GRONDPOLITIEK IN BELGIË
De prijzen van akkerbwunprodukten
267
ZATERDAG 19 APRIL 1958
DE correspondent van een Antwerps dagblad
vestigde als eerste er in België de aandacht op
dat Belgische makelaars, in opdracht van kapi
taalkrachtige Belgen, geregeld bezoeken aan
Z.-W.-Nederland, in het bijzonder Zeeuws-Vlaan-
deren en West-Brabant, brachten om te informe
ren of er grondbezitters waren die hun bezit tegen
de hoogst gangbare prijs van de hand wensen te
doen.
De voornaamste passage uit deze corresponden
tie laten wij hier eerst volgen.
„Kapitaalkrachtige Belgen lopen de Nederland
se grondbezitters af en bieden hun de maximale
Nederlandse waarde voor hun grond en in som
mige gevallen worden deze bedragen ook nog ver
hoogd met zwart geld. Nu bepaalt de Nederlandse
pachtwetdat de pachter bij verkoop van de
grond door de eigenaar, voorkeur heeft bij de
aankoop. Maar de Nederlandse boeren, hoe bege
rig ook naar grond, waaraan er vooral in Brabant
en Zeeland groot gebrek is, zodat vele boeren
zoons verplicht zijn een broodwinning te zoeken
in de industrie, hebben ernstig kapitaalgebrek.
Van Belgische zijde is men overtuigd van de
mogelijkheid, dat in de komende tien jaren, de
Belgische prijzen wel 'n kleine neiging tot daling
zullen hebben (hetgeen wij echter zeer betwijfe
len), maar dat vaststaat dat in ieder geval de
Nederl. grond- en bedrijfsprijzen sterk zullen stij
gen. Zodat, wanneer eenmaal de gelijkschakeling
zal volktrokJcen zijn, de Nederl. boeren hun gron
den aan veel hoger liggende prijzen zullen moe
ten terugkopen of anders in ieder geval een veel
hogere pachtprijs zullen moeten betalen. Voor de
Belgische kopers is het hier dus een zeer lucra
tieve geldbelegging. Vandaar dat naar iedere ge
legenheid wordt uitgezien, om Nederlandse eige
naren te vinden, die hun gronden van de hand
willen doen. Wettelijk is hier niets tegen te doen,
zolang tenminste geen hogere prijzen worden be
taald dan die door de Nederlandse grondkamer
vastgesteld. Het is natuurlijk niet altijd gemak
kelijk te controleren of er ook zwarte prijzen on
der de tafel worden toegestoken.
Ofschoon natuurlijk op deze wijze steeds meer
Nederlandse landbouwgrond Belgisch bezit dreigt
te worden vele gronden worden o.a. aan Bel
gen verkocht bij boedelverdelingen, zegde ons
(de Bredase correspondent) een ambtenaar van
het Landbouwschap is dit feit op zichzelf nog
geen bezwaar voor de Nederlandse pachter. Hij
blijft tenslotte zolang de gelijkschakeling niet
is tot stand gekomen toch de door de Neder
landse pachtkamer vastgestelde pacht betalen.
Dit is trouwens ook niets nieuws. In de buurt van
Steenbergen, Dinteloord en andere plaatsen en
ook in Zeeuwsch-Vlaanderen bevinden zich tal
rijke, landbouwgronden die reeds van oudsher in
het bezit van Belgen zijn en over het algemeen
zijn deze pachters zelfs zeer tevreden.
Opvallend is tenslotte, dat de Belgische aan-
kopers zich vooral in het zuiden van Nederland
ophouden en practisch niet in het hoge noorden.
Dit moet toegeschreven worden aan het feit, dat
in het noorden er niet zulke nijpende nood aan
cultuurgronden is, b.v. in deN.O.P. Daardoor lig
gen de aankoopprijzen voor de pachter in het
noorden veel lager en worden hem ook op andere
wijze meer mogelijkheden geboden om zijn grond
bij voorrang te kopen.
Welke afmetingen deze aankopen van land
bouwgronden in Zeeland en West-Brabant heb
ben aangenomen, kan nog niet met juistheid wor
den vastgesteld. Zeker is in ieder geval dat het
de laatste toeken (februari) vooral in Zeeland
zeer sterk is toegenomen en dat ook in de West-
brabantse dorpen en steden steeds meer Belgi
sche makelaars komen rondneuzen".
Tot zover de Nederlandse correspondent te
Breda van de Antwerpse krant.
PACHTPRIJZEN VORMING IN BELGIE
XJ ET is duidelijk dat' wij hier te doen hebben met
speculaties van Belgische kapitaalkrachtige
personen op Nederlandse gronden. Deze speculatie
is mogelijk door het verschil in het Nederlandse en
Belgische beleid.
T.o.v. Nederland kan er gesproken worden van
een ingrijpende pacht- en grondprijzenpolitiek, ge
kenmerkt doör een streng beheerste en op laag
peil gehouden grond- en pachtprijs.
In België kennen wij de zgn. vrije pachtprijzen -
vorming, waarbij vraag en aanbod de prijzen van
de gronden en bedrijven beheerst. Er is in België
wél een Pachtwet; er was eerst' de zgn. „wet van
Dievoet" van 29-3-1929, thans aangevuld door de
huidige pachtwet van 7-7-1951. Om deze wet tot
stand te brengen heeft men 5 jaar lang in parle
mentaire commissies en in het Parlement er over
gediscussieerd. Deze wet bevat' naast meerdere ge
breken en tekortkomingen ook veel goeds. Zij geeft
aan de pachter een vrij grote stabiliteit, in zover
zelfs dat wel gezegd mag worden dat het uiterst
moeilijk is een pachter tegen zijn wel in, zijn be
drijf te doen verlaten. Dit heeft natuurlijk ook zijn
keerzijde. Oudere en konservatieve boeren kunnen
moeilijk of niet van hun bedrijf verwijderd worden
om tal van jongenen de mogelijkheid te geven een
hoeve te pachten.
De grootste tekortkoming in de huidige Belgi
sche pachtwet is wel het bedrag van de pachtprijs.
De bepalingen hiervoor zijn reeds grotendeels
door de omstandigheden voorbijgestreefd. In Bel
gië hebben wij slechts één enkele bepaling inzake
het peil der pachtprijzen; wettelijke bepaling waar
aan de Openbare Besturen zich trouwens door
gaans minder gelegen laten dan de privé-eige-
naars! Meningsverschillen over de wijze van vast
stelling van de pachtprijs en het bedrag hiervan
kunnen aan de vrederechter onderworpen worden
maai' er zijn in feite geen sankties voorzien be
treffende dit uiterst belangrijke punt.
Grondspeculanten hebben hier weinig kans rijk
te worden; kandidaten zijn er vaak overvloedig en
de prijzen liggen vaak bovenmatig hoog. Wat te
genwoordig wel meer gebeurt, en waartegen drin
kend dient te worden gehandeld, is dat grondeige
naars „canadaplantages" aanleggen of eenvoudig
herbebossen. Er is hiermede heel wat meer te ver
dienen dan met grond in pacht geven!
ENORM GEBREK AAN LANDBOUWGROND
FJE greep van de onteigeningen is katastrofaal
geworden voor de Belgische landbouw. Op na
tionaal plan beschouwd is zulks ook uiterst nade
lig voor de ganse economie. Ook op internationaal
plan, en speciaal in het kader van de Benelux, is
deze ontwikkeling voor België nadelig. Waar Ne
derland landbouwgronden op de zee wint en aan
de andere kant minder onteigent dan België, daar
moet, waar België alleen maar het laatste mee
maakt, —en dan op vierdubbele schaal! op land
bouwgebied noodzakelijk na verloop van tijd het
evenwicht tussen beide landen totaal verbrokea
worden.
Tussen 1929 en 1950 verminderde de Belgische
kuituuroppervlakte met 70.000 ha. Tussen 1946 en
1950 verminderde deze jaarlijks met ca 5.000 ha;
vanaf 1950 vermeerderde deze tendenz, kwam vlug
op 7.000 ha en bedroeg reeds in 1954 13.176 ha en
in 1955 12.000 ha. Hoewel wij nog niet in het bezit
zijn van preciese cijfers over de laatste twee jaren
wijst alles er op dat de afbrokkeling nog toenam.
De levensruimte voor de Belgische boerenstand
wordt dan ook met het jaar kleiner.
De massale afbrokkeling van de Belgische kul-
tuurgrond is wel één der grootste toekomstpro
blemen van onze landbouw. Van de zijde van de
landbouworganisaties en de parlementaire boe-
renafgevaardigden wordt hiertegen niets onder
nomen. Wij moeten dienaangaande de eerste inter
pellatie, en dan op algemeen vlak nog horen! De
landhonger, vooral van de jonge boeren werkt in
de meeste gevallen, gezien meestal niet wordt ge
werkt in de geest van de wet en de bedoeling van
de ruilverkaveling, de versnippering van de bodem
nog in de hand. Kr werd zelfs becijferd dat wan
neer de overgang van landbouwgrond naar niet-
agrarische doeleinden aan de jaarlijkse tenden*
van 12.000 tot meer dan 13.000 ha toekomst en
wanneer door ontginningen van bos- en andere
woeste gronden geen land wordt b^gewonnen, in
België binnen 125 jaar geen landbouwgrond meer
zal bestaan.
De maximum-waarde van de goede kleigronden
bedraagt in Nederland, op basis van de door de
Grondkamer vastgestelde maxima 3.000 tot 4.000
gulden per ha. In België liggen deze prijzen thans
tussen 10.000 tot 12.000 gulden.
De sombere toekomst ten spijt worden nu op
matig vruchtbare zandgrond bedrijven verpacht
voor 4.000 h 5.000 fr. per ha 305 h 380).
Voor overname betaalt men minstens 60.000 fr
per ha 4560), terwijl de inventariswaarde ca
35.000 fr (ƒ2660) bedraagt.
TT ET verschil van mening inzake het renteper-
centage heeft tot gevolg gehad dat de prijzen
'V OALS bekend is de regering bij de vasts tel-
ling van de prijzen van akkerbouwpro(lukten
enigszins afgeweken van de voorstellen welke het
Landbouwschap, direct na afloop van de op 19 fe
bruari gehouden besloten bestuursvergadering, bij
de minister van Landbouw aanhangig heeft ge
maakt.
Het overleg over de prijzen voor akkerbouwpro-
dukten heeït veel tijd gevergd, omdat het werd
doorkruist door discussies rondom enkele princi
piële uitgangspunten (rente omlopend kapitaal,
kosten eigenaarsbedrijven) waarover het Land
bouwschap toen geen overeenstemming kon
worden verkregen met de ministers zich tot de
Statcn-Generaal heeft gewend. De regering heeft
thans de argumentatie van het Landbouwschap in
zake de volledige vergoeding voor grond en gebou
wen als juist erkend doch heeft gemeend in ver
band met het grote tekort van het Landbouw-Ega-
lisatie-Fonds het voor dit jaar bij een principe
uitspraak te moeten laten. Ook de verwerkelijking
van de werkclassificatie zou, om dezelfde reden,
dit jaar slechts ten dele kunnen plaatsvinden. Het
Landbouwschap acht liet verontrustend dat de in
williging van de, zoals de regering zelf toegeeft,
niet' ongerechtvaardigde wensen van de landbouw
zonder meer afhankelijk worden gesteld van de
toestand van de Schatkist. Bovendien is het onlo
gisch en niet redelijk om de moeilijke afzetpositie
van de zuivelprodukten als argument aan te voe
ren voor het niet ten volie realiseren van de garan
tieprijzen voor akkerbouwprodukten.
Het verschil tussen de door de regering vastge
stelde prijzen en de voorstellen van het Landbouw
schap is het gevolg van:
a. Verlaging van het rentepercentage voor om
lopend kapitaal van 5 tot 4L
b. Het niet volledig vergoeden van de kosten van
eigenaarsbedrijven.
c. Het niet volledig realiseren van de relatieve
gelijkstelling van de beloning van de landar
beid door invoering van de werkclassificatie.
Bij het veelvuldig overleg kon over een aantal
andere punten een grote mate van overeenstem
ming worden verkregen zoals:
1. De wijze waarop de prijzen, met gebruikma
king van voorlopig berekende kostprijzen, die
nen te worden vastgesteld. Hierbij is met name
gesproken over het in de weging betrekken van
in de Veenkoloniën geteelde tarwe, waarom
trent in vorige jaren geen gegevens beschik
baar waren.
2. Het incalculeren van een bedrag voor „herstel
van de grondrente" bij produkten met vaste
prijzen.
3. De herziening van de winstmarge op basis van
de algemene loonindex. (Hierover bestond nog
een klein verschil van mening tengevolge
waarvan de winstmarge bij tarwe 5 ct en bij
suikerbieten 15 ct lager is dan door het Land
bouwschap werd voorgesteld.)
4. Geen noodzaak tot eventuele beperking van
de garantie bij suikerbieten tot een bepaald
areaal of een bepaalde hoeveelheid suiker.
tarwe (fr.-pakhuis)
28,50
29,80
gerst kleigronden
25,50
25,80
haver kleigronden
23,75
24,15
rogge
26,70
25,80
haver
(lichte gronden)
28,—
27,30
suikerbieten
(herleid tot 16
51,15
53,20
fabrieksaardappelen
6,85
7,lo
voor de granen 15 ct, voor de fabrieksaardappelen
3 ct per 109 kg en a oor de suikerbieten 17 ct per
1.000 kg lager zijn dan door het Landbouwschap
was voorgesteld.
Het zich, onder de huidige omstandigheden, niet
volledig baseren op de kosten van eigenaarsbedrij
ven heeft geleid tot een verlaging van 20 ct bij de
granen, 1 ct bij fabrieksaardappelen en 17 ct bij
suikerbieten. Het uiteindelijke verschil wordt ge
ïllustreerd door onderstaande tabel:
prijs '57 voorstel beslissing
Landbouwschap Regering
29,30
25,50
23,75
25,40
26,95
52,70
7,10
Uitdrukkelijk moet worden vermeld, dat in bo
venstaande prijzen de invoering van de werkclassi
ficatie buiten beschouwing is gelaten. Het Land
bouwschap heeft bij zijn voorstellen gesteld dat
evenals in het verleden de prijzen dienen te wor
den gewijzigd bij rechtens geldende veranderingen
van bepaalde kostenfactoren. Er zijn nog bespre
kingen gaande over de invoering van de werkclas
sificatie en de daarmede verband houdende verho.
ging van bovenstaande prijzen.
/^ECONSTATEERD kan worden dat de basis
waarop de graantoeslag voor lichte gronden
wordt afgestemd ten opzichte van 1957 niet onaan
zienlijk is verlaagd. Dit is niet het gevolg van de re-
geringspolitiek doch van het feit dat de L.E.I.-bere-
keningen op een lager niveau uitkomen. Ten op
zichte van het vorige jaar zijn lagere dorskosten
aangehouden, terwijl voorts het opbrengstniveau in
een enkel geval iets is verhoogd. Daarnaast wordt
deze verlaging in de berekening met name veroor
zaakt doordat het totale per bedrijf ingecalculeerde
ondernemersloon anders over de produkten is ver
deeld. Daardoor is thans meer aan de melk, doch
minder aan de granen toegerekend. Tegenover een,
berekende, verlaging van de produktiekosten van
granen staat dus een verhoging van de kostprijs
van melk. Overigens zijn de normen welke voor de
totale beloning voor de boer (uit handenarbeid en
bedrijfsleidersvergoeding) worden aangehouden
voor de verschillende bedrijfstypen (weidebedrij-
ven, gemengde bedrijven, Veenkoloniale bedrijven
en klei-akkerbouwbedrijven) ongeveer met elkaar
in overstemming.
Mede in verband met de verlaging van de graan
toeslag acht de hoofdafdeling Akkerbouw het nood
zakelijk opnieuw te streven naar een zodanige ver
betering van de uitvoeringsmaatregelen dat de in
het vooruitzicht gestelde graanprijzen met name
ook voor de Veenkoloniën daadwerkelijk worden
geëffectueerd en wel op basis van het werkelijke
vochtgehalte.