De ontwikkeling van het kleine bedrijf in Nederland DE Z. L. M.-DAGEN 1958 Rede van Ir. G. J. TER BRUGGE, gehouden op de Algemene Vergadering van de Z.L.M., op 19 juni 1958 te SI. Maartensdijk te SCHERPEMSSE ZATERDAG 28 JUNI 1958 INLEIDING. TLTET is in de laatste jaren een hachelijke taak gewor- den, aldus opende Ir. C. J. ter Brugge, Inspecteur voor West- en Zuid-Nederland van de Cultuurtech nische Dienst, om over het kleine boerenbedrijf te spreken. Het zal U dan ook niet verwonderen, dat ik met een bezwaard hart gevolg heb gegeven aan de uitnodiging van Uw Bestuur. Ook al doordat het vraagstuk lang zamerhand in de politieke sfeer is getrokken, lijkt het dikwijls moeilijk onderscheid te maken tussen wat objectief is en wat niet. zult niet van mij verwachten daar het vraag stuk zo veelzijdig is, d.w.z. zoveel aangrijpingsmogelijk- heden biedt dat ik een bevredigende oplossing zal kunnen geven. I_JET ligt echter in mijn bedoeling met U over het vraagstuk na te denken, daarbij niet uit gaande van het standpunt van de Overheid' van de standsorganisaties of van de overige bevolkings groepen maar te trachten de materie te zien als de belanghebbenden zelf. Wij gaan er daarbij van uit, dat de boer op zijn klein bedrijfje in dit dynamische tijdsgewricht dik wijls voor een moeilijke keus geplaatst is en dat hij daarbij handelen moet naar eigen verantwoor delijkheid. Er is daarbij volstrekt geen reden tot paniek, maar slechts tot een ernstige bezinning over de feiten. De Overheid heeft vanzelfsprekend belang bij een goede agrarische structuur, waarbij de concur rentiekracht van de Nederlandse land- en tuinbouw ten opzichte van het buitenland zo groot mogelijk is. Zij zal daarbij in het bijzonder hulp bieden bij het verbeteren van die factoren, welke de boer zelf moeilijk kan veranderen, zoals bijvoorbeeld de ont sluiting, de ontwatering, de verkaveling enz. Hierbij hoort ook de mogelijkheid van bedrijfs- Vergroting. Zoals later zal worden besproken, zijn de mogelijkheden niet onbelangrijk, maar een alge heel resultaat zal zeer moeilijk, en dan nog op lange termijn, worden verkregen. Daarnaast voert de Overheid een prijzenbeleid. Indien nu door een actief structuurbeleid de kostprijzen van de land- bouwprodukten in die zin konden worden verlaagd, dat voor de ondernemers in de landbouw een rede lijk inkomen zou blijven gewaarborgd, terwijl daar. naast de consumentenbelangen en de export zou den worden gediend, daar zou dit een begerens waardig perspectief openen, TA OOR een goed opgesteld economisch onderzoek moet het mogelijk zijn om ten naaste bij na te gaan wat de invloed op het prijzenbeleid zou kunnen zijn, indien bijvoorbeeld ineens alle kleine bedrijven vergroot zouden worden tot 10, 15 of 20 ha. Hierbij dienen wij dan te bedenken, dat een dergelijke structuursverandering slechts langs vrij- willige weg, en dus op lange termijn, kan worden verwezenlijkt en dat daarnaast de wereldmarkt prijzen en de huidige afzetmoeilijkheden momen teel waarschijnlijk een grotere rol spelen. Persoonlijk acht ik een goed structuurbeleid voor de landbouw in ons land van zeer grote betekenis, maar hiervan is de invloed op het prijsniveau een onderdeel. De standsorganisaties bezien het struc tuurbeleid door een geheel andere bril. Zij moe ten voor hun leden opkomen. Elke vereniging ziet vanzelfsprekend ongaarne, dat het aantal leden verminderd. Men wil dit aantal liever uitbreiden. VV7 ANNEER nu de positie van een deel dezer leden in het geding komt en er vallen dan wellicht uit hun verband gerukte woorden als verdwijnen, overbodig en opheffen, dan is het begrijpelijk, dat een afweerhouding ontstaat, welke IAE hoogtijdagen van de Z.L. M. in 1958 liggen weer achter ons. Wie deze dagen op de dijk naast en achter het tentoonstellingsterrein heeft gestaan, kon van daar uit goed de bedrijvigheid bekijken van vee, mensen, auto's, het wapperen van de vlaggen, de vele tenten, terwijl vrolijke muziek uitnodigend klonk, en alles dat verder bij deze grootse Z. L. M.-manifestatie hoorde. Soms zelfs werkte de zon mee om de feestvreugde te vergroten, al was dat maar een enkele keer het geval! Dat het programma niettemin afgewerkt werd is voor een groot deel te danken aan het doorzettingsvermogen en de kundigheid van de organisatoren en de onmisbare medewerking van de enthousiaste leden. In de eerste plaats willen wij dan ook de organisatoren complimenteren met het vele door hen geleverde werk. En wan neer wij dan deze keer een uitzondering willen maken door namen te noemen, dan zijn er wel twee die daar zeker voor in aanmerking komen. In de eerste plaats de Tentoonstellings-voorzitter, de heer A. J. Groenewegen en zijn secretaris, de heer W. C. Sinke, die beiden steeds op de .be dreigde punten" te vinden waren. Niet minder lof willen wij toezwaaien aan de Nederlandse Heide Maatschappij, die op zo voortreffelijke wijze mee hielp om de tentoonstelling tot een werkelijke manifestatie te maken. De medewerking, die van de zijde van de Overheid werd gegeven en in deze in het bijzonder van de zijde van de politie, die zowel bij de rijtoer over het eiland Tholen als op het terrein daadwerkelijk medewerkte, mag even eens niet onvermeld blijven. TT/"ANNEER wij dan terugdenken aan de afgelo- pen dagen, dan maken wij weer de rijtoer mee, die ons over het „eiland" St. Philipsland voerde, dan zien wij weer onze Algemeen Voor zitter, Ir. M. A. Geuze, die vóór de aanvang van sters en L. J.G.-ers op het podium de Z L. M.- vlag hijsen en dwalen wij weer door de vele ten ten op het 14 ha grote tentoonstellingsterrein. En daarbij valt ons weer op wat in de tent van de Z. P. M., L. J. G. en Bond van Plattelandsvrouwen te zien was. Wij denken daarbij aan de mode show, door grote en kleine mannequins getoonde kleren, aan de volksdansen en de door de L. J. G. georganiseerde wedstrijden. Dan zitten wij in ge dachten weer in de overvolle consumptietent, waar een toneelgezelschap uit Oud-Vossemeer en Tholen op zeer verdienstelijke wijze het toneel stuk „Pinky" voor het voetlicht bracht. De Voor zitter, Ir. M. A. Geuze, die veór de aanvang van dit stuk een inleidend woord sprak en onder streepte hoezeer toch alle mensen één zijn, terwijl daarna het gezelschap, onder vaak stromende regen, die op het tentdak neerkletterde, de aan dacht van de vele bezoekers wist te boeien. Wij denken weer terug aan de machtige mani festatie van trekpaarden en rundvee. Aan die van het „Zeeuwse speelgoed", zoals de microfonist zei toen de pony's in de ring kwamen. De K.E. Har monie „St. Cecilia" uit Stampersgat, die ondanks het slechte weer de moed er in wist te houden evenals de muziekgezelschappen van het eiland Tholen, die op zaterdagmiddag optraden. TAE herinnering aan deze goed georganiseerde ■L/ Z.L.M.-dagen is echter onvolledig wanneer wij daarbij niet de demonstraties met de kunstmest strooiers en laad- en loswerktuigen noemen. Wij moeten ook terugdenken aan de sportieve wed strijden tussen de Landbouwhuishoudscholen, bijgewoond door de heer J. M. Berrevoets, hoofd consulent van de Lichamelijke Opvoeding, de turndemonstraties op zaterdagavond en het door de landelijke ruiters opgevoerde programma op vrijdag en zaterdag en het indrukwekkende num mer vrije dressuur dat getoond werd. En tenslotte de laatste momenten van deze tentoonstelling, toen de voorzitter, na een veelzijdig en uitgebreid programma, bekend maakte, dat het bezoek, on danks de slechte weersomstandigheden, toch nog meegevallen was. Een beter bewijs dat het op het Thoolse land, waar de Kring Tholen en St. Phi lipsland van de Z.L. M. als gastheer optrad, goed toeven was, is moeilijk denkbaar. N. S. zich in emotionele bewoordingen kan uiten. De ervaring leert, dat er op dit gebied echter enorm veel misverstanden heersen. Daarbij komt nog, dat in bepaalde gevallen de organisatie tevens de afzet van kunstmest en voergranen in handen heeft, waarbij de kleine bedrijven tot de hard werkende, beste en meest trouwe afnemers kunnen worden gerekend. Het is derhalve voor de standorganisatie geen eenvoudige zaak het vraagstuk zó te benaderen, dat het intern geen weerstanden oproept. In som mige grote bladen, waarvan het merendeel van de lezers niet in de landbouw werkzaam is, komen de laatste tijd meer artikelen naar voren, die critiek uitoefenen op het landbouwprijsbeleid, waardoor de landbouw in een ongunstig daglicht wordt ge plaatst. Daar komt ook bij, dat deze zaak voor de leek bijzonder moeilijk is. Ook de economen zitten met het probleem. Een onzer bekende economen liet zich enige tijd geleden ontvallen: „De landbouw is een uitstervende bedrijfstak." En dat, terwijl een klein aantal mensen namelijk hen, die in de landbouw hun werk vinden voor een belangrijke bijdrage aan het nationale inkomen zorgdragen Daarom, aldus Ir. Ter Brugge, is het ook nood zakelijk dat wij het nodige begrip blijven kweken voor de' landbouw en zijn huidige positie. De overige bevolkingsgroepen als consumenten, middenstand, industrie en handel werpen soms nog meer olie op het vuur. Iedereen heeft vrijwel be lang bij een levensmiddelenpakket, dat zo laag mogelijk in prijs is en men hoopt, dat dit bereikt kan worden door een verbeterde agrarische struc tuur. Waar echter voor de landbou w zelf dit vraag stuk al zo buitengewoon moeilijk is, mag niet wor den verwacht, dat buitenstaanders de oplossing zullen geven. Bovendien is het probleem van de te kleine industrieel en middenstander even klem mend. DE FEITEN. T OS van bovenstaande beschouwingen is in de -L' laatste 10 jaar de gehele agrarische bevolkings groep teruggelopen van, volgens het L. E. I., 589.000 tot 480.000, een vermindering dus van 2 per jaar en men neemt aan, dat de ontwikkeling in de vol gende tien jaar niet veel anders zal zijn. In de zeer lezenswaardige bijdrage tot een verantwoord struc- tuurbeleid ten aanzien van de Nederlandse land en tuinbouw, de vorige maand uitgebracht door de K. N. B. T. B., waarin cijfers van de C. B. S. wor den gebruikt, blijkt, dat alleen al van 19501955 de groep van bedrijven van 18 ha met ruim 10.000 is verminderd. In de uitgave van het L. E. I.: „De landarbeiders in Nederland" (Een beroepsgroep in beweging), wordt vermeld, dat in 1956 het aantal landarbei ders, dat meer dan 6 maanden in de landbouw werkt, niet meer dan 107.000 bedroeg en dat dit aantal in 1970 nog slechts 85.000 zal bedragen. Dit betekent, dat er in de na-oorlogse jaren een ware uittocht van landarbeiders, boerenzoons en kleine boeren heeft plaats gehad en zij doen dit heus niet om een Overheid, een Minister of wie dan ook een plezier te doen Dit verschijnsel is internationaal. In Amerika bijvoorbeeld, verlieten in de periode 19401950, ruim drie miljoen mensen de landbouw, dit is ruim 30 Hoewel er dus enerzijds door dit economisch gezonde verschijnsel geen reden tot een paniekstemming behoeft te zijn, geeft het anderzijds ook geen reden tot juichen, De indruk, welke in bovenbedoelde bijdrage zou kunnen worden gewekt, dat de kleine bedrijfshoofden als het ware staan te dringen om zich braaf op te geven bij een of ander aanmeldings bureau voor een ander beroep, gaat ook te ver, want achter deze keuze gaat soms een schrijnende armoe schuil. Vele boerenzoons namen hun beslis sing te laat en gingen als ongeschoolde arbeider naar de stad. Het L. E. I. komt dan ook tot de conclusie, dat op de zandgronden 70 van de boerenzoons een beroep „kiest", dat minder is dan dat van de vader. In hoeveel plattelandsgezinnen zal het bespreken van de keuze om naar de stad te vertrekken, niet met felle debatten en ruzies gepaard zijn gegaan? Het is als met een zware operatie: we mogen dan wellicht vrijwillig kiezen, maar soms is het alternatief dan ook sterven. OORZAKEN. "\700R een goed begrip van deze verschuiving in de plattelandsbevolking is het misschien goed enkele van de oorzaken eens wat nader te bezien. De oorzaak is niet onmiddellijk aan te geven. Het is weer een complex van factoren. Een belangrijke, zo niet belangrijkste factor, zal waar schijnlijk zijn het vooral in relatieve zin achter blijven van het inkomen. Het arbeidsinkomen van de landarbeider, kleine boer en boerenzoon, blijft dikwijls ten achter, soms zelfs bij dat van een on geschoolde arbeider in de stad. Het is daarbij zeker niet zó, dat men voor enkele (Zie verder volgende pagina.).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1958 | | pagina 3