ZATERDAG 29 MAART 1958, waarin opgenomen DE BOERENJEUGD Het Landbouwschap voor een moeilijke beslissing Het A A R D A P P E L P O T E I\ No. 2421 Frankering bij abonnement: Terneuzen 46e Jaargang ZEEUWS LANDBOUWBLAD Officieel Orgaan van de ZEEUWSE LANDBOUWMAATSCHAPPIJ en de LANDBOUW JONGEREN GEMEENSCHAP ZEELAND IN de vergadering van het Land bouwschap van woensdag 19 mrt. kwam een punt aan de orde, waar over een discussie zeer wenselijk is, namelijk hoever de belangenbehar- tigende taak van een Publiekrechte lijk orgaan kan gaan in de verdedi ging van de belangen van de be- drijfsgenoten tegen de regering, maar eventueel ook tegen andere sectoren van het bedrijfsleven. Er blijkt bij verschillende leden van het bestuur aarzeling te bestaan. De zaak is actueel, omdat het ge sprek van het Landbouwschap met de minister naar aanleiding van de melkprijs eigenlijk is vastgelopen en overgesprongen is naar de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De Ka mer heeft daar een uitspraak ge daan. W/"AT moet nu de houding zijn van het Landbouwschap vooral wan neer de minister deze moties naast zich neerlegt, of probeert de uitvoe ring daarvan te omzeilen. Naar mijn mening is de grote meerderheid van de bedrijfsgenoten van mening, dat het dan geen zin meer heeft overleg met de minister te plegen. Kan nu ook een publiekrechtelijk orgaan deze opvatting van diegene, wier belangen zij moet behartigen overnemen en tegen de minister zeggen: „Wij komen verder niet meer praten". Naar mijn mening zit het Land bouwschap hier tussen twee vuren. Wanneer zij de nadruk legt op haar publiekrechtelijke taak en meent dat zij niet kan optreden als strijd organisatie en zeker niet tegenover de overheid, dan zullen de bedrijfs genoten, wanneer zij menen dat de tijd van praten voorbij is, de con clusie trekken dat hun belangen bij dit orgaan niet in goede handen zijn en tot belangenbehartiging op an dere basis bijvoorbeeld door hun vrije standsorganisatias overgaan. Deze komen dan in een positie, dat zij zelf een ander geluid laten ho ren dan het Landbouwschap. Zelfs kan het Landbouwschap de organi saties dan in de wielen gaan rijden. Wanneer dan deze standsorgani saties besluiten aan het Landbouw schap geen steun meer te verlenen, is daarmee het Landbouwschap uit geschakeld. De conclusie hieruit zou dus zijn, dat voor het Landbouwschap onder dt«ie omstandigheden haar bestaan op het spel staat en dat zij zal moe ten besluiten de belangenbeharti ging zo ver mogelijk voort te zetten en zelfs eventueel het overleg met de minister moeten verbreken. Wan neer bepaalde groepen bedrijfsgeno ten dit zouden trachten te verhin deren, dan geloof ik dat men dan de consequentie van het wegvallen van het schap onder ogen moet dur ven zien. Aan de andere kant geldt dit ook voor diegenen, die te lichtvaardig tot dergelijke maatregelen willen besluiten. Een ruime meerderheid in het be stuur van het schap kan een waar borg zijn tegen onverantwoord op treden. Natuurlijk zal de regering een De voorzitter van het Konin- klijk Nederlands Landbouw Co mité, ir. C. S. Knottnerus be handelt in bijgaand artikel de vraag of het Landbouwschap al of niet voor een moeilijke be slising staatgezeten tussen twee vuren. Gaarne nemen wij de visie van de voorzitter van het K.N.L.C. in onze kolommen op. KED. dergelijk rebellerend schap proberen weer in het gareel te krijgen. Een situatie zoals deze ontstaat echter doordat de regering wensen van het schap negeert of verorde ningen niet goed keurt, in ieder ge val wanneer er tussen regering en schap meningsverschillen zijn. De regering kan een dergelijke ontwik keling dus voorkomen door steeds in voldoende mate met de wensen van het schap rekening te houden of al thans bij meningsverschil tot rede lijk overleg met redelijke argumen ten bereid te zijn. Onder redelijk versta ik argumenten die de gewone boer duidelijk kunnen worden ge maakt en rekening houden met de werkelijkheid en niet enkel met de theorie. Ook de overheid zal het schap moeten zien als de belangen- behartigende organisatie waarvan niet meer geëist kan worden dan ze kan opbrengen. tl ET is m.i. een teken aan de wand dat in het Landbouwschap over dit probleem wordt gesproken. Er schijnt reden te zijn om dit punt aan de orde te stellen. Het getuigt van wijs beleid, dat het Landbouw schap niet overhaast, maar op rus tige wijze haar weg wil kiezen. Het Landbouwschap wordt geleid door een bestuur waarvan de leden zon der last of ruggespraak stemmen d.w.z. dat zij daar vrijelijk hun me ning kunnen zeggen en kunnen be slissen zonder gebonden te zijn aan het standpunt van de organisaties, die hen hebben benoemd. Het is echter duidelijk, dat vooral deze aangelegenheid door de vrije orga nisaties zal worden beslist. Het feit dat zowel bestuur als hoofdafdelin gen en commissies zeer binnenkort weer moeten worden benoemd, geeft de organisaties op dit moment een doorslaggevende invloed. Ik hoop dat zij tot de conclusie zullen komen, dat de beste wijze van belangenbehartiging is door het Landbouwschap. Dit orgaan heeft kans gezien in de laatste weken het tempo van de minister bij te hou den en de Kamer tijdig en goed in te lichten. Het zou onjuist zijn het onvoldoende succes in de Tweede Kamer aan onbekwaamheid van het Landbouwschap toe te schrijven. Dit is volledig het gevolg van de huidige politieke situatie. Het Land bouwschap moet echter niet zijn pu bliekrechtelijke status aangrijpen om iets te laten wat ze als belan- genbehartigende organisatie meent, dat nodig is. Hopelijk zullen de standsorgani saties hierover een duidelijk geluid laten horen. In de Zeeuwse polders zag men zo hier en daar de tandensleep met schommelsteen. Door het rijden zwaait de steen namelijk heen en weer. De sleper krijgt hierdoor eenzelfde beweging. De trekkerbestuurder kan met deze uitrusting alleen, ook goed werk leveren. (Foto RLVD-Goes.)' Dr. ir. D. E. van der Zaag schrijft ons: IJ ET tijdstip van aardappelpoten be. gint weer dichterbij te komen. In het' kort daarom enige punten waar men bij het klaarmaken van het land, het poten en het aanaarden op moet letten, als men het plpn heeft ma chinaal te rooien. Op kleigrond heeft men bij het rooien veel last van klui ten. Wij moeten dus zorgen ruggen te krijgen zonder kluiten. Op zand grond moet men, evenals trouwens op kleigrond, bijzonder oppassen voor beschadigingen. Bij het poten moet men hier al beginnen maatregelen tegen te nemen. KLEIGROND le. Met het klaarmaken van het land moet gewacht worden totdat de grond daar werkelijk geschikt voor is; voor. al in een laat voorjaar, zoals nu het geval is, heeft men de neiging te vroeg te beginnen. 2e. De grond slechts zó diep los maken, dat geen ongeschikte grond bovengehaald wordt. In vele gevallen zal 710 cm voldoende zijn. Dit is echter alleen aan te bevelen als ook punt 4 opgevolgd wordt, tenzij het een lichte zavelgrond is. De losge maakte grond kan tamelijk fijn ge maakt worden. 3e. De aardappelen vrij ondiep po. ten. Men moet' dit ook weer niet over. drijven. Indien de bovengrond iets vochtig is, moet men de poter niet op de vaste ondergrond leggen maar enkele centimeters er boven. Het mes van de rooimachine moet later name lijk iets dieper lopen dan de onder kant van de poter. Op deze wijze ge. poot, kan het mes juist öp de vaste grond lopen. Gaat het mes door de vaste grond, dan kan dit veel klui ten geven. Vorig jaar heeft men op vele plaat, sen ook deze pootwijze toegepast, maar de losgemaakte grond was toen dikwijls zeer droog. Dit verhindert het vlot boven komen van de planten. Deze methode alleen dan toepassen als de grond nog iets vochtig is. Dit kan men bereiken door op dezelfde dag het land klaar te maken en te poten. 4e. Nadat op deze wijze gepoot is, moet reeds spoedig met het aanaar den begonnen worden. Als de aard appelen boven komen, moet bij deze wijze van werken de rug voor het grootste deel gevormd zijn. Om vol doende losse grond te krijgen, kan men gebruik maken van: a. schoffels voor het aanaardlichaam b. tanden of een eg je voor (even tueel achter) het aanaardlichaam c. een freesmachine, die de grond tus. sen de ruggen fijnmaakt (wordt sporadisch toegepast). Uit proeven, die het vorig jaar overal in het land genomen zijn, is gebleken, dat de methode, die hier be. schreven is, geen nadelige invloed op de opbrengst behoeft' te hebben. ZANDGROND le. De pootdiepte laten afhangen van de droogtegevoeligheid van de grond. Niet dieper poten dan beslist nodig is. 2e. De aardappelen op één perceel gelijkmatig diep poten en zorg dragen voor rechte ruggen. 3e. De mate van aanaarden laten bepalen door de vochthoudendheid van de grond. Voor het mechanisch rooien zijn behoorlijke ruggen belang, rijk. Wanneer men het plan heeft bij het rooien rooimachines te gebruiken, dan zal men de hier genoemde punten steeds voor ogen moeten houden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1958 | | pagina 1