Historische ontwikkelingen
van twee «Eilanden»
H'
Fruitteelt op het eiland Tholen
396
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
f ISTORISCHE ontwikkelin
gen kan men bezien in het
algemeen voor een bepaald gebied
en meer speciaal uit de gezichts
hoek van de landbouw. In bij
gaand artikel wordt eerst in het
algemeen een en ander over
Tholen en Sint Philipsland ge
schreven en daarna worden nog
een paar woorden gewijd aan de
landbouw.
TX7ANNEER wij ons Tholen en Sint
Philipsland voorstellen zoals deze
gebieden er in de vroege middeleeu
wen uitzagen een gebied van water,
schorren en slikken, met enkele omkade
polders en we weten daarentegen op
de ongebroken dijkringen die thans zo
wel Tholen als Sint Philipsland om
sluiten, dan kunnen we ons goed voor
stellen dat de exploitatiemogelijk
heden voor deze gebieden ingrijpend
zijn veranderd in de loop der tijden.
Deze ontwikkeling, hoewel interes
sant, is voor deze twee gebieden echter
nrèt anders dan voor andere gebieden,
liggende achter de Noordzeeduinen.
Eerst kon men alleen wat schapen
houden. Naarmate door inpoldering
meer grond bij voortduring van het
water werd afgesloten, konden ook
landbouw en andere vormen van vee
teelt worden beoefend en vaste vesti
gingen ontstaan.
Enkele jaartallen van totstandko
ming van bedijkingen en andere fei
ten. meer speciaal betrekking heb
bende op Tholen en Sint Philipsland,
mogen hier volgen:
De oudste polder is de Schakerloo-
pclder onder Tholen, deze werd reeds
vóór 1212 bedijkt. De Nieuw-Strijen-
polder onder Poortvliet werd ter be
dijking uitgegeven in 1307, de Klaas'
van Steelandpolder daarnaast, be
stond toen reeds van 1285 af. De Oud-
Kempenshofstedepolder werd bedijkt
in 1419, het begin dus van Stavenisse.
De Oudelandsepolder van Sint Maar
tensdijk zal omstreeks dezelfde tijd
zijn ontstaan. De eerste inpolderingen
van Sint Annaland en Oud-Vossemeer
kwamen omstreeks 1450 en 1500. Sint
Philipsland, hoewel in 1496 reeds her-
dijkt, is nadien weer ingelopen en
lange tijd drijvende gebleven; eerst
in 1645 werd de Oudelandpolder defi
nitief bedijkt.
"E7EN polder vormde soms apart een
-Lj heerlijkheid, soms samen met een
aantal andere polders. We zien hier
een soort absoluut gezag van een Heer,
zowel in het burgerlijk bestuur als
in het polderbestuur. Soms was dit
de Graaf van Zeeland zelf. Soms was
dit een lagere machthebber die in
meerdere of mindere mate aan de
Graaf ondergeschikt was en bekleed
met meer of minder rechtsmacht. Wij
vernemen dan dat de Heren van
Poortvliet, die al van oudsher een
vertrouwenspositie bij de graven in
namen (de mannen van Poortvliet
toch mochten 's-graven tent bewaken
wanneer deze ten strijde trok) het
hoge, middelbare en lage recht in
het gebied van Poortvliet hadden,
doch de hoge rechtsmacht (waarbij het
Poortvlietse gerecht dus zelfs dood
vonnissen kon uitspreken en ten uit
voer doen leggen zonder mogelijkheid
van hoger beroep) kwijt zijn geraakt
in 1706. (Er woonden in die tijd in
Poortvliet blijkbaar ook al hoge en
machtige heren!) Ook de Heren van
Sint-Maartensdijk en van Scherpe-
nisse (de Heren van Borsselen, de
Graven van Buren en daarna leden
van het Huis Oranje-Nassau) hadden
de hoge rechtsmacht: Sint Maartens
dijk heeft nog het Galgewegel, Scher-
penisse de Gal(ge)berg; hier werd dus
het slottoneel opgevoerd na het von
nis.
Men stelle zich voor wat bij al die
machthebbers en machthebbertjes van
de oeververdediging terecht kwam,
vooral' daór waaf1 ttvéè bedijkingen'
elkander raakten, dus gemeenschap
pelijke belangen te verdedigen ston
den.
TjVTA de Franse Revolutie waren vele
dezer heerlijke rechten verdwe
nen en werd Nederland meer een cen
traal bestuurd geheel.
De poldérs bleven echter bestaan,
zij het met voortdurende strijd. Een
werkelijk ingrijpend toezicht vond
men tot voor kort alleen bij die pol
ders die financieel niet voor zichzelf
kenden zorgen (calamiteus waren): op
Tholen het waterschap Scherpenisse
en de polders Moggershil en Oud-
Kempenshofstede. Toch zal thans ten
aanzien van de polders op Tholen in
grijpend in de zelfstandigheid worden
ingegrepen, daar deze tot één geheel
zuilen worden samengevoegd. Het be
treffende besluit is reeds genomen
door de Provinciale Staten van Zee
land. Het wachten is op de Konink
lijke goedkeuring.
Ingrijpend in het gebeuren van
verder Nederland is hetgeen plaats
heeft gevonden op Tholen en Sint
Philipsland maar een enkele maal ge
weest. Op Tholen verzamelde Mon-
dragon in 1575 zijn Spaanse troepen.
Van Sint Annaland naar Sint Philips
land moesten de troepen per schip
worden overgezet (thans kan men bij
laag water bij Oud-Vossemeer door de
Eendracht waden). Van Sint Philips
land (het schor Rumoirt) naar Duive-
land werd bij laag water te voet over
gestoken, al ging men dan bijna tot
de hals door het water (nu staat hier
meer dan twintig meter water).
Voor het overige hebben op Tholen
en Sint Philipsland krijgskundig geen
grote gebeurtenissen plaats gevonden;
aan het gewone verzet van het platte
land (Oranjegezind) tegen de regenten
der steden is op zijn tijd medegedaan,
doch hier ging dit op dezelfde wijze als
in overig Zeeland.
tTELAAS heeft Tholen in het alge-
A meen en Stavenisse in 't bijzonder
in 1953 nog eens in de algemene be
langstelling gestaan door de grote
watersnoodramp met haar talrijke
slachtoffers.'
Wat de ontwikkeling van land
bouw en landbouwcorporaties betreft
is over Tholen en Sint Philipsland
weinig te zeggen wat ook niet geldt
voor overig Zeeland. De vraag kan
worden gesteld of door de betrekke
lijke geïsoleerdheid van Tholen, in
enige tientallen jaren vóór de tweede
wereldoorlog niet enige achterstand
is ontstaan. Zeker kan dan wel wor
den gezegd, dat mede als gevolg van
herstelmaatregelen na de inundatie
1944 en vooral na de watersnoodramp
1953, deze achterstand mede door
steun van hogerhand geheel is
of binnenkort zal zijn ingelopen. Wan
neer we zien hoe de landbouwers op
Tholen en St. Philipsland in dit laatste
tijdperk van de geschiedenis, dus na
de tweede wereldoorlog, hun bedrij
ven hebben gemechaniseerd, hoe ex
ploitanten van kleine bedrijven samen
werktuigcombinaties zijn gaan oprich
ten, hoe daarnaast aardappelkoelhui
zen en een groen voederdrogerij zijn
gesticht, hoe de kleine landbouwer zijn
bedrijf heeft geïntensiveerd, ook door
kweken van vroeger hier vrijwel on
bekende produkten als bollen, wat
bloemzaad, dan kan zeker gezegd wor
den, dat voor de landbouwers in Tho
len en St. Philipsland in de jongste
historie landbouwtechnische verande
ringen in de bedrijven hebben plaats
gevonden, die bewijzen dat hier een
levende boerenstand is, ten volle be
reid om met zijn tijd mede te gaan.
Dat dit mogelijk is, is enerzijds het
gevolg van het feit dat de zin tot
medegaan met de moderne landbouw-
tijd vat heeft op de bevolking, ander
zijds van het feit dat door een inten
sieve voorlichting aan de landbouwers
de gelegenheid wordt gegeven kennis
te maken met het nieuwste op land-
bouwwetenschappelijk gebied. En wat
dit laatste betreft past een speciaal
woord van hulde aan de Z.L.M., welke
van haar oprichting af op dit gebied
haar volle medewerking heeft gege
ven (dikwijls zelfs pionierswerk heeft
verricht) en ook nu weer zich ten
volle inzet om de rampen welke de
laatste jaren over Tholen en St. Phi
lipsland zijn gekomen,^--te doen her
stellen en waar mogelijk iets
beters voor het teloor gegane te doen
terugkomen. W. L. BLINDENBACH.
"LJET areaal van de Thoolse fruitteeelt is, verge-
leken met andere fruitstreken, erg klein. Op
Tholen ongeveer 120 ha, Zeeland 6ÖÖ0 ha, Neder
land ongeveer 50.000 ha.
Ook kan de Thoolse fruitteelt niet bogen op
een roemrijke historie en traditie. De belangrijk
ste ontwikkeling en uitbreiding dateert vanaf de
tweede wereldoorlog.
Nog veel minder is de fruitteelt op ons eiland
bekend als toeristische attractie.
De Thoolse fruitteelt kent te weinig traditie en
verleden, evenals weinig charme en poëzie, om
als zodanig al in een brede kring van agrariërs
een bekendheid te bezitten.
De nuchterheid en zakelijkheid van de Thoolse
fruitteelt contrasteren wel heel sterk met datgene
wat men in niet-vakkringen onder fruitteelt meent
te moeten verstaan.
Om de Thoolse fruitteelt te typeren zal men
dit in de eerste plaats vanuit vak-oogpunt dienen
te doen.
Begrippen als rationalisatie, modernisering, ver
nieuwing en mechanisatie zijn voor de Thoolse
fruitteelt meer dan alleen maar begrippen, ze vor
men de basis van de fruitteelt.
De Thoolse fruitteelt is wars van romantiek;
broodwinning en winst zijn wel zeer sterk de do
minerende factoren.
Waarmee we zeker niet bedoelen dat de fruit
teler op ons eiland alleen maar materialistisch en
koel, ook technisch, zijn vak beoefent. Integendeel,
de liefde en warmte voor zijn vak in gesprek en
daad, is zelfs bij outsiders bekend.
Bedoeld hebben we slechts dat factoren, berus
tend op traditie en historie, door de Thoolse fruit
teler zonder meer op zij gezet kunnen worden,
indien de rentabiliteit van het bedrijf dit eist.
Zoals we reeds opmerkten, dateert de Thoolse
fruitteelt merkwaardig voornamelijk in de drie
hoek Tholen, Poortvliet, Oud-Vossemeer, sedert de
tweede wereldoorlog.
Uitgezonderd enkele fruitteelt-families, die sinds
1910 reeds het fruitteeltvak beoefenen, kwam er
vóór de oorlog geen fruitteelt van betekenis voor.
Mede door de inundatie tijdens de bezetting,
ligt de gemiddelde leeftijd van het fruitteeltbedrijf
vergeleken met vele andere streken, erg gunstig.
Met dit feit en het aanpassingsvermogen van de
Een Golden Delicious op E.M. IV tot vrije spil
omgevormde struik; detailopname van gesteltak.
(Foto R. T. C.)
teler, hangt ten nauwste samen het in economisch
opzicht zeer belangrijke feit, dat de fruitteelt op
het eiland Tholen een zeer representatief en mo
dern rassensortiment bezit. Appel- en peren
rassen zoals Cox's Orange, Golden Delicious, James
Grieve, Beurré Hardy, Doyenné du Cornice, Con
ference etc. etc., voeren de boventoon.
Terwijl de boomvorm en het plantsysteem in
de meeste gevallen aan de eisen, die nu eenmaal
de noodzakelijke mechanisatie met zich meebrengt,
voldoen. Zeker mag niet vergeten worden, de re
latief gunstige klimatologische en bodemfactoren
te noemen.
Hierdoor is vrij brede soortenkeus, appels, pe
ren, pruimen, klein-fruit etc. mogelijk.
Deze risico-spreiding, gepaard gaande aan de
geringe kansen op nachtvorstschade, hebben zeker
een belangrijke bijdrage gevormd voor het slagen
en de verdere ontwikkeling.
Uiteraard zou het in dit korte en algemene
bestek te ver voeren om alle bepalende zaken te
bespreken.
Toch willen we nog noemen de bedrijfsgrootte
en het bedrijfstype.
VERGELEKEN met andere fruitstreken, kan in
het algemeen gezegd worden, dat de meeste
bedrijven voldoende groot zijn om bij mechanisatie
verantwoord te investeren.
Kenmerkend is verder dat het Thoolse fruitteelt
bedrijf voornamelijk specifiek is. Zelfs als onder
deel van het grote landbouwbedrijf wordt het on
derdeel fruitteelt als zelfstandige economische een
heid opgevat en dienaangaande verzorgd. Het zo
genaamde uitgesproken gemengd bedrijf komt in
het algemeen weinig voor. Kwalitatief heeft de
Thoolse fruitteelt dan ook een verdienstelijke plaats
veroverd.
Niet alleen in het binnenland, maar ook over
de landsgrenzen heeft onze fruitteelt een uitste
kende naam. Wie echter uit het bovenstaande zou
menen dat de fruitteelt op Tholen wel een zeer
bevoorrechte agrarische tak is en glijdend door het
atoomtijdperk zijn eigen aanwinst bezorgt, dient
zich dieper in een en ander in te denken. In het
kort willen we slechts noemen: de lange aanloop
periode, 5-7 jaar, tot volle produktie, stelt de teler
vaak voor zeer zware financiële zorgen.
De snelle roulering in het rassensortiment, de
grilligheid en mode vereisen veelal steeds nieuwe
investeringen.
Terwijl hagel en storm voor het uiterst kwets
bare fruit steeds een bedreiging vormen.
De grootste bedreiging is echter dat Nederland
in eerste instantie afhankelijk is van de mogelijk
heden tot export.
De Thoolse fruitteler is ervan doordrongen, dat
(misschien al in de nabije) toekomst, die fruitteler
nog bestaansrecht heeft, die in staat is tegen zo
laag mogelijke kosten, zoveel mogelijk fruit van
hoge kwaliteit te produceren.
Vandaar dan ook de nuchtere kijk en keiharde
zakelijkheid in de fruitteelt op Tholen.
J. E. VAN GORSEL.