De geologische ontstaanswijze van Tholen 393 ZATERDAG 14 JUNI 1958 A. A. Geluk en rechts de Foto J. C: Kooiman. Twee welbekende bedrijven van Tholenlinks een oude boerderij te St. Annaland, namelijk het bedrijf van de heer hoeve Ravensöord te St. Maartensdijk van de heer A. J. Groenewege. "WAANNEER men in één van de Oudelandpolders van Tholen een diepboring verricht, dan zal men achtereenvolgens klei, veen, klei en zand aan treffen. In afbeelding 1 is een dergelijk profiel geschetst en zijn de diepten aangegeven, waarop de verschilende lagen liggen. In de Nieuwland- polders treft men deze opeenvolging van lagen ook wel ongeveer zo aan, echter met dit verschil: de veenlaag is veel dunner en ontbreekt soms geheel. Bovendien bevindt zich onder de oppervlakte-klei laag soms vrij spoedig zand, het plaatzand. Op welke wijze en in welke tijd zijn deze ver schillende afzettingen nu ontstaan? Wij beginnen met de onderste laag, het diluviale zand. Precies als in Brabant ligt dit zand in oost- westwaarts gerichte ruggen; deze zijn door ver stuiving in droge perioden zo komen te liggen. Het zand is aangevoerd uit het toen droge bekken van de Noordzee. De kust van deze zee lag destijds veel meer naar het westen, ongeveer bij de Dog- gersbank. Geleidelijk is de zeespiegel echter gaan rijzen, als gevolg van het steeds meer afsmelten van de ijsbergen rond de Noordpool. Dit gaat tot op de huidige dag nog steeds door; vandaar, dat. onze dijken steeds meer opgehoogd moeten wor den üp qen bepaald moment, 5000 j. v. Chr., bereik te de -zee'de huidige Zeeuwse kuststrook. Tot in West-Brabant toe, zijn toen dikke pakketten slib- houdend zand en klei afgezet, de z-g. „oude zeeklei''. In deze oude zeeklei liepen reds Schelde-armen naar het westen en het noorden toe. Bij de bodem- karteririg van Zeeland is aangetoond, dat de groot ste huidige kreken, b.v. de Pluimpot, op dezelfde plaatsen lopen als deze oude Schelde-armen. In de Polder Poortvliet werd op korte afstand de Oude Zeeklei op resp. 3.00, 5.Y5 en 3.25 m aange boord. Hier is typisch sprake van een kreekbed ding met aan weerszijden hoge oeverwallen. In deze kreekbeddingen is vermoedelijk in later tijden de Striene gaan lopen. ()MSTREEKS 2300 j. v. Chr. werd het Zeeuwse ^gebied grotendeels van de zee afgesloten door een duinenrij (de voorloper van de huidige duinen, doch iets meer zeewaarts gelegen). Er ontstond een moeras, waarin zich veen ging vormen. Ook in dit veen bleven Schelde-armen lopen, die ook enig slib afzetten. Langs deze rivieren, b.v. langs de Striene, heeft veel bos gegroeid, ook toen om streeks het begin van onze jaartelling de zee weer meer begon op te dringen en er zeeslib werd afge zet. Het water bleef hier voorlopig zoet, of hoog stens brak. De namen Loo (in Schakerloo), Broek (in de Broekpolder), het voorkomen van veel bos- veen en van brakwater-kleien geven hiervoor aan wijzingen. Reeds 200 j. v. Chr. is het rond de Pluimpot reeds tot afzetting van de eerste jonge zeeklei ge komen. De zee drong diep het veengbied binnen via een Schelde-arm, die vermoedelijk gelopen heeft langs de oostzijde van Walcheren, door Zuid-Beve land en met een tak in de richting van de Pluim pot. In of vanuit deze Scheldo-arm werd de kalk- houdende zavelondergrond van de kleiplaatgron- den (gronden met een zware kleibank) van het westen van de Polder Scherpenisse en van het oos ten van de Polder Sint Maartensdijk afgezet. Vervolgens trok de zee zich iets terug. In deze periode, tot 200 j. na Chr., hebben hier zich men- sen gevestigd. Deze z.g. Romeinse bewoning vond vooral plaats langs de kust van Walcheren en Schouwen. Toch zijn ook op Tholen enkele scherven uit deze tijd gevonden en wel op het veen. Tussen 300 en 800 na Chr. kwam de zee opnieuw met veel kracht opzetten en werd het gehele veen gebied met een kleilaag bedekt. Deze kalkarme klei treffen wij in de Oudelandpolders aan de oppervlak, te aan, Op enkele plekken in het centrum van de Ir S. F. KUIPERS. huidige Poortvlietse weihoek is de zee echter niet doorgedrongen. Hier vindt men nog veen tot prac- tisch aan de oppervlakte. De kreken, die in het veen waren uitgeschuurd, gingen verlanden. Vervolgens ging het veen in klinken; doordat buiten de kreken het meeste veen zit, zakte hier de grond het meeste. Zo ontstonden de thans aanwezige kreekruggen en laaggelegen poelen. (Zie afb. 2.) Rond 900 j. na Chr. waren vele kreekruggen in de Oudelandpolders bewoond. De dorpen Scherpe nisse en Schakerloo zullen uit die tijd stammen. )MSTREEKS 1000 j. na Chr. kreeg de zee ech- ter weer meer invloed. Grote gebieden oud kernland zijn toen volledig weggeslagen. Schoor voetend begon de mens zich tegen deze zee-inbra ken echter te verzetten. Men ging dammen en ver volgens dijken aanleggen .De Engelaars-, de Paas- en de Stompertsdijk rond de Burgermeet ten wes ten van het dorp Poortvliet, evenals de dam in de Ee, ter plaatse van het huidige dorp Scherpenisse, zijn als eerste bedijkingen te beschouwen. Rond 1200 j. na Chr. waren de overgebleven oude kernen alle van een ringdijk voorzien. (Scherpenis se, Schakerloo, Poortvliet, St. Maartensdijk en het vroegere Stavenisse. Dit laatste oude kerngebied ging in 1509 nog verloren In 1599 werden de hier ontstane schorren tot een nieuwe Stavenissepolder bedijkt.) Het veen- en klei-op-veengebied, dat buiten deze oudste bedijkingen viel, werd eerst voor de zoutwinning benut (de moernering). Spoedig wer den deze sterk door de zee verslagen gebieden ech ter met zandplaten en kleilagen overdekt. Hierdoor konden tussen 1300 en 1500 in snel tempo vele Nieuwlandpolders worden bedijkt. Rond 1500 had Tholen reeds ongeveer zijn huidi ge gedaante. Daarna vond alleen nog bedijking van enkele kreken plaats, zoals de Brede Vliet, de Pluimpot, en van enkele grote aanwassen aan de westzijde van het eiland. (Hollaire-, Van Haaften- Polders Poortvlietse weihoek Priestermeet 1.00 m 0 N.A.P. 1.20 1.60 3.60 4.40 Afb. 3 polder, e.d.) Regelmatig, ongeveer om de 50 a 100 jaar, werd het land echter geteisterd door een ern stige stormramp en waarbij vele polders inliepen. De jaren 1570, 1682, 1714/T5, 1808/'09 en 1906 zijn dergelijke rampjaren. De nog vers in het geheugen liggende ramp van 1953 is, vanuit het gezichtspunt van de'historie bekeken dus niet ongewoon en ook niet onverwachts gekomen. In 1682 is zelfs een gro ter aantal polders ingelopen dan in 1953. Dat de mens na overstromingen steeds weer snel is terug gekomen en met veel moeite en kosten het land op nieuw in gebruik heeft genomen, is voor een niet onbelangrijk gedeelte te danken aan het feit, dat het hier zulk een vruchtbare grond betrof. afb. 1 jonge zeeklei veen oude zeeklei oud zeezand veen op grote diepte diluviaal zand St. Annaland 9 maaiveld 1 m 3.5 m 16 m 19 m Johanna Maria Lichte klei Zand Slibhouüena zand, vermengd met verslagen veen Veen Oude zeeklei Dwarsdoorsnede Tholen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1958 | | pagina 5