FINANCIERING VAN EEN LANDBOUWBEDRIJF
Herziening heffingsaanslag
1956/'57
161
NA-INLEVERING DUPLIKAAT-
CONTRIBUTIEKWITANTIES
OVER 1957
KORT VERSLAG
ZATERDAG 8 MAART 1958
LANDBOUWSCHAP
BIJ INKRIMPING VAN HET BEDRIJF TUSSEN
MEI 1956 EN MEI 1957
ZOALS bekend, zijn op de heffingsaanslagen
1956/'57, die het najaar van 1957 werden ver
zonden, niet alleen de heffingen over 1956, maar
ook die over 1957 berekend naar de toestand in mei
1956.
Vanaf de aanvang bestond het inzicht, dat dit
bezwaren gaf voor hen die na mei 1956 hun bedrijf
beëindigden of inkrompen. Besloten werd, reke
ning te houden met volledige beëindiging tussen
mei 1956 en 1957 en om ten aanzien van de hef
fing dierziektenbestrijding 1957 rekening te
houden met daling van het aantal runderen bene
den deel van 1956. Overigens zou met inkrim
ping van het bedrijf geen rekening worden ge
houden.
Op de basis van deze besluiten zijn de verschil
lende heffingsverordeningen vastgesteld. Het be
stuur van het Landbouwschap besloot thans alsnog,
in de Algemene Heffingsverordening 1957 een wijzi
ging të brengen, zodat' ook*zij, wier bedrijf tussen
mei 1956 en mei 1957 aanzienlijk is ingekrompen
tegemoet worden gekomen. Deze tegemoetkoming
is als volgt geformuleerd:
„Indien de omvang van een bedrijf op het tijd
stip van de mei-inventarisatie in 1957 zodanig is,
dat deze, ware zij in mei 1956 aanwezig geweest,
toen zou hebben geleid tot een algemene heffing
1956 van 2/a of minder, dan wordt de gehele aan
slag 1957 alsnog gebaseerd op de inventarisatie-
gegevens van mei 1957, hetgeen dus leidt tot ver
mindering van de totale aanslag 1956/'57".
Hieruit blijkt, dat op een dergelijke vermindering
niet alleen beroep kan worden gedaan als de geëx
ploiteerde hoeveelheid cultuurgrond tot beneden
de zojuist aangegeven grens is verminderd, maar
bijv. ook bij belangrijke intensiviteitsdaling (dus
bijv. als omzetting van fijne vollegrondstuinbouw
of fruit in bouwland heeft plaats gehad).
Een tweetal voorbeelden ter verduidelijking:
Iemand had in mei 1956 een bedrijf van 30 ha
bouwland. Hij krimpt dit in november 1956 in
tot 20 ha bouwland. Zijn algemene heffing 1956
is 30 x f3,f90,de algemene heffing be
draagt 30 x f3.50 f 105,In mei 1957 had hij
echter slechts 20 ha bouwland. Dit areaal zou in
1956 geleid hebben tot een algemene heffing van
20 x f3,f60,derhalve 2/s van de alge
mene heffing 1956. De algemene heffing 1957
wordt nu alsnog gebaseerd op de gegevens van
de mei-inventarisatie 1957. Zij wordt dus
20 x f3.50 f70,—.
Iemand had in mei 1956 een bedrijf van 2 ha
bouwland en 3 ha fruit. De boomgaard wordt *in
de loop van 1956 gerooid. Zijn algemene heffing
1956 is f6,plus f22.50 dus f28.50; de heffing
1957 bedraagt f7,plus f2625 dus f33.25. In
mei 1957 had hij echter 5 ha bouwland. Dit
areaal zou in 1956 hebben geleid tot een algeme
ne heffing van f 15,dus aanzienlijk beneden
2/3 van f 28.50. Ook hier wordt de algemene hef
fing 1957 dus gewijzigd; zij wordt f 17.50.
T^EN aantal verzoeken om herziening van de aan-
■Ll slag wegens inkrimping van het bedrijf is
reeds bij het Landbouwschap aanhangig. Voor zo
ver reeds een afwijzende beslissing is gevolgd, zal
deze worden herzien.
Teneinde hen, die, terecht in de mening verke
rend, dat inkrimping van hun bedrijf geen aanlei
ding zou kunnen geven tot herziening van de aan
slag, geen bezwaarschrift hebben ingediend, op ge
lijke voet te kunnen behandelen, wordt gelegen
heid gegeven om uitsluitend met het oog op dit
punt, alsnog verzoeken om vermindering in te die
nen tot uiterlijk 1 april a.s.
Tenslotte zij erop gewezen dat de afhandeling
van gevallen, waarin op inkrimping van het bedrijf
een beroep wordt gedaan, enige tijd zal duren, aan-
gezien, waar het hier een nieuwe regeling betreft,
eerst de overige bezwaarschriften zullen worden af
gewerkt.
De verzoeken om vermindering moeten worden
ingediend bij het secretariaat van het Landbouw
schap (Raamweg 25—28, Den Haag).
Men vermelde daarbij altijd naam, adres en re
gistratienummer van de aanslag.
Zodra de beslissing van de Kroon inzake de toe
gelaten hoogte der contributie-aftrek voor het
Landbouwschap zal zijn verschenen, kan een begin
worden gemaakt met de berekening van de aftrek,
die aari hen die daarop aanspraak hebben, nog
moet' worden uitgekeerd over 1957.
Zoals bekend, is voor wat betreft de algemene
heffing 1956 voor het Landbouwschap, wel met
contributie-aftrek rekening gehouden, maar is ten
aanzien van 1957 indertijd besloten, de aftrek over
DOOR minder gunstige tijdsomstandigheden zijn
de winstmogelijkheden van de ondernemingen
verminderd. In de landbouw is dit duidelijk merk
baar. Dit brengt met zich mee, dat de financiering
van een landbouwbedrijf in de toekomst grotere
aandacht zal vragen. Een kapitaalbegroting wordt
dan weer belangrijker.
DE KAPITAALBEGROTING.
AM te kunnen nagaan welk geldbedrag nodig zal
zijn voor financiering van het bedrijf, is het op
stellen van een kapitaalbegroting gewenst. Deze
begroting geeft aan welk bedrag aan geld nodig
is en bij een juiste opstelling ook gedurende welke
tijd die behoefte bestaat. Uit het laatste gegeven
kan worden afgeleid van welke aard de geldbehoef
te is. Om de aard aan te geven wordt vaak de
volgende indeling gebruikt:
•fe gelden die steeds nodig zullen zijn, b.v. voor
grond
gelden die langer dan een jaar nodig zullen zijn,
b.v. voor gebouwen en machines;
•fc gelden die een jaar of korter nodig zullen zijn,
b.v. voor zaaizaad, kunstmest e.d.
Deze indeling is van belang in verband met de
financiering. De gelden, die voortdurend nodig
zijn, zullen steeds beschikbaar moeten blijven.
Gelden, die slechts een korte tijd ter beschikking
staan, kunnen b.v. bezwaarlijk worden gebruikt
voor de aankoop van grond. De onderneming zou
in moeilijkheden kunnen komen, wanneer het geld
moet worden terugbetaald. Het verdient aanbe
veling om van de gelden, die gedurende een pro-
duktieperiode (een jaar of korter) nodig zijn, de
behoefte per maand te bepalen. Hiervoor moet
worden nagegaan welke uitgaven naar verwach
ting elke maand zullen worden gedaan. Dit vraagt
vrij veel werk, maar alleen op die manier wordt
bekend welke bedragen nodig zullen zijn.
Voor een zo juist mogelijke financiering is het
noodzakelijk dit te weten, daw steeds geld in kas
moet zijn om tè kunnen betalen.
DE FINANCIERING.
REEDS werd vastgesteld, dat de voor aankoon van
grond benodigde gelden steeds beschikbaar
moet blijven. Hiermee is de zaak echter niet af.
Er is nog de keus tussen eigen en geleend geld.
Dit laatste zal steeds moeten worden terugbetaald;
dit kan zijn na kortere of langere tijd. Grond le
vert echter geen schijninkomen op (m.a.w. van
grond wordt geen afschrijving in de kostprijs op-
genomen), zodat daaruit geen aflossingsplicht is
na t'e komen. Terugbetaling is daarom alleen mo
gelijk uit de winst die tussentijds vyordt gemaakt.
Een landbouwer, die moeilijkheden op dit punt wil
voorkomen, doet daarom goed. gekochte grond
met eigen geld te betalen. De gelden die langer dan
een jaar nodig zullen zijn, moeten ook gedurende
die tijd beschikbaar blijven. Dit is ook mogelijk
wanneer van geleend geld gebruik wordt gemaakt
in de vorm van z.g. lang krediet'. (De grens tussen
lang en kort krediet wordt vrij willekeurig vast
gesteld op 1 jaar). Eventuele aflossing moet dan
kunnen worden betaald uit de afschrijving die voor
de gekochte bedrijfsmiddelen in rekening wordt
gebracht bij de bepaling van de kosten van de pro-
dukten van het bedrijf. In de opbrengst van het
produkt zijn dan de voor de aflossing benodigde
bedragen begrepen (z.g. schijninkomen). Bij opna
me van geleend geld voor een bepaald werktuig
zullen daarom de aflossingstermijnen moeten wor.
dat jaar later te restitueren. Voor de daarvoor in
aanmerking komende bedrijfsgenoten bevatten de
aanslagen 1956/'57 dan ook alleen aftrek over 1956.
Op aftrek in de vorm van restitutie over 1957
bestaat echter alleen dan aanspraak, als de dupli-
kaat-kwitantie uiterlijk 1 oktober 1957 bij het
secretariaat is ingelèverd.
Het bestuur van het Landbouwschap besloot
echter om. alvorens tot de berekening der restitu
ties over te gaan, nog éénmaal gelegenheid te ge
ven tot inlevering van duplikaat-kwitanties 1957 en
wel tot uiterlijk 1 april 1958.
Zij die verzuimd hebben, de kwitantie tijdig in
te leveren, kunnen dit dus alsnog vóór 1 april a.s.
doen. Dit betreft dus ook degenen aan wie de kwi
tantie, omdat zij na 1 oktober 1957 was ingeleverd,
weer was geretourneerd.
Inlevering moet geschieden bij het secretariaat
van het Landbouwschap (Raamweg 25—28, Den
Haag). Ingeleverd moet worden de duplikaat-kwi-
t'antie, niet de originele kwitantie.
Op duplikaat-kwitanties 1956 beeft dit besluit
dus geen betrekking. Hiervoor blijft gelden, dat
deze uiterlijk 1 oktober 1956 hadden moeten zijn
ingeleverd.
Vergadering van de Gewestelijke Raad voor
Zeeland van het Landbouwschap op 27 februari
1958.
GRONDGEBRUIK.
Verdrogingsgebieden rond de Braakman.
De Raad besloot zich nogmaals tot de bevoegde
instanties te wenden, met het dringende verzoek
thans op korte termijn maatregelen te willen ne-
den afgestemd op de voor dat werktuig redelijk®
termijn voor afschrijving. Een aflossing die sneller
moet geschieden dan het schema van afschrijving
aangeeft, komt neer op een gedeeltelijke aflossing
uit de winst. Iets wat bij wordende bedrijfsresul
taten niet als een steeds na te komen verplichting
kan worden beschouwd.
VAN de bedrijfsmiddelen (b.v. grond en machines)
die met de onder punt 2 genoemde gelden wor
den aangeschaft, is echter bij ervaring bekend, dat
het totaalbeeld van de hiervoor noodzakelijke geld
behoefte in de loop van de jaren een gelijkmatiger
behoefte heeft, dan het beloop van de geldbehoefte
voor elk werktuig afzonderlijk. (In de bedrijfseco
nomie wordt dit* het diversiteits- of afwisselings.
verschijnsel genoemd). Er wordt vaak aangeno
men, dat om die redenen de totale geldbehoefte
60 zal bedragen van de nieuwwaarde van het in
de werktuigen en de machines geïnvesteerde be
drag. Als dit percentage juist is, zal het hiermee
overeenkomende bedrag steeds beschikbaar moeten
zijn. Dit kan echter worden verkregen middels
reeds genoemde geldleningen, omdat deze niet op
hetzelfde tijdstip worden gesloten en in het geheel
zijn afgelost; ze overlappen elkaar.
Voor bedrijfsmiddelen die gedurende de tijd van
een produktieperiode of een deel daarvan nodig
zijn, kunnen worden betaald met gelden die een
jaar of korter beschikbaar blijven. Uit een oogpunt
van kosten- en bedrijfszekerheid is het echter ver
standig om een deel van deze middelen op le ne
men als lang krediet. Dit deel kan dan doorlopend
worden gebruikt voor aanschaf van deze bedrijfs
middelen. Voor het slechts voor een korte tijd be
nodigde geld (b.v. enkele maanden) kan opname
van kort krediet worden overwogen. Aan de hand
van de begroting per maand kan worden berekend
welk bedrag met voordeel als kort krediet kan
worden opgenomen.
UET is al met al verstandig, ook voor de naaste
H toekomst' geen rekening te houden met een af.
lossing uit de winst. Voor gelden die een jaar of
korter nodig zijn moeten de uitgaven per maand
op de kapitaalbegroting worden aangegeven. Daar
door kunnen beter maatregelen worden genomen
tot behoud van de noodzakelijke betaalmiddelen.
Vanuit financieringsoogpunt bekeken, kan een.
onderneming goed functioneren wanneer een be
langrijk deel van het benodigde geld is geleend.
Het gaat' er maar om, dat de aflossing moet kun
nen plaats vinden uit de verrekende afschrijving.
Om dezelfde redenen moet de grond in principe
met eigen middelen kunnen word betaald. Wel
moet worden bedacht dat m minder goede tijden een
landbouwer die een groot deel van de benodigd©
gelden heeft geleend, spoedig een tekort aan kas
middelen kan hebben. (De aflossingen moeten door
gaan).
De gelden die langer dan een jaar nodig zullen
zijn, kunnen door banken beschikbaar worden ge
steld b.v. tegen zakelijke zekerheid in de vorm van
hypotheek. Ook persoonlijke borgen of het borg
stellingsfonds voor de landbouw kunnen instaan
voor teruggaaf van het geleende bedrag. Een geld
lening voor aanschaf van bedrijfsmiddelen die een
jaar of korter nodig zijn, kan worden verkregen
door eventuele verpanding van vee of werktuigen
(rekeningcourant krediet).
De Hoofdassistent bij de R. L. V. D.
L. NIEUWENHUIJSE.
men die tot een oplossing voor de verdrogende be-
drijven rond de Braakman kunnen leiden.
Schadevergoedingen voor het plaatsen van hoog
spanningsmasten.
Met de P. Z. E. M. werd overeenstemming be.
reikt over de te volgen procedure inzake de schade-
vergoeding voor het plaatsen van masten voor de
te bouwen hoogspanningslijn WestdorpeHulst.
INSTELLING WERKGROE P
INDUSTRIALISATIE ZUID-SLOK.
Besloten werd een werkgroep in te stellen ter be-
studering van de plannen voor industrialisatie van
het Zuid-Sloe, en de daaraan voor de land- en tuin.
bouw verbonden consequenties.
KEUZE L.E.I. BEDRIJVEN.
De Raad besloot tot aanwijzing van 15 nieuwe
bedrijven die aan de kostprijsboekhouding van het
L. E. I. zullen deelnemen nl. 5 in Schouwen-Duive-
land, 7 in Oost Zeeuws-Vlaanderen en 3 in West
Zeeuws-Vlaanderen.
Verschillende punten die op de kostprijsbereke
ning betrekking hebben zullen nader worden be
sproken.
TARIEVEN LOONWERKERS.
- Met de afdeling Zeeland van de B. O. V. A. L. zal
worden onderhandeld over eventueel te maken af
spraken inzake de tariefstelling voor het loonwerk.
AFZET LUCERNEMEEL.
Gezien de moeilijkheden rondom de afzet van
lucernemeel van oogst 1957, werd besloten dit pro
bleem aan de Hoofdafdeling Akkerbouw van het
Landbouwschap voor te leggen.