282
VERPLEGING EN OOGSTEN VAN KOOLZAAD
Resultaten van Chemische onkruidbestrijdingsproeven
in vezelvlas in 1957
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
De Bedrijfsvoorlichter te Tholen, de heer M. A.
HET koolzaad is goed door de winter gekomen.
Het onkruid is vernietigd, hetzij door kalk-
stikstof te-strooien, hetzij door schoffelen. Nu
wordt van de boer speciaal aandacht gevraagd
voor ziekten en beschadigingen.
Waarop moet de boer letten?
1. Aardvlooien4. Koolzaadgalmug
2. Koolzaadsnuitkevers5. Boorsnuitkever
3. Koolzaadglanskevers6. De spikkelziekte.
T N het voorjaar kunnen bij droog en schraal weer
•*- talrijke gaatjes gevreten worden in het blad
door aardvlooien.
De larve hiervan leeft in bladmijnen, bladstelen
of aan de wortels, maar is slechts zelden schade
lijk. Dit in tegenstelling tot de larve van de echte
koolzaadaardvlo, die in het najaar bestreden dient
te worden en deze winter op tal van percelen de
wortelhals en de stengels van de planten sterk
beschadigd heeft.
Bestrijding: Bij ernstige schade kunnen de blad-
beschadigende aardvlooien bestreden worden door
een bestuiving of een bespuiting met een D.D.T.-
bevattend middel.
Van een D.D.T. emulsie van een 25 %-ig middel
dient 1.6 liter per ha en van een D.D.T. verspuit-
bare poeder van een 25 %-ig middel 2 kg per ha
gebruikt te worden.
Koolzaadglanskever.
De 22Vz mm lange eivormige donker metaal-
glanzende beweeglijke kevertjes overwinteren
onder ruigte in de grond.
Bij zonnig weer komen zij reeds in maartapril
te voorschijn. De rijpingsvreterij heeft op ver
schillende planten plaats. Eerst daarna begeven
ze zich naar de kruisbloemigen.
Beschadigingsbeeld: Kleine bloemknoppen wor
den geheel of gedeeltelijk weggevreten. In gro
tere bloemknoppen vreten de kevers zich naar bin
nen en vernietigen meeldraden en stampers. Bij
een lang in knopstaand gewas kunnen zodoende
veel knoppen verloren gaan. In een bloeiend ge
was doet de glanskever praktisch geen schade
meer.
Bestrijding: Daar de schade in hoofdzaak tijdens
het knopstadium wordt veroorzaakt, moet de be
de Hond, schrijft:
strijding dus reeds beginnen als de meeste bloem
knoppen nog gesloten zijn.
Spuiten met D.D.T. emulsie van een 25 %-ig
middel 1,6 liter per ha of met D.D.T. verspuitbare
poeders van een 25 %-ig middel 2 kg per ha of
met dieldrin van een 25 %-ig middel 1,2 liter of
kg per ha.
In de meeste gevallen behoeft men de glans
kever niet te bestrijden. Dieldrin heeft wel de
voorkeur omdat dit tegelijk ook de snuitkevers
doodt.
Koolzaadsnuitkever.
Deze 23 mm grote grijze snuitkever boort met
zijn snuit een gaatje in de jonge hauw en legt daar
een eitje in. Doorgaans komt één larve per hauw
voor, die daarin het zaad aanvreet.
Bestrijding: Deze kan plaats vinden met diel
drin (2,4 kg of liter van een 25 produkt)bijna
een week na het moment waarop voor de eerste
keer veel kevers in het gewas werden waarge
nomen. Vooraf tijdig waarschuwen van de bijen
houders verdient aanbeveling.
Koolzaadgalmug.
De koolzaadgalmug kan een aanzienlijk verlies
aan zaad veroorzaken. De galmug kan alleen
daar eieren afzetten, waar de koolzaadsnuitkever
de hauw heeft beschadigd. In een aangetaste
hauw komen veel maden voor. De wand van de
hauw zwelt op, vcrdt voortijdig geel en springt
los, waardoor zaadverlies ontstaat. De aantasting
komt vooral in de randen van hét perceel voor.
Een bestrijding tegen de koolzaadsnuitkever heeft
tevens effect tegen de galmug. Indien veel schade
wordt verwacht, dan reeds bij het begin van de
bloei een randbehandeling uitvoeren.
Boorsnuitkever van de stengel.
Dit is een klein grijsbruin snuitkevertje, dat
vooral schade doet in voor de zaadteelt bestemde
stoppelknollen en koolrapen. De eiafzetting heeft
plaats vanaf begin mei in de hoofd- en zijstengels.
De larven hollen de stengels van binnen uit.
Bestrijding: Zodra de eerste kevers worden
waargenomen 1 of 2 x spuiten met dieldrin be
vattend 25 %-ig middel (2,4 liter of kg per ha).
De spikkelziekte (Verslag) Alternaria brassicae.
Op hauwen, bloemstengels en stengel komen
zwartbruine of grijsachtig zwarte, eerst ronde,
later meer onregelmatige tot streepvormige plek
ken voor. De hauwen worden voortijdig geel en
noodrijp, waardoor slechte zaadvoring, schimme
ling en uitval van het zaad plaats heeft.
Bestrijding zou mogelijk zijn door voorbehoedend
een bespuiting met zinkcarbamaat uit te voeren,
doch dit is in de praktijk niet rendabel gebleken.
Bij laat optreden kan zo spoedig mogelijk maaien
en schelven of ruiteren nog zaadverlies voorkomen.
OOGSTEN.
I-JET oogsten kan op verschillende manieren ge
beuren door met de hand zichten en op hokken
zetten; met de graanmaaier en op hokken zetten
of met een zwadmaaier en op zwaden laten liggen.
Met de hand zichten vraagt veel arbeidsuren
en is duur. Het komt praktisch niet meer voor.
Met de graanmaaier geeft het veel slijtage aan
de zeilen. Om zaadverlies te voorkomen dienen
onder de bindtafel zaadopvangers aangebracht te
worden. (Zie tekening.)
Het meest voorkomende en vrijwel de beste
oogstmethode is die met een zwadmaaier. Het
koolzaad komt op zwaden te liggen, die gemakke
lijk met een maaidorsmachine^ voorzien van een
opraapinrichting, rechtstreeks' gedorst kunnen
worden. Een bezwaar van de zwaden is, dat b
zware regenbuien veel zaadverlies optreedt.
Opbrengst.
Een goed gewas koolzaad kan 2000 a 3000
zaad per ha geven en 3000 kg stro. Koolzaa*
stro kan gebruikt worden voor bodemlaag in de
schuur. De hauwen en „het kort" (dat zijn de bo
venste stengeldelen) wordt goed door jongvee ge
geten en heeft ook een zeer goede voederwaarde
vergeleken met andere stro- en kafsoorten.
Samenvatting.
O Controleer het gewas regelmatig op beschadi
ging en/of ziekten;
Spuit alleen als bestrijding noodzakelijk is;
0 Spuit bij voorkeur 's avonds als de bijen niet
meer vliegen;
Waarschuw tijdig de bijenhouders voordat met
dieldrin bevattende middelen gespoten word^
opdat de bijen enige tijd opgehouden kunnen
worden;
Het oogsten met een zwadmaaier verdient aan
beveling.
De Consulent voor de Vezelgewassen, ir. J. C. Friederich, schrijft:
meer of mindere mate een achteruitgang van het
lintgehalte constateren, terwijl bij MCPB ook de
IN samenwerking met de Rijkslandbouwvoor-
lichtingsdienst en de Plantenziektenkundige
Dienst werden in het afgelopen jaar een 5-tal
proeven aangelegd waarin MCPA, MCPB,
NaDNOC, DNBP en mengsels van MCPA+DNBP
en MCPA NaDNC werden vergeleken met wie
den en niet wieden.
In het kader van de internationale samenwer
king werd dezelfde proefopzet gevolgd en werden
7 proeven aangelegd n.l. 4 in Nederland, 2 in Bel
gië en 1 in Frankrijk.
Het weersverloop kenmerkte zich in de periodë,
dat tot bespuiting moest worden overgegaan, over
het algemeen door lage temperaturen met een
lage relatieve lucht-vochtigheid waardoor de ef
fectieve werking van de toegepaste middelen, zo
wel op groeistof- als kleurstofbasis, minder goed
tot uiting kwam dan in andere jaren.
Tengevolge van het weinig groeizame en koude
weer was, zowel het gewas als het onkruid afge
hard, en werd een minder goede onkruiddoding
verkregen, zodat men de voorgeschreven concen
traties wel iets had kunnen verhogen om een
beter resultaat te bereiken.
Uit de waarnemingen na de bespuitingen kan
het volgende worden samengevat wat betreft ge-
wasschade en onkruiddoding.
GEWASSCHADE
"inrET middel NaDNOC (bij onze zuiderburen
■*-*- vooral bekend onder de naam Extar Sandoz)
.geeft duidelijk de minste schade aan het gewas,
gevolgd door het mengsel NaDNOC MCPA (in
Zweden vooral bekend onder de naam KOC),
MCPA, het mengsel MCPA DNBP, DNBP en
MCPB.
Bij de DNBP of butylphenolbevattende midde
len uit de gewasschade zich door verbranding van
de blaadjes en bij te vroege aanwending (beneden
5 cm lengte van het gewas) of bij zeer warm voch
tig weer, zelfs van de stengel. Vaak loopt de sten
gel dan uit een zijknop opnieuw uit en ontstaat
een knobbeltje aan de voet van de harrel.
Bij de MCPA of groeistof bevattende middelen
ontstaan, vooral vlak na de bespuiting, de beken
de groeikrommingen in de stengel, die tegen de
afrijping echter doorgaans weer verdwenen zijn.
Uit de resultaten, opgenomen in tabel 1, blijkt
duidelijk, dat NaDNOC en het mengsel MCPA
NaDNOC, gemiddeld in de proeven het hoogste
lintgehalte en de hoogste lintkwaliteit gegeven
hebben. Voor alle andere middelen kan men in
lintkwaliteit sterk gedaald is. Hieruit blijkt wel,
dat men zich, bij de toepassing van onkruidbe-
strijding met chemische middelen, strikt aan de
voorschriften moet houden om geen ernstige ge
wasschade te veroorzaken.
De onkruiddodende werking is, afhankelijk van
de soort onkruiden, voor de DNBP-bevattende
middelen, zowel alleen als in combinatie met
MCPA, gemiddeld het beste, daarna volgt MCPA,
terwijl voor de NaDNOC-bevattende middelen,
ook in combinatie met MCPA, mits vroeg toege
past, de onkruiddodende werking voldoende is en
voor zwaluwtong of wilde boekweit zelfs prima.
MCPB geeft bepaald een onvoldoende onkruid
doding.
Bij de toepassing van kleurstoffen heeft men,
opgemerkt, dat in het bijzonder de temperatuur
en relatieve vochtigheid van de lucht een rol spe
len. Bij toepassing van groeistoffen is het resul
taat vooral afhankelijk van de groeisnelheid,
waarin het gewas en het onkruid zich op het mo
ment van de bespuiting bevinden. Dat wil zeggen,
wanneer het onkruid welig groeit is ook het effect
van deze middelen groter.
Voorts werden aanwijzingen verkregen, dat het
gebruik van kleurstoffen grotere schade aan de
ondervrucht, in het bijzonder rode klaver en hop-
perups, veroorzaakt dan groeistoffen terwijl
lucerne van alle middelen schade ondervindt.
De gecombineerde middelen bestrijden een gro
ter sortiment onkruiden en komen daardoor meer
in de belangstelling.
Vooral het nieuwe mengsel van NaDNOC-f
MCPA biedt hierbij perspectief. Het dient te wor
den toegepast in een hoeveelheid van 8 liter per
ha, zodra het vlas een lengte van 5 cm bereikt
heeft.
Behalve deze middelen werd in eigen proeven
nog het alkonol-aminezout van DNBP, in Enge
land door Pest Control Ltd, in de handel ge
bracht onder de naam Dynotox, onderzocht. Dtt
middel werkt zachter dan de ammonium-zouten
van DNBP, die momenteel worden toegepast en
gaf in de eerste proeven een bevredigend resul
taat (zie tabel 2).
Zodra men de dosering van 6 liter middel per
ha overschrijdt, krijgt men verbranding van het
gewas met als gevolg een sterke daling van lint
gehalte en lintkwaliteit.
Het onderzoek met dit middel wordt voortge
zet.
KESUMERENDE kan worden geconstateerd dat
men in MCPA, NaDNOC en een combinatie
van MCPA -f NaDNOC betrouwbare herbiciden
bezit die, met inachtname van de voorgeschre-
ven richtlijnen, een bevredigende onkruiddoding
geven. Met DNBP en het mengsel van MCPA -f
DNBP is de onkruiddoding over het algemeen
beter, maar de kans op gewasschade groter.
Toepassing van MCPB voor vlas moet worden
ontraden op grond van de ongunstige resultaten
met dit middel in de proeven verkregen.
Voor de middelen die momenteel zijn goedge*
keurd en in de handel zijn, moge volledigheids*
halve verwezen worden naar Bericht no. 1259 van
de Plantenziektenkundige Dienst te Wageningen,
dat op aanvrage gratis verkrijgbaar is.
TABEL 1.
Gemiddelde resultaten van 9 onkruidbestrijdingsproeven in 1957, wat betreft het effect van de toe
gepaste middelen op lintgehalte en lintkwaliteit.
Wieden
lint
ge
halte
20.3
lint
kwa
liteit
1.875
MCPA 30 o/0
1-15 i.
lint- lint-
ge- kwa-
halte liteit
20.0 1.875
MCPA 40 o/0
3 1.
lint- lint-
ge- kwa-
halte liteit
19.3 1.835
DNBP
5 1.
lint- lint-
ge- kwa-
halte liteit
19.9 1.87
NaDNOC MCPA DNBP
8 kg. 5 1.
lint- lint- lint- lint-
ge- kwa- ge- kwa-
halte liteit halte liteit
20.5 1.87 19.9 1.845
MCPA NaDNOC
8 1.
lint- lint-
ge- kwa-
halte liteit
20.2 1.876
TABEL 2. Vergelijkende resultaten van enkele nieuwe en oude onkruidbestrijdingsmiddelen.
Middel Dosering
in 10001.
per ha
MCPA 30 l 1.
MCPA-fDNBP 5 1.
DNBP 5 1.
NaDNOC 8 kg.
MCPA-fNaDNOC 8 1.
Dynotox 6 L
Dynotox JO L
percentage lintkwaliteit
lint lokken
19.8
20.0
18.8
20.1
19.7
19.7
17.6
112
1.4
1.6
1.5
1.3
1.5
3.8
1.96-"'
1.965
1.975
1.97s
2.00
1.94
1.86s
lengte
in cm's
82s
82s
83
83
80
81s
77s