FLITSEN UIT DE MEMORIE VAN ANTWOORD RIJENDUNNERS Structuurbeleid en Pachtnormen Belastingen A fzetperikelen Onderwijs en Benelux J ZATERDAG 26 APRIL 1953 279 AANGAANDE het structuurbeleid merkt minister Vondeling in de Memorie van Antwoord op dat het verbeteren van de produktie-omstan- digheden waar deze in niet voldoende mate plaatsvindt, reeds geruime tijd aan de overheid is toegekend. Hoewel sommige leden reeds wezen op een vrijwillige sanering, merkt de minis ter nog op dat deze kleine teruggang in het aantal zeer kleine bedrijven sinds 1945, niet tot een belangrijke versteviging op korte termijn van onze agrarische positie zal bijdragen. Het komt de minister dan ook voor dat velen zich nog niet voldoende be wust zijn van de snelheid waarmee de technische-, sociale- en econo mische ontwikkeling voortschrijdt. „Tegen deze achtergrond", aldus de Memorie, „moet de vraag worden ge steld of de vrijwillige sanering niet veeleer als een naijlen van deze dy namische ontwikkeling moet worden beschouwd". De bewindsman wijst in dit verband op de ontwikkelingen in Denemarken. Aangaande een ver snelling van het tempo van de ruil en herverkaveling merkt hij op dat hij, alvorens een standpunt in te ne men, het rapport over het meerjaren plan voor ruilverkaveling wil af wachten. T"\E verhoging van de produktie kan in de huidige omstandigheden geen algemene doelstelling zijn. In het algemeen ligt het overigens niet in de bedoeling om in het beleid on derscheid te m{iken tussen grotere en kleinere maar niettemin econo misch verantwoorde bedrijven. Het bedrijfsleven zal in een vroeg stadium in de plannen inzake de te voeren structuurpolitiek worden ge kend. De minister is er voorstander van dat in ruime kring gelegenheid bestaat tot openbare meningsvor ming over dit probleem, er niettemin op wijzende dat men in de Verenigde Staten onder de druk der omstan digheden met behulp van d§ land bouw wetgeving van 1956, tot zeer ingrijpende maatregelen is overge gaan. ATINISTER Vondeling is voorts 1V1- van mening dat, nu Nederland ®E vraag of bij de belasting heffing rekening kan wor den gehouden met de wisselval ligheden in de oogst, vormt een onderdeel van het meer alge mene vraagstuk van de belas tingheffing over wisselende in komsten. Het is een -probleem, zo stelt de minister, dat bij de algemene herziening van de belastingheffing ter sprake komt zodat hij er in de Memo rie van Antwoord niet nader op ingaat. de E. E. G. is binnengegaan, het ten alle tijde een voordeel betekent wanneer onze landbouw zo sterk mo gelijk is. Welke ontwikkeling onze landbouw in de E. E. G. overigens zal doormaken is (nog) niet met vol doende zekerheid aan te geven maar of de huidige structuur gehandhaafd kan blijven zal, aldus de bewindsman, afhangen van de verwezenlijking van het door de regering voorgestane structuurbeleid. Dat dit overigens tot ingrijpende wijzigingen in onze land bouw aanleiding zou geven, moet niet waarschijnlijk worden geacht. De Regering zal stellig in het komende E. E. G.-overleg pleiten voor een Europese politiek ter versterking van de agrarische structuur. PACHTNORMEN '"p EN aanzien van de invloed van de A invoering van de nieuwe pacht normen, wordt er' op gewezen dat voor de bepaling hiervan dezelfde uit gangspunten hebben gediend als voor de herziening van de kosten voor grond en gebouwen in 1956/'57. Als gevolg van de grotere spreiding in de pachten, o.m. met betrekking tot de kwaliteit van de grond, zullen de ondernemers op een aantal bedrij ven voor een sterkere verhoging van de lasten komen te staan dan, tot uiting komt in de herziening van de garantieprijzen. Daar staat evenwel tegenover aldus de minister dat er in gelijke mate bedrijven, zullen zijn waar de kostenstijgingen geheel niet of in geringe mate zal optreden. De hieruit voortvloeiende sociale on rechtvaardigheid wordt dus kennelijk niet zo hoog opgenomen, al wordt wel gesteld dat de grondkamers de normen voor hun gebied met de alge mene regelen tot grondslag zodanig vaststellen, dat deze in een redelijke verhouding staan tot de te verwach ten bedrijfsuitkomsten in dat bepaal de gebied bij een behoorlijke bedrijfs voering. N. S. t N de Memorie van Antwoord op de landbouwbegroting 1958 aan de Eerste -*• Kamer, stelt minister Vondeling dat fouten nauwelijks te vermijden zullen zijn jvanneer nieuwe wegen zullen worden begaan om aan de snel opgekomen afzetmoeilijkheden het hoofd te bieden. De minister hoopt dat een zo levens krachtige landbouw als de onze wederom in staat zal blijken zich op de ver anderde omstandigheden in te stellen. Dat die omstandigheden steeds weer kunnen veranderen blijkt ook uit de aanvulling die de minister geeft op de term „het economisch en sociaal verantwoorde bedrijf". Dit begrip is name lijk naar de mening van de minister geen onveranderlijk gegeven. Hoe men echter landbouwpolitiek wil bedrijven met een dergelijk vage en van betekenis veranderende term, is ons een raadsel. Niettemin is het dan thans mogelijk, de kostprijzen als basis voor de garantieprijzen voor wat grotere bedrijven te berekenen. Minister Vondeling hoopt reeds dit begrotingsjaar hieraan aandacht te besteden „opdat binnen afzienbare tijd een herziening van het beleid op dit punt kan plaatsvinden". Gezien de depressieverschijnselen ziet de minister des te meer aanleiding om met voortvarendheid te streven naar een versterking van de economische grondslagen van onze landbouw. Een structurele aanpassingspolitiek kan op langere termijn een betere bijdrage leveren tot de zelfstandigheid van de land bouw, aldus de minister, dan het garantiebeleid. En nog afgezien van de om standigheid dat de garanties niet steeds volledig en zonder enige beperking gegeven kunnen worden, moet rekening worden gehouden met het feit dat financiële onafhankelijkheid de noodzaak tot extra besparingen kan mede brengen. Deze noodzaak ziet de minister o.m. in de delging van de vaak niet onaanzienlijke schulden bij erfopvolging. t N het kader van het garantiebeleid wil dr. Vondeling een zo goed mogelijke 1 aanpassing van de produktie aan de afzetmogelijkheden bevorderen. Daar bij denkt hij aan het varkensvlees, de melk en het aardappelmeel. Maar op welke wijze de nadelige gevolgen van een produktiebeperking opgevangen zullen worden is nog niet duidelijk. De Regering acht in ieder geval enige be perking van de varkensstapel gewenst, terwijl het van belang geacht wordt dat de produktie van eieren niet verder wordt uitgebreid. De minister zegt toe, binnenkort een beslissing te nemen in het al dan niet toelaten van da produktie van vierkante kaas. LIET systeem van monopolieheffingen en terugstortingen heeft naar de -1--1 mening van de minister bevredigende resultaten opgeleverd. Met het oog en de bezwaren voor de veehouderij en voor de handel van het huidige systeem heeft hij een ambtelijke commissie om advies gevraagd over het meest gewenste systeem voor het oogstjaar 1957/1958. Tot belangrijke, principiële wijzigingen voor dit jaar is het niet gekomen. Wel zal een commissie uit het bedrijfsleven worden ingesteld om de politiek op lange termijn te bezien. Op deze aangelegenheid zullen wij dan ook zeker te zijner tijd nog uitgebreid nader ingaan. gelegenheid zullen wij dan ook zeker te zijner tijd nog uitgebreid nader ingaan. In verband met de vraag of er aanleiding bestaat, zekere monopoliehef fingen te leggen op de invoer van spijsoliën en spijsvetten wijst de minister er op dat dit geen soulaas biedt voor de varkenshouderij terwijl een systeem van uitsluitend toelagen per hectare op dit moment voor 's lands schatkist moeilijk uitvoerbaar is. N. S. ttET landbouwonderwijs zal in toe- TJ- nemende mate 't fundament moe ten leveren voor de landbouwende stand en daarom zal minister Vonde ling ook de onderlinge samenwerking tussen onderwijs, voorlichting en onderzoek blijven bevorderen. Aangaande het rapport inzake een wettelijke regeling op het middelbaar en lager land- en tuinbouwonderwijs, dat onlangs door de voorzitter van de commissie van advies, ir. M. A. Geuze werd aangeboden, merkt de minister op dat hij zich met dit uitstekende werkstuk vrijwel tenvolle kan ver enigen. De minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is van plan, binnenkort een ontwerp van wet in te dienen waarin het voortge zet onderwijs, zowel van algemeen vormend- als het beroepsonderwijs, wordt behandeld. Minister Vondeling heeft hierbij zijn ambtgenoot de nodige medewerking toegezegd waar bij opgemerkt zij dat het rapport van de commissie-Geuze in het bijzonder in aanmerking zal worden genomen. De minister acht het tenslotte van zelfsprekend dat het zo vruchtbaar gebleken verband met het onderzoek en de voorlichting gehandhaafd wordt. HARMONISATIE. CTREEFT de minister in zijn land- bouwonderwijsbeleid harmonisa tie na, van enige harmonisatie in het landbouwbeleid van de Beneluxlanden kan nauwelijks worden gesproken, zo constateert hij. Een oplossing kan echter slechts worden bereikt, wan neer de partnerlanden wederzijds rekening houden met hun beleid. Bij het ontvangen van een garan tie-regeling voor consumptie-aardap pelen is dan ook rekening gehouden met een mogelijk gemeenschappelijk beleid met België. De Belgische regering heeft inmid dels toegezegd bij het calculeren van de kostprijzen, gedurende twee jaar uit te gaan van het huidige pacht prijsniveau. Tevens is de minister van mening dat de standaardisatie van het vetgehalte van consumptie- melk op 2% en 3% de harmoni satie niet in de weg staat terwijl overeenstemming is bereikt over de basis waarop de beloning van de boer en zijn gezin wordt gegrondvest. N. S. In het aprilnummer van Landbouwmechanisa tie schrijft de heer E. Strooker van het Instituut voor Landbouwtechniek en Rationalisatie te Wa- geningen een zeer lezenswaardig artikel waarvan wij hierbij enkele passages laten volgen. A/fET de belangstelling voor de teelt van suiker- XVJ- bieten neemt ook die voor de mogelijkheden van het gebruik van rijendunners toe, al kan van een grote vraag naar deze werktuigen nog niet gesproken worden. De machines worden in twee typen onderschei den, de zondunners en de z.g. slingerdunners. Maar alvorens tot het gebruik van deze werktuigen kan worden overgegaan moet aan verschillende eisen zijn voldaan die goed werken met deze machines mogelijk maken. En tenslotte bepalen de stand van het gewas na de opkomst en de (te verwachten) onkruidbezetting grotendeels het resultaat dat tenslotte wordt bereikt. Proeven hebben aange toond dat alléén door het gebruik van een rijen- dunner 1025 arbeidsbesparing bij het opéén- zetten kan worden bereikt, uitgaande van een „traditionele" zaai en een normale regelmatige opkomst. De kans dat men in ons land binnen afzienbare tijd zover zou komen dat de bieten nagenoeg of volledig machinaal „op stuk" kunnen worden ge zet, is vrijwel uitgesloten. Proeven in deze .richting doen vermoeden dat de eindstand dan erg onregel matig zal zijn. Overigens is het ook bij de huidige toepassing van rijendunners aan te raden om de arbeiders er op te wijzen dat een zekere onregel matigheid van de stand né. het opéénzetten toelaat baar is. Soms bestaat de neiging, ook na gebruik van een rijendunner te streven naar een regel matige stand, waarbij dan echter het gevaar ont staat dat uiteindelijk te weinig planten per ha overblijven. 'VONDER op de werkwijze van de beide typen machines nader in te gaan beperken wij ons tot het aanhalen van enkele praktische wenken uit het genoemde artikel. Landbouwkundig gezien immers vertonen beide typen dunmachines dezelf de werking: ze bewerken een gedeelte van de grond in de rij en laten dus een ander deel onbe werkt. Bij een regelmatige plantenverdeling in de rij komt het aantal bieten-bevattende duimen dat wordt verwijderd, uitgedrukt in een dunpercen- tage, overeen met het percentage van de in de rij bewerkte grond. Aandrijving door loopwielen van het werktuig garandeert een vaste verhouding tussen de voor uitgaande beweging en het aantal dunslagen per lengte-eenheid. Dit geldt ook voor zelf rijdende werktuigen. Een geheel andere situatie doet zich voor bij aandrijving van de dunelementen door de trekkeraftakas. Elke versnelling van de trekker zal een ander aantal dunslagen per meter geven. Dit geldt evenzo in dezelfde versnelling van ver schillende merken en/of typen trekkers. En dit feit maakt het gebruik voor de boer er niet ge makkelijker op. Extra opgelet dus! Een algemene opmerking tot slot: wanneer van te voren vaststaat dat meer dan éénmaal met mes jes in het gewas zal worden gewerkt, is het niet verantwoord tweemaal met hetzelfde aantal te werken. In dit geval is het slechts juist de tweede maal te werken met het dubbele aantal mesjes (meestal smallere) van de eerste maal. Bij slinger dunners die niet de mogelijkheid bieden om twee mesjes achter elkaar te plaatsen, zal men de tweede maal met het dubbele aantal dunslagen moeten werken van de eerste keer. Dit is te be reiken door een lagere trekkerversnelling te kie zen of door een versnelling in het werktuig.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1958 | | pagina 3