Schoffelen van graszaadpercelen Het weer in honderd jaar (II) neerólag van 1856 tot en met 1955 r\E gegevens betreffende de temperatuur zijn die U van De Bilt. De neerslaggegevens zijn echter gemiddelden over "het hele land. Dit laatste bete kent dat plaatselijk een bepaalde maand een geheel a.nder karakter kan hebben gehad dan hier is be rekend. Bij de temperatuur kunnen wij echter vei lig aannemen dat een te warme rnaand in De Bilt ook in de rest van het land te warm is geweest, enz. blijft precaire zaak PRAKTIJKSCHOOL VOOR LANDBOUWMECHANISATIE TE SLOOTDORP. ZATERDAG IS APRIL 1958 251 \LLE maanden van de laatste honderd jaren kunnen we wat de neerslag betreft volgens een zelfde systeem als bij de temperatuur (zoals in ons nummer van vorige week beschreven), indelen in: veel te droog, te droog, normaal, te nat, veel te nat en buitengewoon nat. Delen we het jaar weer in seizoenen in dan vin den wij voor de opvolgende tijdvakken van 25 iaren 1856 t/m 1880, 1881 t/m 1905, 1906 t/m 1930 en 1931 t/m 1955 het volgende. WINTER 1856/80 1881/05 1906/30 1931/55 veel te droog 5 4 1 2 te droog 23 24 20 20 normaal 32 29 31 27 te nat 9 15 16 19 veel te nat 6 3 7 4 buitengewoon nat 3 LENTE veel te droog 3 3 2 te droog 25 28 22 27 normaal 31 22 28 22 te nat' 10 16 18 16 veel te nat 5 5 3 9 buitengewoon nat 1 1 2 1 ZOMER veel te droog 3 4 3 1 te droog 25 22 23 25 normaal 30 24 26 24 te nat 12 21 16 20 veel te nat 5 3 6 5 buitengewoon nat 1 1 HERFST veel te droog 4 2 4 5 te droog 21 29 24 24 normaal 26 26 29 20 te nat 19 13 13 17 veel te nat 4 5 5 7 buitengewoon nat 1 2 Vervolg vaii vorige pagina de boerderij ligt of wanneer er aan het bedrijf te veel percelen zijn, die niet met 1 plasticbuis te be reiken zijn. Nodig is een put voor de meter; deze kan het' voordeligst bij de sloot worden aangelegd. Kosten in dit geval zijn: Aansluiting vanaf het net door de Waterleidingmaatschappij 150,Hierbij komen dan de kosten van aanleg van de meterput. Verder evenals in voorbeeld A 90 meter plastic buis x 1,90,—. Daarnaast een abonnement' voor een weiland aansluiting, kosten 18,per jaar, waarvoor 36 m3 water mag worden betrokken. Elke m3 meer kost 0,50. In totaal zullen de kosten van aanleg in dit ge val 350,bedragen. In beide gevallen is het graafwerk voor rekening van de boer. Hoewel voor elk bedrijf de perceelsindeling uit eenloopt, zal een aansluiting van de boerderij vaak goedkoper zijn. Tenslotte moeten we op onderstaande punten letten: 0 Een aanvraag voor een extra aansluiting-dient te geschieden aan het kantoor van de Waterlei dingmaatschappij 0 De meterput moet aan de volgende eisen vol doen: a. moet van beton of steen zijn, ter grootte van 6080 cm en een diepte van 1 m. b. afgedekt met twee houten of stenen deksels, met een onderlinge tussenruimte van 40 cm. In het onderste deksel moet een luikje ?ijn van 20 x 25 cm. 0 Wanneer bij controle door de functionarissen van de Maatschappij blijkt, dat de put niet ge maakt is of niet aan de gestelde eisen voldoet, zal behalve de hiervoor gemaakte kosten per keer 5,— in rekening worden gebracht. 0 Voor het eventueel doorboren van een weg moet ongeveer 12,betaald worden. 0 De plasticbuis moet een doorsnede hebben van 2125 mm en op een diepte van minstens 80 cm jvorden gelegd. Dit om bevriezing le voorkomen. 0 In het najaar dient de mpter om beschadiging te vermijden, weggehaald te worden! 0 Bij gebruik van een vlotter zal men deze tegen beschadiging door het vee moeten beschermen. Gebruik van een vlotter is gemakkelijk, maar niet noodzakelijk. Zonder vlotter moet men de bak op tijd vol laten lopen. 0 Onderhoud en reparaties komen voor rekening van de boer. 0 Een plasticbuis is steviger dan een plasticslang behoeft niet opgegraven te worden. Uit deze tabel blijkt dat wij in de laatste 25 jaren meer natte en veel te natte wintermaanden hebben gehad dan in de voorafgaande tijdvakken van 25 jaren. Het aantal te droge en veel te droge winter maanden verschilt' maar weinig van dat in de an dere tijdvakken. We hadden in de laatste 25 jaren eveneens het grootste aantal te natte en veel te natte voorjaars maanden terwijl het aantal te droge en veel te droge voorjaarsmaanden niet veel verschilde van dat uit de andere tijdvakken. Het aantal te natte en veel te natte zomermaan den was in de periode 1856/80 het kleinst1, maar de overige drie perioden hadden nagenoeg het zelfde aantal van die maanden. Het aantal te droge en veel te droge zomer maanden was voor alle vier de tijdvakken prak tisch gelijk. Wij hadden in de laatste 25 jaren even veel te droge zomermaanden als de vorige gene ratie heeft meegemaakt. En ook het aantal te droge en veel te droge herfstmaanden was voor heen vooral niet groter dan in de laatste 25 jaren terwijl het aantal te natte herfstmaanden in „onze" 25 jaren slechts twee groter was dan in het tijd vak van 1856/80. Het is wellicht opgevallen dat er geen buiten gewoon droge maanden te vinden zijn. Dit is een gevolg van de indeling en van hel' feit dat er nooit minder dan 0 mm neerslag in een maand kan val len. Een buitengewoon droge maand zou een maand moeten zijn met minder dan 0 mm neerslag. De buitengewoon natte maanden van 1856 tot heden waren: 1869 112 mm (48) september 1876 152 mm (68) 1882 117 mm (56) 1903 109 mm (43) 1914 120 mm (43) 1923 109 mm (48) juni 1927 132 mm (56) oktober 190 mm (75) februari 1937 105 mm (44) november 1944 170 mm (66) 1945 102 mm (48) februari 1946 136 mm (44) januari 1948 133 mm (52) september 3957 172 mm (68) Tussen haakjes de voor de betreffende maand normaie hoeveelheid. Uit alles blijkt, dat ons klimaat in de loop van honderd jaren niet merkbaar slechter is geworden en zelfs blijkt, dat wij in de laatste 25 jaren in sommige opzichten beter af waren dan de vorige generatie. En tochheeft en houdt men het gevoel dat hel vroeger beter was. Dat gevoel heeft men altijd gehad. Leest men boeken uit de vorige eeuw dan blijkt dit en ook in kronieken treft men uitlatingen in die richting aan. Toch is het niet juist. Zou het waar zijn dan moeten we ons voorstellen dat het in de middel eeuwen buitengewoon warm en zonnig is geweest. Nu leert de geschiedenis dat men in die tijd elkan der gekleed in zware ijzeren harnassen naar het leven stond en dat zou bij de veronderstelde hoge temperaturen zelfmoord zijn geweest! Wij geloven dat het een leeftijdsverschijnsel is. Als men ouder wordt herinnert men zich van zijn jeugd vooral de vrije tijd en de vakanties waarin praktisch altijd buiten werd gespeeld. Als het maar niet stortregende was alle weer voor dit doel bruikbaar. Op latere leeftijd stelt men veel hogere eisen aan het weer. Zo mag het voor een fietstochtje niet te koud zijn, maar ook niet te warm. Het mag niet waaien en als men dan nog eens buiten wil zitten moet het weer in alle opzichten volmaakt zijn. Dergelijke dagen zijn uiterst zeldzaam en zijn dit altijd geweest. Het klagen over het weer heeft geen enkele zin, het verandert er niet' door. Het is bovendien onge grond want uit alles wat van het weer van vroeger bekend is blijkt, dat goed en slecht weer elkander altijd al hebben afgewisseld en zo zal het in 1958 ook wel weer gaan. M. SCHARRINGA. De Afdeling Zaadteelt van het Proefstation voor de Akker- en Weidebouw deelt ons mede: U in vele gebieden in Nederland de structuur van de bovengrond buitengewoon mooi is, zijn er vele landbouwers, die hiervan willen pro- fiterep door een schoffelbewerking, uit te voeren in hun graszaadperceel. Al nodigen de omstan digheden de boer als 't ware uit om iets te on dernemen, toch moeten wij er op wijzen, dat hierdoor niet altijd de zaadopbrengst gunstig wordt beïnvloed. Het is onjuist om het graszaad te vergelijken met wintergranen en het dienover eenkomstig te behandelen. Op grond van praktische ervaringen en van enkele proeven hierover, menen wij te moeten waarschuwen tegen het zonder meer ertoe over gaan de graszaadpercelen te schoffelen in het voorjaar. In een proef in een le jaars veldbeemd bleek het object, dat niet geschoffeld was 1442 kg zaad te geven en het object, dat wèl geschoffeld was 1219 kg zaad. Eenzelfde proef in beemdlang- bloem gaf geen betrouwbare verschillen te zien. Hieruit blijkt, dat de grassoorten verschillend reageren. Wij hebben de indruk, dat vooral de uitloper- vormende grassen, maar ook de andere opper vlakkig wortelende grassen zeer gevoelig zijn voor een grondbewerking in het voorjaar. In het algemeen zouden we dan ook willen adviseren: Ga alleen tot schoffelen over na overleg met deskundigen op dit gebied. Moet men door om standigheden toch schoffelen, gebruik dan kleine mesjes en werk zo oppervlakkig mogelijk. In de week van 31 maart tot en met 5 april werd wederom een praktijkweek gehouden met examens „Kennis van Tractoren en Tractorwerktuigen" en „Landbouwmecaniciën" (praktijkgedeelte). Voor het examen „Kennis van Tractoren en Trao- torwerktuigen" slaagden de volgende Zeeuwse kan didaten: A. C. van Baaien te Grijpskerke; P. Slab- bekoorn en J. Hoogstrate, beiden uit Kloetinge; C. Bliek te Heinkenszand; M. Westrate en M. v. d. Poel, beiden uit Krabbendijke; J. D. C. Raas te 's-Heerenhoek en H. J. Lammers te Driewegen. Aan dit examen namen 14 kandidaten deel, waar van er 9 slaagden, dus ruim 64 Alle geslaag den behaalden het praedikaat „Voldoende." WEST-DUITS LAND Aanlappelimport In de periode juli t/m de cember in de afgelopen jaren blijkt de West- Duit-se aardappel import scherp terug te lopen. Was de import gedurende deze periode in 1955 nog 118.300 ton groot in 1956 liep deze tot 59.900 ton terug en zakte in 1957 tot op 22.000 ton. Van deze laatste hoeveelheid bestond 13.000 ton uit Nederlandse poot-aardappelen van het ras Eerste ling. De grondstoffenvoorziening van de aardappel- verwerkende industrie geschiedt thans nagenoeg geheel van Duitse bodem. De invloed van het Groene Plan een jaarlijks door de Bondsrege ring vastgesteld werkprogramma voor de land bouw is in deze ontwikkeling terug te vinden. ITALIË Uitvoer vroege aardappelen. In 1957 bedroeg de Italiaanse oogst van vroege aardappelen 252.000 ton 1956 262.000 ton). In de maand juni werd het meeste geëxporteerd van deze aardappelen, ge rekend in de periode 1 maart tot 21 juni. In totaal gingen in deze periode 9.000 wagons de grens over. Duitsland was verreweg de grootste afnemer (5.372 wagons), daarop volgden Oostenrijk (1.236 wagons) en Engeland (985 wagons), aldus meldt „Landbouwwereldnieuws". Perenoogst 1957 De Italiaanse perenoogst be droeg in 1957 in totaal 360.000 ton (1956 440.000 ton). Duitsland nam belangrijk minder af dan in 1956! In dat jaar gingen 6.022 wagons naar dat land; in 1957 daarentegen 3.484 wagons. De peren export naar Zwitserland steeg tot 1.358 wagons. De export naar Engeland (1.013 wagons) en Oosten rijk (765 wagons) kwam resp. op de derde en vier» de plaats.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1958 | | pagina 7