WAT IN MEI ZOAL DE AANDACHT VRAAGT 299 Belastingpraatje LIEMPDE 8 mei ZATERDAG 8 MEI 1958 De verzorging van onze gewassen vormt in mei het zwaartepunt van de werkzaamheden. Naast onkruidbestrijding en uitdunnen vragen ook verschillende aantastingen de aandacht. De onkruidbestrijding: WAT de granen betreft kon dit voorjaar in win tertarwe lang met kleurstoffen gewerkt wor den. Thans is het onkruid hiervoor over het alge meen te groot geworden en heeft een bespuiting weinig effect meer. In zomermaanden kan naast de egge en de wiedmachine tegen zaadonkruiden echter ook uit stekend gebruik gemaakt worden van DNOC- kleurstoffen, als het gewas zo ongeveer een hand breed hoog is. Als men klaver of luzerne wil zaaien doet men het beste hiermede tot een dag of tien na een DNOC-bespuiting te wachten. In winter en zomergraan kunnen tegen distels en melde MCPA-groeistoffen aangewend worden. Niet voor dat het gewas uitgestoeid en 15 a 20 cm hoog is en niet langer dan tot een week voor het in aar of pluim komen. De distels zijn het meest gevoelig in knopstadium, (dus men moet ze niet kort voor dien gaan uithakken. Anders gaat de nieuwe uit loop van deze distels schuil onder het graan en wordt hij minder goed geraakt. Anderzijds moet men ook na het spuiten de distels niét te vlug gaan uithakken om de groeistof de gelegenheid te geven in de wortels door te dringen. Tegen kamille (hondsdeel) en muur heeft toepassing van groei stoffen geen zin. Kleefkruid kan in graan eventueel bestreden worden met een nieuw soort groeistof MCPP. Ook muur is hier meer gevoelig voor dan voor de „ge wone" groeistof MCPA. Klein hoefblad kan men in noodgevallen (met het risico van 2030 op brengstdepressie) bestrijden met een zeer krach tige groeistof 2, 4, 5-TP. Is er klaver of luzerne ondergezaaid dan kan de Inspuiting niet groeistoffen het beste worden uit- gevoerd als het graan de ondervrucht zoveel mo gelijk bedekt. Erwten behoeven wat de onkruidbestrijding be treft geen probleem meer te vormen. Eggen, schof felen, gebruik van de bietendunner en spuiten van DNBP-kleurstoffen kunnen in vele gevallen het handwerk praktisch geheel vervangen. Bij de laatste keer eggen verdient het aanbeve ling om dit te doen in de tegenovergestelde rich ting als men bij de oogst denkt te maaien. Verder kan er op gewezen worden dat eggen als laatste bewerking het voordeel heeft, dat de grond egaal blijft liggen. Bij schoffelen kunnen min of meer rugjes gevormd worden, die lastig zijn bij het maaien. Kan men in de erwten minder lang doorgaan met eggen dan kan ook tweemaal een bespuiting met DNBP worden uitgevoerd, b.v. als het gewas 8 cm en als het 12 cm lang is. 0 MD AT men anders verplicht is in vlas met de hand te gaan wieden is de neiging aanwezig om de toepassing van chemische onkruidbestrij dingsmiddelen in vlas als normaal te gaan be schouwen. Inderdaad is door een beter inzicht dat de laatste jaren verkregen werd en het op de markt komen van natrium-DNOC het risico klei ner geworden. Het blijft echter binnen de mogelijkheden van de chemische onkruidbestrijding één der meest riskante toepassingen en elk jaar kan ons meer of minder onaangename verrassingen bezorgen. Houdt daarom steeds het volgende voor ogen: 1. Benut elk gunstig moment vanaf het tijdstip dat het vlas 4 centimeter hoog is. Het gewas is dan het minst, het onkruid het meest gevoelig. 2. Na een paar dagen met wat schraal weer is het vlas wat afgehard en verdraagt het een bespuiting beter. 3. De soort onkruid bepaalt de keuze van het mid del: a. bij wilde boekweit natrium-DNOC (AAna- doc, Extar Sandoz). b. bij witte krodde (dubbeltjes, witte Jan) en melde (blaeuwkoppen) groeistoffen. c. bij aanwezigheid van beide groepen onkrui den het mengsel van natrium-DNOC en groeistoffen (AAnatyl, KOC). TN stamboncn wordt op verschillende bedrijven -1- met succes een behandeling uitgevoerd met pre-emergence oliën, dus voor de opkomst. Een opkomst in schoon land is dan verzekerd. De kos ten aan middel zijn vrij hoog 60 per ha. Eggen en toepassing van chemische middelen na opkomst is in stambonen tot op heden nog te ris kant bevonden. Bij de uien, het gewas dat juist altijd veel han denarbeid vraagt bij de onkruidbestrijding, is als nieuw middel de Chloor-IPC aan de markt geko men. In 1957 werden hiermee proefsgewijs uitstekende resultaten verkregen zowel voor als na de opkomst. De toepassing voor de opkomst is echter niet zon der risico en wordt daarom afgeraden. Wanneer het gewas 3 k 4 cm groot is, kan Chloor-IPC uit stekend toegepast worden tegen verschillende zaadonkruiden zoals muur en straatgras, vooral wanneer de zaden hiervan juist gekiemd zijn. Als voor de opkomst geen zwavelzuur pf pre- emergence middelen zijn toegepast, zijn de onkrui den bij een gewaslengte van 3a 4 cm, dus een paar weken na de opkomst, meestal te groot om van Chloor-IPC nog 100 resultaat te mogen ver wachten. Kruiskruid (sense juun) is voor CL-IPC pratisch ongevoelig. Chloor-IPC is niet goedkoop. Een behandeling kost aan middel rond de honderd gulden, maar is zeker het beproeven waard. Het uitdunnen I)IJ de bieten wordt weinig gebruik gemaakt van -■-* chemische middelen. Een ander typisch ver schil met de verzorging van de andere gewassen is dat de onkruidbestrijding in dit gewas niet los te denken is van een andere maatregel bij de ver zorging namelijk het dunnen. In verschillende ge vallen heeft de bietendunner zich reeds een plaats verzekerd. De voordelen hiervan springen ook wel duidelijk in het oog. Een betere arbeidsspreiding is hier wel het voornaamste van. Vooral waar niet mechanisch gedund wordt, dient nog eens gewezen te worden op de noodzaak van tijdig op één zetten. In alle gevallen geldt dat gestreefd moet worden naar een voldoende aantal planten. Dit moet bij het op één zetteiï 70.000 per hectare zijn of bij een rijafstand van 50 cm een plantafstand in de rij van 28 cm, bij 40 cm in de rij 35 cm. Met een juiste instructie van de arbeiders en beloning naar prestatie kan nog veel verbeterd worden in dit opzicht. Bij blauwmaanzaad is dunnen eveneens noodza kelijk. Ook daar moet gestreefd worden naar een juist aantal (35 k 40 per vierkante meter) alleen staande planten. Bij een rijafstand van 28 cm (7 rijen per 2 meter) wordt dit 10 cm in de rij, bij 6 rijen, dus een rijafstand van 33 cm, dan 8 cm. De bietendunner kan hier uitstekend werk leveren. Chemische onkruidbestrijdingsmiddelen kunnen in blauwmaanzaad nog niet aangeraden worden. Bij proeven in 1957 gaf natriumarseniet een op brengstdepressie van bijna 200 kg! Verschillende aantastingen F)E vroege akkerthrips komt dit voorjaar veel voor. Niet alleen erwten en blauwmaanzaad maar ook bieten en zomergerst hebben hieronder te lijden. Men kan deze bestrijden met lMt k 2 liter parathion 25 1 k IVi liter dieldrin 25 of 1 a IV2 liter heptachloor 25% per ha. Parathion lijkt soms iets vlugger te werken. Bij gemengd ver spuiten kan men volstaan met een driekwart liter parathion 1 liter dieldrin of heptachloor per ha. Het heeft bij mengen geen enkele zin de concen tratie zo hoog op te voeren dat van elk middel on geveer de normale hoeveelheid wordt gebruikt. De gewone vlasthrips hoeft de laatste jaren in onze omgeving slechts weinig bestreden te wor den. Vaak kan volstaan worden door vroegtijdig de randen met één van de bij de vroege akkerthrips genoemde middelen te behandelen. Elk jaar wordt weer plaatselijk schade gecon stateerd van emelten, de grauwe pootloze larven van de langpootmug. Vooral op gescheurde klaver, luzerne en grasland en in gebieden waar vorig jaar grasland geëgaliseerd werd. Met zemelen als lokmiddelen staan ons hiertegen een heel rijtje middelen ter beschikking, aldrin komt hiervoor wel het meest in aanmerking. Tegen koperwormen of ritnaallen is na het zaaien weinig meer te doen. Een zaadbehandeling was hier de weg geweest. Alleen wanneer het goed ingewerkt en zodoende dicht bij de planten ge bracht Iran worden, heeft een grondbehandeling met 10 liter aldrin 25 ook na de opkomst nog zin. Slakken kunnen worden bestreden door metal- dehyde toe te dienen, gemengd met zemelen, in korrelvorm of als spuitmiddel. Het bjetekevertje is moeilijk te bestrijden, voor al omdat de kevertjes meestal in de grond leven. Een bespuiting op een moment dat men ze boven de grond vindt, heeft soms nog wel resultaat. Men gebruike dan 2 a 3 liter d'eldrin 25 per ha. In dien toch overgezaaid moet worden, kan men be ter een grondbehandeling uitvoeren met 10 liter heptachloor 25 of dieldrin 25 per ha om dit daarna door eggen nog goed door de grond te mengen. Ook kan dan nog een zaadbehandeling worden uitgevoerd met dieldrin 50 15 gham per kg zaad. A AN jonge plantjes kan de made van de bieten - vlieg nogal schade doen, later valt dit meestal mee. Zijn er nog weinig gangen in het blad maar- wel veel eieren afgezet, dan kan 0.6 liter dieldrin 25 of 2 liter heptachloor 25 gespoten worden. Is er reeds schade van betekenis, dan kan het bes te worden gespoten met het minder giftige diazi- non 0.75 liter van een 25 produkt of met 0.6 liter parathion 25 Tenslotte nog iets over de bestrijding van de groene perzikbladluis in bieten met het oog op het voorkomen van vergelingsziekte. Het valt op het ogenblik nog moeilijk te zeggen of het opnieuw een luizenjaar wordt als 1957. Het koude weer in maart heeft de ontwikkeling van de luizen wel wat afgeremd. Een gunstige meimaand wat het weer betreft kan echter tot gevolg hebben, dat deze achterstand in een minimum van tijd praktisch ingehaald is. Vooralsnog is er geen reden tot een paniekstem ming. Maar lukraak gaan spuiten met de zeer gif tige en vrij dure preparaten zoals de systemische middelen zijn, heeft geen zin. Volg de mededelin gen die in dit verband verstrekt worden. Ga na wat u te doen staat op het kritieke moment dat per plant een tweetal exemplaren van de groene perzikluis aanwezig zijn. Wat u thans wel kunt doen, is zorgen dat op uw bedrijf de luizen in elk geval geen jong loof meer vinden op resten bieten van het vorig jaar. Hebt u misschien ook luzerne op een perceel waar twee jaar geleden bieten stonden en hebt u daar nu misschien ook al flinke vergelingszieke bieteplan- ten zien staan? Zo ja, neem er dan een paar uur voor om ze af te steken of te hakken. Dat is een grondige aanpak van vergelingszi,ektebestrijding. Er is in mei veel werk aan de winkel. Goed overleg is nog steeds het halve werk. De chemi sche middelen kunt u daarbij in vele gevallen in schakelen maar weet daarbij ook de andere cultuur- maatregelen de plaats te geven die ze toekomen. De Specialist Planteziekten, P. VERHAGE. \r OOR vele landbouwers is het deze week weer V de week van het opmaken van de Balans. Voor hen dus een week van beschouwen van het boekjaar 1 mei 1957/30 april 1958. Een jaar waarin de uitkomsten van boer tot boer zeer ver zullen uiteenlopen. En dit niet alleen voor de onderscheidene be drijfstakken, akkerbouwers, fruittelers en gemeng de bedrijven, maar ook deze onderling nog. Onze ervaring met de enkele bedrijven waar het resultaat van de oogst 1957 reeds bekend is, wijst n.l. in deze richting. Het is niet zo dat alle fruitkwekers een topjaar hebben. Zij die hun grootste areaal met peren heb ben en ook die vroeg per kg hebben verkocht kun nen wel van een behoorlijk maar toch niét van een topjaar spreken. Ook de uitkomsten van de akkerbouwbedrijven lopen zeer ver uiteen. De sterke prijsschommelin- gen in de aardappelen en in minder mate die van gerst en erwten zorgen voor grote verschillen in het uiteindelijke resultaat. Een fiscale vraag is in dit verband nog, welk boekjaar de voorkeur verdient. Is het aanhouden van een boekjaar van 1 mei tot 30 april te verkiezen boven een boekjaar van 1 maart tot 28 februari of een boekjaar gelijk aan een kalenderjaar. Een vaststaand feit is dat per 1 mei de voorraad- waardering minder moeilijkheden biedt dan b.v. per 1 januari. Maar juist die voorraadwaardering kan soms tot verschuiving van inkomen leiden. Indien als systeem wordt aangehouden de voorraden op kost prijs te waarderen, kan het zeer aanlokkelijk zijn om het boekjaar per 31 december af te sluiten en dan de voorraad op de kostprijs op de Balans en Verlies- en Winstrekening op te nemen. Om een voorbeeld te noemen; Een fruitkweker heeft per 1 januari 2/3 gedeelte van zijn oogst verkocht. Hij heeft reeds uit de opbrengst hiervan een goede winst. Hij is gewoon zijn voorraden op kostprijs te waarderen. Stel dat deze kostprijs 25 cent per kg bedraagt en de verkoopprijs ƒ1,per kg dan wordt de winst van 0,75 per kg overge heveld naar volgend jaar. Dit kan dus zeer prettig zijn maar houdt ook gevaren in, omdat nog. niet is te voorz'en wat de opbrengst van het volgende jaar zal zijn, en of dan ook nog voorraden aanwezig zijn die tot winst nivellering kunnen bijdragen. Een bewuste voorraadpolitiek is dan een dwin gende %is. Voor iedereen, welke balansdatum hij ook aan houdt, geldt één zeer belangrijke regel en wel deze: Maak nauwkeurig de Balans op, doe «lit op de juiste dag. Hier kunt U alleen maar gemak en voordeel van hebben. Boekhoudbureau Z. L. M. C. PAAUWE. o Wij maken onze lezers er nogmaals opmerk zaam op dat de Nationale Werktuigendag te Liempde op 8 mei a.s. gehouden zal worden. Aan deze dag georganiseerd door de N.C.B. wer ken mede de Rijkstuinbouwvoorlichtingsdienst, de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst, het Insti tuut voor Tuinbouwtechniek, het Instituut voor Landbouwtechniek en Rationalisatie alsmede het Landbouwschap. De opening vind om 8.30 uur plaats. Men verwacht dit jaar ongeveer 50.000 bezoekers op het landgoed „Velder". Er zijn o.a. vele machines, tractoren en werktuigen te be zichtigen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1958 | | pagina 7