Aardbeiknotshaarluis en de
belangrijkste aardbeivirussen
Dc bestrijding van:
H. J. DE FLUITER
A. F. H. BESEMER 2)
J
DIPLOMA TREKKERBESTUURDER
IN DE LANDBOUW 1ste KLASSE
ZATERDAG 2 2 MAART 1958
203
TN gebieden, waar de aardbeicultuur reeds ge-
durende lange tijd bedreven wordt, ervaart
de teler dat de stand van zijn gewas met de jaren
slechter wordt. De planten worden „vlak", de bla
deren vertonen misvormingen en verkleuringen,
de groei wordt gedrongen, de vruchtdracht ver
mindert en vaak sterven vele planten af.
Onderzoek heeft aangetoond, dat virussen een
belangrijke rol spelen bij deze degeneratie van
het gewas. Evenals alle ziekten en plagen, treden
ook virusziekten des te ernstiger op naarmate het
gewas langer op het veld blijft staan. De kansen
op besmetitng worden daardoor immers zeer vér
groot
De aardbeiknotshaarluis is in ons land de be
langrijkste verspreider van aardbeivirussen. In
onze aardbei vel den komen verscheidene soorten
bladluizen voor. De belangrijkste daarvan zijn de
sjalotteluis (Myzus ascalonicus Done.) en de aard
beiknotshaarluis Pentatrichopus fragaefolii
Cckll). De sjalotteluis is een zeer schadelijke luis,
die alleen reeds door het zuigen de aardbeibla
deren sterk doet krullen en de bloeiwijzen ver
hindert uit te groeien.
De aardbeiknotshaarluis, daarentegen, richt
door het zuigen weinig schade aan. Zij is echter
een beruchte overbrenger van de belangrijkste
virusziekten van de aardbei.
Onderzoek heeft aangetoond, dat haar beteke
nis als virusverspreider in ons land zó groot is,
dat wij kunnen zeggen: fJZonder aardbeiknots
haarluis geen virusverspreiding".
DE AARDBEIKNOTSHAARLUIS.
De knotshaarluis is een lVa mm grote, vuil
witte bladluis, die zich bij voorkeur voedt op de
jonge, nog niet geheel uitgegroeide blaadjes en
op de uitlopers. Zij draagt op haar rug een groot
aantal knotsvormig verdikte haren, die men met
een loupe (10 x vergroting!) duidelijk kan zien.
DOOR
EN
Voorkom daarom sterke aantasting van de
planten door de knotshaarluis, want daardoor
voorkomt U ook het talrijk optreden van gevleu-
gelden en daarmede virusverspreiding over grote
afstand.
EFFECTIEVE BLADLUISBESTRIJDING.
"Y7 ELDPROEVEN hebben duidelijk aangetoond,
dat virusverspreiding voorkomen kan worden
door een effectieve bladluisbestrijding.
Een succesvolle bestrijding van de aardbeiknots
haarluis is mogelijk omdat deze bladluis in de
eerste plaats zeer gevoelig is voor velerlei bestrij
dingsmiddelen en voorts omdat zij in ons land
alleen voorkomt op de cultuuraardbei en niet op
andere wilde planten.
Een regionaal georganiseerde bestrijding van de
aardlM'iknotshaarluis, waaraan alle telers deel
nemen, moet dus leiden tot een sterke verminde
ring van de aantasting der velden en tot een af
name van de virusverspreiding.
De bestrijding van deze luis wordt van des te
groter belang naarmate er meer virusvrij plant-
materiaal in de handel komt.
Bij deze bestrijding moet men onderscheid ma
ken tussen de selectie- en vermeerderingsvelden,
de éénjarige velden en de meerjarige produktie-
velden.
Houdt de selectie- en vermeerderingsvelden
verwijderd van de produktievelden (zie ook keu
ringsvoorschrift NAKB). De (her)infectiemoge*
lijkheden bepalen mede het aantal bespuitingen,
dat zal moeten worden toegepast. Ons advies
luidt
handeling met een systemisch middel toe (zie
boven). Daarna dient men in de periode van
eind augustus/begin september tot medio okto
ber al naar omstandigheden nog één of twee be
spuitingen met een systemisch middel toe te pas
sen.
In de produktievelden, waarin tweemaal ge
oogst wordt, neemt men direct na de eerste pluk
weer zijn toevlucht tot spuiten met fosforesters
(diazinon, malathion of parathion) of isolan. In
dien nodig herhale men deze bespuiting om de
twee weken.
Na afloop van de 2e pluk past men zo mogelijk
nog éénmaal een bespuiting met een systemisch
middel toe.
Gedurende de bloeiperiode dient men de be
spuitingen met de fosforesters of isolan in ver
band met het dan vaak heersende schrale weer
zo mede met het oog op de bijen in de avond
uren uit te voeren. Op die velden, waar na de
pluk een bestrijding van de aardbeimijt met en-
drin 0,2 of thiodaan 0,3 °/o uitgevoerd wordt,
behoeft op dat moment geen fosforester of syste
misch middel toegepast te worden.
DE BESPUITING.
UET spuiten dient te geschieden met de rug-
1 1 spuit of met de motorspuit. Men moet vooral
het hart van de planten goed raken, want daar
bevinden zich immers de meeste knotshaarlui-
zen.
Overvloedig spuiten is gewenst (8001000 liter
per ha en zo nodig meer als het gewas sterk in
het blad zit).
Nevelen geeft minder bevredigende resultaten.
De bestrijding van de knotshaarluis kan ge
combineerd worden met de bestrijding van an
dere schadelijke organismen. De luisbestrijding
behoeft geen extra belasting van het spuitsche-
ma te betekenen omdat de luisbestrijding gecom
bineerd kan worden met de bestrijding van an
dere schadelijke organismen.
Bij luisbestrijding met behulp van diazinon-,
malathion- of parathion-spuitpoeder volgens ge
bruiksaanwijzing kan men deze middelen com
bineren met spuitzwavel (tegen meeldauw),
TMTD (tegen Botrytis) of DDT (tegen bloesem
kever, stengelsteker, bladsnuitkever, rubsen,
wantsen). Men dient dan van TMTD en DDT
ook het spuitpoeder te nemen. Gebruik van de
genoemde middelen in emulsievorm moet ontra
den worden in verband met kans op bladbescha
diging.
Ten slotte nog enkele algemene adviezen:
Houdt selectie- en vermeerderingsvelden
verwijderd van produktievelden in verband met
het grote besmettingsgevaar dat de produktie
velden opleveren;
Plant zo mogelijk virusvrij of AA gekeurd
plantgoed
Neem geen planten uit eigen aanplant, die
zijn allemaal ziek;
Plant uw planten luisvrij of bespuit de
planten zo gauw als zij aangeslagen ?ijn met een
luisdodend insecticide, indien nog mogelijk liefst
met een systemisch werkend middel;
Bestrijdt in alle aanplantingen hardnekkig
de aardbeiknotshaarluis wantzonder knotshaar
luis- ook geen virusverspreiding.
Gezien het grote belang van een tijdige
bestrijding van de aardbeiknotshaarluis en
de belangrijkste aardbeivirussen, laten wij
deze week onze rubriek „onder de tuinbouw-
lantaarn" achterwege. De rubriek Korte
Wenken vindt men op pagina 201.
REDACTIE.
Op donderdag 6 maart werd te Domburg het
examen „trekkerbestuurder in de landbouw 1ste
klasse" afgenomen van 18 leerlingen van de aldaar
gehouden cursus. Dit is de eerste maal dat in Zee-
land een dergelijk examen in groepsverband werd
afgenomen.
Alle deelnemers zijn geslaagd voor het vak mo
torenkennis in februari 195.7 en voor de vakken
werktuigen, EHBO, verkeersvoorschriften en vei
ligheidsvoorschriften op eerstgenoemde datum.
De namen van de geslaagden zijn:
F. Jongepier en J. P. de Visser, beiden te Aagte-
kerke; A. Kodde, A. Lampert, L. Lampert en P.
Lam pert, allen te Biggekerke; J. de Buck, A. Job-
se, J. Minderhoud, J. de Visser, W. de Visser en
A. Wisse, allen te Domburg; J. C. de Voogd te
Grijpskerke; J. J. Kodde te Koüdekerke; P. van
Liere en A. M. van Liere, beiden te Oostkapelle;
J. Jobse en A. Verhage, beiden te Westkapelle.
De cursus stond onder auspiciën van de Coördi
natie Commissie voor Agrarisch Vakonderwijs in
Zeeland. Als docent trad op de heer J. G. van Liere
te Goes. Het' examen werd afgenomen door de
examencommissie uit de Stichting examens van de
georganiseerde landbouw. Hierin hadden zitting de
heren ir. P. W. BakkerArkema en J. J. Burema
te Wageningen en P. de Boer te Slootdoro
[VE aardbeiknotshaarluis overwintert in onze
aardbeivelden als luis. Zij is echter gevoelig
voor strenge vorst. In strenge winters komen dan
ook vele aardbeiknotshaarluizen om. Zachte win
ters, zoals die van 1957/'58, zijn daarentegen gun
stig voor de overwintering. Na zulke zachte win
ters kan men bij gunstig voorjaarsweer dan ook
al spoedig weer een behoorlijke aantasting in de
velden vervrachten.
De aardbeiknotshaarluis komt in ons land in
het veld alleen voor op de cultuuraardbei, waar
op zij zich bij voorkeur voedt op het jonge blad
in het hart van de plant en op de uitlopers. Op
de wilde bosaardbei, groeiende in haar natuur
lijke omgeving, is zij in ons land nog nooit ge
vonden. De gekweekte aardbei is dus de enige
infectiebron, zowel van de knotshaarluis als van
de aardbeivirussen.
Proeven hebben duidelijk aangetoond, dat de
virusverspreiding in onze aardbeivelden des te
groter is naarmate er meer aardbeiknotshaarlui
zen worden aangetroffen. Uit onderzoek is ver
der gebleken, dat er vroeg in het voorjaar in de
velden over het algemeen slechts weinig aardbei
knotshaarluizen aanwezig zijn. De aanwezige
luizen beginnen zich echter, zo gauw het weer
gunstig wordt, te vermeerderen. En dat gaat snel!
Het gevolg is dat in mei de aardbeiknotshaarluis
in de velden meestal al weer gemakkelijk te,vin
den is. Daarna neemt bij gunstig weer haar aan
tal snel toe met als gevolg, dat in juli meestal een
topaantasting optreedt. Daarna neemt in augus
tus het aantal luizen door bepaalde oorzaken weer
sterk af om vervolgens in de maanden september
en oktober toe te nemen.
In de loop van het seizoen treden dus twee luis-
toppen op, n.l. één in de zomer (juni/juli) en één
in het najaar (september/oktober).
Deze toppen in de luisaantasting vallen samen
ïnet perioden van sterke virusverspreiding;.
U ET is bij bladluizen een algemeen voorkomend
verschijnsel, dat er des te meer gevleugelde
bladluizen optreden naarmate per plant meer lui
zen aanwezig zijn, dus naarmate de aantasting
zwaarder is.
Onderzoek heeft aangetoond, dat ook in de zo
juist vermelde perioden van sterk optreden van
de aardbeiknotshaarluis vele gevleugelde dieren
optreden.
De ongevleugelde aardbeiknotshaarluizen zijn
beweeglijke dieren. Zij verplaatsen zich van plant
naar plant en kunnen op deze wijze gemakkelijk
de virussen van de ene plant naar de andere over
brengen. Ook kunnen zij de virussen overbrengen
van planten van de ene rij naar planten van de
andere rij.
De gevleugelde luizen verlaten echter meestal
de aanplant en vliegen enige tijd om tenslotte
weer op aardbeiplanten neer te strijken en zich
te voeden. Zij zijn daardoor ook in staat om de
virussen over te brengen van het ene veld naar
het andere.
Al naar de omstandigheden vanaf begin mei
tot medio juli om de 2 a 3 weken spuiten met
een systemisch middel, bijvoorbeeld rnethyl-
demeton (Metasystox) 0.1%, demeton (Systox)
0,05%, thiometon (Ekatin, AAsystem) 0,1 of
schradan (Sytam) 0,1%'.
Daarna de bespuitingen weer inzetten in het
einde van augustus of het begin van septem
ber en voortzetten tot midden oktober met
tussenpozen van twee weken.
Andere werkzaamheden, zoals wieden, uit
voeren zo dicht mogelijk vóór de bespuitingen
in verband met gevaar voor het personeel.
Op velden waar de herjinfectiekansen zeer
gering zijn, kunnen enkele bespuitingen in mei
reeds voldoende zijii om de eventueel aanwezige
luispopulatie volledig te vernietigen en het veld
geruime tijd luisvrij te houden. Daar kan het
aantal bespuitingen dan verminderd worden.
Bij de luisbestrijding in éénjarige percelen
moet onderscheid gemaakt worden tussen de
voorjaarsplanting en de zomerplanting.
Voor de voorjaarsplanting geldt hetzelfde ad
vies als voor de produktievelden (zie beneden).
Voor de zomerplanting wordt geadviseerd:
Zo gauw als de planten aangeslagen zijn
spuiten met een systemisch middel (zie onder
selectie- en vermeerderingsvelden);
De bespuitingen tot medio oktober om de 2
weken herhalen.
Het doel van de produktievelden moet vooral
zijn, de topaantasting in de maanden juni/juli
**en september/oktober/november uit te schake
len. Ons advies hiervoor luidt:
Vóór 15 april éénmaal spuiten met een syste
misch middel bijv. methyldemeton (Metasy
stox) 0,1%, demeton (Systox) 0,05%, thiome
ton (Ekatin, AAsystem) 0,1 of schradan (Sy
tam) 0,1
Na 15 april mogen in deze velden in verband
met het gevaar voor de consument geen syste-
mische middelen meer worden toegepast!
Na 15 april al naar de omstandigheden om de
twee weken spuiten met fosforesters (diazinon,
malathion of parathion) of met isolan, alle te ge
bruiken volgens voorschrift d.w.z.75 cc/gram
diazinon 20 per 100 liter water of 150 gram ma
lathion 25% per 100 liter water of 60 cc/gram
parathion 25 op 100 liter water of 100 cc isolan
per 100 liter water.
Diazinon en malathion mogen toegepast wor
den tot 10 dagen voor de oogst; isolan en para
thion tot 3 weken voor de oogst.
Diazinon en malathion zijn tevens werkzaam
tegen de aardbeispintmijt.
In de produktievelden, waar slechts éénmaal
geoogst wordt, past men kort na de pluk één be
i) Instituut voor Plantenziektenkundig Onderzoek,
Wageningen;
3) Plantenziektenkundige Dienst. Wageningen.