STIJGENDE LASTEN VOOR DE SCHATKIST 249 Gebruikskruisingen ten behoeven van de rundveemesterij ZATERDAG 12 APRIL 195 8 Rampzalige daling van de prijzen van de zuivel op de internationale markt Nieuwe garantieprijzen akkerbouwprodukten ^TENGEVOLGE van een rampzalige ontwikke- T ling van de prijzen van de zuivel op de bui tenlandse markt, zal de opbrengst van de melk in de periode november 1957november 1958 on geveer 100 miljoen lager zijn dan aanvankelijk werd verwacht, zodat rekening moet worden ge houden met een veel groter garantie-uitkering dan de geraamde ƒ220 miljoen aan de melkvee houders. Het geraamde tekort van het Landbouw- Egaüsatie Fonds van 326 miljoen wordt hier door zeer aanzienlijk hoger, hetgeen de Regering dwingt tot de uiterste Oehoedzaamheid ten aan zien van de uitgaven. Aan bepaalde verlangens, zoals invoering van de werkclassljficatie in de landbouw met verbete ring van de landarbeidersionen, verhoging als nog van de garantiemeïkprijs voor de veehou ders en verbetering van de slytersmarge voor do gestandaardiseerde melk, kan dan ook nog niet direct of slechts ten dele worden tegemoetgeko men. Ook bij de garantieprijzen voor de akker- men. Ook bij de garantieprijzen voor de akker bouwprodukten moest mede hierdoor enigszins van de voorstellen van het Landbouwschap wor den afgeweken. Naar de Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening mededeelt, heeft de Regering zich bij de vaststelling van de garantieprijzen voor de producenten van tarwe, voedergranen, suikerbieten en fabrieksaardappelen van de oogst 1958, opnieuw beraden over de nieuwe garantie prijs voor melk, die op 3 maart 1958 werd bepaald op 28,85 per 100 kg melk met 3,7 vet. Het be raad stond uiteraard ook in het licht van de ge dachtewisseling over het melk- en zuivelbeleid in de volksvertegenwoordiging en de door de Tweede Kamer aanvaarde moties. GEWIJZIGDE OMSTANDIGHEDEN T N verband met haar niet overtuigende argu- J mentatie voor het niet volledig vergoeden van de in de bestedingsnota-1957 genoemde bedragen voor de gestegen eigenaarslasten, was de Rege ring in beginsel bereid aan het verlangen, uitge sproken in de motie-Van Koeverden, tegemoet te komen, zowel bij de melkprijs als bij de garantie prijzen van de akkerbouwprodukten. Sindsdien hebben de .omstandigheden zich echter met name in de zuivelsector sterk ten ongunste gewijzigd. Het hernieuwe overleg over de melkprijs betrof verder ook de gevolgen van de tot loonsverhoging van de landarbeids leidende invoering van de werkclassificatie in de landbouw en het sterke verlangen van de melkslijters tot een zekere ver hoging van de slijtersmarge. Inwilliging van deze op zich zelf niet ongerechtvaardigde wensen zou ook een verhoging van de prijs der consumptie- melk en een aanzienlijke verhoging van het tekort van het Landbouw-Egalisatie Fonds tengevolge hebben. De "Regering acht beide gevolgen onder de tegenwoordige omstandigheden zeer onge wénst. In een spoedvergadering op verzoek van het Produktschap voor Zuivel met de Minister van Landbouw op woensdagavond 2 april j.l. gehou den, is melding gemaakt van een bedroevend slechte ontwikkeling van de internationale zui- velmarkt. Volgens de in deze vergadering door het Produktschap voor Zuivel verstrekte gegevens, zal de opbrengst van de melk ongeveer 100 miljoen lager zijn dan aanvankelijk werd verwacht. Het reeds grote tekort van het Landbouw-Egalisatie Fonds zal hierdoor zeer belangrijk hoger worden. In het sombere licht ,van deze ontwikkeling, heeft de Regering- besloten de garantiemeïkprijs niet te wijzigen. Ook de garantieprijzen van akker bouwprodukten zijn dientengevolge enigszins lager dan door het landbouwschap werd gevraagd. (De logica van deze redenering ontgaat ons, speciaal ten aanzien van de doorberekening van de ver hoogde eigenaarslasten, zoals wij ook in 't „Over zicht" uiteenzetten. Red.) Om dezelfde reden kan de gevraagde loonsverhoging van de landar beiders door midden van de werkklassificatie, in te gaan in mei a.s., slechts ten dele worden toege past. Ook de verlangens van de melkslijters kun nen niet direct en ten volle worden vervuld. GARANTIEPRIJZEN AKKERBOUW PRODUKTEN INE minister van Landbouw, Visserij en Voed- selvoorziening heeft de garantieprijzen voor tarwe, voedergranen, suikerbieten en fabrieks aardappelen van de oogst 1958 op basis van de voorlopige kostprijsberekeningen van het Land bouw Economisch Instituut als volgt vastgesteld,: De garantieprijs voor tarwe is bepaald op ƒ29,30 per 100 kg franco pakhuis handelaar. Deze prijs geldt voor een produkt van gezonde door sneekwaliteit met een vochtgehalte van 17%. (Garantieprijs oogst 1957: ƒ28,50). De garantieprijzen voor de voedergranen wor den ook voor de oogst 1958 gerealiseerd door het stelsel van monopolieheffingen, waarbij voor de produkten van de lichte gronden wegens het verschil in kostprijzen een aanvullende toeslag wordt verleend. Uitgaande van de door het L.E.I. becijferde kostprijzen voor gerst en haver van de kleigronden, zijn minimumprijzen voor deze pro dukten vastgesteld op hetzelfde niveau als in 1957 n.l. op 25.50 per 100 kg voor gerst en op 23,75 per 100 kg voor haver. De garantieprijzen voor rogge en haver van de lichte gronden zijn aan de hand van de lager berekende kostprijzen vastgesteld op ƒ25,40 (ƒ26,70 in 1957) respectie velijk ƒ26,95 (ƒ28,— in 1957) per 100 kg af boer derij met een vochtgehalte voor rogge van 17 en voor haver van 15 Het verschil tussen de met hulp van het systeem van monopolieheffin gen gerealiseerde marktwaarde en deze garan tieprijzen zal na afloop van het seizoen in de vorm van een toeslag per ha worden uitbetaald. Voor gerst en gemengd gewas van de lichte gron den zal eenzelfde toeslag worden verleend als voor haver. Evenals in het verleden, wordt de garantieprijs voor suikerbieten vastgesteld in de vorm van een suikerprijs af fabriek. Deze suikerprijs dient nog nader te worden vastgesteld, maar zal gebaseerd worden op een prijs voor de suikerbieten van ƒ52,70 per ton met een suikergehalte van 16%. GEVOLGEN Over de gedeeltelijke Invoering; van de werk- classificatie in de landbouw, die loonsverhoging- voor de landarbeiders met zich brengt, moeten nog besprekingen worden gevoerd, zodat eventuele gevolgen van doorberekening der kosten in de prij zen, thans nog niet kunnen worden aangegeven. SUIKERINDUSTRIE ONTSTEMD De suikerindustrie in ons land is ontstemd over de jongste maatregelen van de minister i van Landbouw, zo meldt een persbericht in de dagbladen. Afgevaardigden van vrijwel alle suikerfabrieken bi ons land vergaderden dinsdag jl. in Den Haag en gaven daarbij i uiting aanh un grote teleurstelling, dat door de overheid is afgeweken van de jaren lange bestaande regeling, waarbij een suiker- 1 prijs werd vastgesteld, waaruit een bieten- prijs resulteerde. De overheid heeft thans namelijk, alvorens overleg te plegen met de suikerindustrie, <le suikerbietenprijs vastge steld. Daar de suikerprijs door de overheid nog moet worden vastgesteld, is de suiker industrie in een minder prettige jx>sitie ge komen. De door de regering gevolgde ge dragslijn houdt in. dat voorlopig nog geen bieten gecontracteerd kunnen worden. Het valt dan ook in hoge mate te betreuren dat van de normale gedragslijn is afgeweken en wij moeten vrezen, dat de boeren hiervan de dupe dreigen te worden. Niettemin blijven wij hopen dat zeer binnenkort een, zowel voor de suikerindustrie als voor de landbou wers, bevredigende oplossing komt. Vervolg van pagina 247 der zijn, kan dit de marge tussen aan- en ver koopprijzen bedenkelijk verkleinen. Dat ook ons rundvee in het buitenland voor de mesterij wordt gewaardeerd kan blijken uit een mededeling in „De Vee- en Vleeshandel" n.l. dat in 1957 naar Italië 2700 graskalveren zijn uitge voerd die daar voor de mesterij worden bestemd en men onlangs de importeisen t.a.v. deze mest- dieren nog verruimd heeft. Ook is het een bekend feit, dat de melkvorming fysiologisch met minder verliezen verloopt dan de produktie van vlees en vet. Melkrassen en melkvleesrassen nu zijn in staat het voedsel snel en doelmatig om te zetten in melk. Worden zij gemest, dan zullen, in het bij zonder de melkvleesrassen, mits zij goed willen opnemen, dit voedsel ook gemakkelijk omzetten in vlees en vet en zodoende in groei en voeder- benutting in het algemeen gunstig naar voren komen. Hun slachtverlies is in vergelijking met zuivere vleesrassen wellicht iets minder gunstig. YTVER de slachtkwaliteit kan men van mening verschillen. Dit is trouwens geen vast om schreven begrip. Wel staat vast dat de vleesrassen spoedig de neiging hebben om te vet te worden, maar de leeftijd bij slachten en de voeding spelen hier ook een rol. Toch kan deze eigenschap van vleesrassen het rendement drukken, want de slager en de consument laten zich geen vet voor vlees verkopen. De wijze waarop in ons land de veehouderij wordt beoefend en de veeverbetering in de prak tijk wordt uitgevoerd, maken, dat kruising grote bezwaren met zich meebrengt afgezien nog van de bezwaren in verband met de positie van Ne derland t.a.v. de afzet van fok vee. Wij zullen op deze plaats hierop niet nader ingaan. De Buck heeft deze o.a. in dit blad be sproken en getracht ze te weerleggen, waarbij hij o.i. deze aangelegenheid wel wat erg eenvou dig ziet. Door kruising met vleesrassen wordt een aan tal dieren aan de normale fokkerij onttrokken, waardoor de selectiebasis wordt versmald. Dit achten wij een groot bezwaar, omdat de hoge plaats die Nederland als exportland van rund vee kwalitatief inneemt daardoor in gevaar komt. De selectiemogelijkheden moeten met het oog op de afzet van fokvee in binnen- en bui tenland ruim blijven. Dit is temeer het geval, omdat in ons land de veeverbetering voor een groot deel op kleine bedrijven plaats vindt. Ieder praktisch fokker weet, dat men daar, voor het uitoefenen van een voldoende selectie, geen enkel dier kan missen. Wel zijn wij het met De Buck eens, dat in de stamboekfokkerij de mogelijkheid moet bestaan om binnen het ras typen te fokken die naar de mening van de fokkers het beste aan hun gebruiksdoel onder plaatselijke omstan digheden kunnen voldoen. Het is mij als voor zitter van het Nederlandse Rundveestamboek bekend, dat ook de leiding van dit stamboek deze mening deelt. Heterosis. '"TEGENWOORDIG worden bij de maisteelt en in de kippenfokkerij belangrijke successen geboekt bij toepassing van bepaalde inteelt- en kruisingsmethoden. Het doel is daarbij te profi teren van een heterosiswerking in de gebruiks- typen, welke worden verkregen na kruising van ingeteelde stammen of rassen, waaraan onder zoek op combinatiegeschiktheid is vooraf gegaan. Wie enigermate op de hoogte is met de gevolgde werkwijzen, weet dat een dergelijk foksysteem nooit in de rundveehouderij kan worden door gevoerd, omdat runderen zich daarvoor te lang zaam vermeerderen, met als gevolg te weinig selectiemogelijkheden. Voorts vertegenwoordigen zij individueel een grote waarde, terwijl de se lectie op groei en voederbenutting niet voldoen de scherp kan zijn, omdat ze grotendeels van ruwvoer moeten leven, waarvan de opname en de benutting niet eenvoudig is te controleren. Het profiteren van heterosiswerking wordt vol gens onze mening te vaak als vrij eenvoudig te bereiken voorgesteld, zoals b.v. in dit blad van 1 maart j.l. Slotbeschouwingen. 'YY\EN kan ons nu terecht de vraag stellen in welke richting wij dan de oplossing zouden willen zoeken. In de eerste plaats willen wij nog eens wijzen op het reservoir dat de nuchtere kalveren voor de vleesproduktie vormen. Indien deze in ons land worden aangehouden in plaats van afge slacht kunnen deze uitstekend in de vraag naar geschikt mestvee voorzien. Ofschoon het aantal geslachte nuchtere kalveren belangrijk is gedaald (ongeveer 675.000 stuks in 1955 en 422.000 in 1957) en het aantal geslachte en uit het binnenland afkomstige koeien, ossen en stieren is gestegen (van 490.000 stuks in 1953 tot 555.000 in 1957), kunnen wij toch constateren dat er voor het aanhouden van kalveren voor de mesterij nog voldoende mogelijkheden zijn. In de tweede plaats zouden wij mestproeven met dit materiaal zeer toejuichen. Hierbij dient dan vooral de nadruk te worden gelegd op de rentabiliteit. Bij een gunstige uitslag, die o.i. grotendeels afhankelijk is van de vleesprijzen, zullen deze proeven ongetwijfeld in de praktijk weerklank vinden en deze wijze van mesten sti muleren. Wij denken hierbij ook aan proeven zoals door het Instituut voor Veeteelt in Göttingen (Duits land) worden genomen, waar men in 1955 is be gonnen met mestproeven van groepen afstam melingen van stieren. Dit is dus een afstamme- lingenonderzoek op geschiktheid voor de vlees produktie. Men moet daarbij echter niet uit het oog verliezen, dat in Nederland de koeien in de eerste plaats voor de melkproduktie worden ge houden, zodat de melkproduktievererving bij het afstammelingenonderzoek de eerste plaats zal moeten behouden. Het streven zal echter moeten zijn, beide ca paciteiten zo goed mogelijk te verenigen. Wij hopen, dat de Zeeuwse landbouworgani saties, eventueel in samenwerking met anders instanties, proevelt en andere activiteiten op dit terein, waar ongetwijfeld nog veel is te bereiken en te verbeteren, zullen blijven stimuleren.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1958 | | pagina 5