NIEUWE ERVARING MET
BLAUW MAANZAAD
tin£-
Dr ALBERT SCHWEITZER
ZATERDAG 8 31A ART 1958
159
VOOR een goed noodgewas, waar blauwmaan-
zaad ten onrechte voor door gaat-, geldt, dat het
liefst onder allerlei soms bezwaarlijke om
standigheden nog ver in het seizoen kan worden
gezaaid zonder een noemenswaardige verminde
ring der zaadopbrengst of -kwaliteit. De praktijk
koestert ook t.a.v. blauwmaanzaad deze verwach-
Feitelijk is het in deze na-oorlogse jaren, met
toenemende personeelstekorten en een duidelijke
verruwing van grond- en gewasbehandeling, een
passende zaak om na mislukkingen van de uitzaai
van wintergewassen of één of ander vroeggezaaid
zomergewas, enkele kilogrammen (en dan liefst
ook nog onontsmet) maanzaad te kopen en na een
min of meer oppervlakkige behandeling van het*
betrokken perceel, het zaad zo snel mogelijk in de
grond te stoppen. Dat aan de toestand van het zaai.
bed het één en ander mankeert, moet op de koop
toe worden genomen. Daar is het een „noodgewas"
voor en men streelt zich met de gedachte, dat een
kleine opbrengstderving ruimschoots door de beste
prijszetting zal worden goedgemaakt. Wij hebben
sterk de indruk, dat naast de weersgevoeligheid,
de algemeen geldende achteruitgang in de zorg, die
dit gewas behoeft, één van de meest in het oog
lopende aanwijzingen vormt, die het soms zeer
lage opbrengstniveau van de laatste jaren (1953
en 1954 ca 900 kg, 1956 750 kg per ha) kan ver
klaren.
Ongetwijfeld is de verlate uitzaai onder minder
gunstige omstandigheden hiervan een sprekend
voorbeeld. Het is ons uit proeven wel bekend, dat
later gezaaid maanzaad minder opbrengt. (Onder
staande tabel 1 geeft het gemiddelde weer van
langjarige zaaitijdenproeven "ras Nobel). De op
brengst bij zaai op 10 maart is op 100 gesteld.
Invloed van de zaaidatum op de opbrengst van
blauwmaanzaad.
Zaaidatum
Zaadopbrengst
Maart April Mei
10 20 30 10 20 30 10 20 30
100 98 92 86 76 65 51 32 18
IN de laatste jaren is de belangstelling i
voor de teelt van blauwmaanzaad aan
zienlijk toegenomen. Duidelijk blijkt dit uit
de onderstaande C.B.S.-cijfers
Aantal ha blauwmaanzaad in Nederland:
1953 1954 1955 1956 1957
297 713 1988 4109 4942
Tot nu toe ligt de markt gunstig. Dit zal
menigeen ertoe brengen ook weer dit jaar
een -perceel blauwmaanzaad in het bouw- 1
plan op te nemen.
Nu staat de blauwmaanzaadteelt in Ne- 1
derland bekend als een vrij riskante teelt
die, hoewel voornamelijk bedreven in het
zuid-westelijk zeekleigebied, ook plaatselijk
wel belangstelling geniet op de overige zee-
kleigronden. Deze belangstelling vindt ech
ter maar al te vaak zijn oorsprong in de
ten onrechte ruim verbreide opvatting als
zou blauwmaanzaad voor de verbouw als
noodgewas zeer geschikt zijn. Onderzoek en
langjarige ervaring hebben aangetoond, dat
dit niet het geval is en het lijkt ons nu het
moment hierop in bijgaand artikel een toe
lichting te geven, zo schrijft ir. E. van
Roon van de Afdeling Zaadteelt van het
Proefstation voor de Akker- en Weidebouw
ons.
BLAUWMAANZAAD blijkt dus voor laat zaaien
gevoelig te zijn. Vooral na 20 april daalt de op
brengst snel. Blijkbaar is uitzaai in de maand maart
Voor de Vrouw van het Platteland
(Vervolg van pagina 158)
koffie en steekt zijn benen in een emmer koud
water. Hierdoor beperkt hij zijn nachtrust tot
5 uur per nacht. Slaapt dan zeer diep, doch be
wust op tijd als de klok. Later vertrekt hij met
zijn vrouw naar Lambarene, een oude Neder
landse zendingspost. Ondertussen vecht hij er
voor, dat in de kerk van zijn geboorteplaats si-
multaandiensten worden gehouden (R.K. en
Prot.). Tijdens de oorlog van 1914-18 wordt hij
geïnterneerd. Daarna vertrekt hij naar Europa,
gaat later alleen terug, omdat zijn vrouw het
klimaat niet meer aan kan. Zij gaat naar Ame
rika om het werk van haar man bekend te ma
ken.
Dr. Schweitzer laat de patiënten verplegen in
een omgeving waar zij zich thuis voelen, vandaar
dat de foto's uit Lambarene een beetje pover
aandoen. De Amerikanen begrijpen dit werk en
ook de persoon van Schweitzer niet geheel. Deze
heeft vóór alles eerbied voor het leven. Hij is op
theologisch gebied nog steeds een vooraanstaand
man. Overtuigt zich persoonlijk van de gang van
zaken in Lambarene vooral bij de bouw van
nieuwe afdelingen doet iedere avond de ronde
en spreekt met zijn patiënten. Hij bezit een grote
opmerkingsgave, is gevoelig en denkt aan ande
ren.
Deze man is steeds druk bezet, doch weet
zijn werk zo in te delen, dat het lijkt of hij
zeeën van tijd heeft. Koningin Wilhelmina no
digde hem eens op de thee, maar hij antwoordde,
dat hij niet kon komen, dus -ging zij naar hem
toe. Eens liet hij de pers en officiële vertegen
woordigers wachten om een gesprek te hebben
met het ziek meisje, dat de wens te kennen ge
geven had hem eens te zien. Hij is Nobelprijs
winnaar en werkt nog steeds ongelooflijk hard.
Volgens de berichten is hij altijd moe, maar weet
zich daar over heen te zetten.
Door een grammofoonplaat met orgelmuziek
van Bach en lantaarnplaatjes werd de causerie
van ds. Werner verder toegelicht.
TVE voorzitter der Z.L.M., ir. M. A. Geuze, dankte
de spreker. Hij wees er op, dat dr. Schweitzer
door zijn werk met hoofd en handen „architect
en bouwer aan naastenliefde en menselijkheid
is" de individualiteit in deze wereld van ^nas-
sa". Ook richtte ir. Geuze een woord van dank
tot mevr. De Casembroot en mevr. Ten Kate
voor hun belangstelling.
het beste en in vroege jaren kan zelfs met succes
het zaad vóór de tweede helft van deze maand in
de grond worden gebracht. Deze proefondervinde
lijke cijfers worden door praktijkervaringen be
vestigd.
Het is juist om te veronderstellen, dat voor deze
opbrengstdaling een complex van factoren aan
sprakelijk kan worden gesteld. Een deel van deze
faktoren hebben wij op onze proefvelden in de
hand, zodat men zich kan indenken, dat in de prak
tijk de uitkomsten nog ongunstiger zullen zijn.
Zoals al eerder werd aangeroerd sDeelt de bezaai-
baarheid van het veld een belangrijke rol.
Uitzaai op gronden van grove, onregelmatige
structuur, die maar al te vaak in de loop van april
in de bovenlagen te droog worden, heeft' tot gevolg,
dat er een zwak en bedenkelijk onegaal gewas op
groeit. Onder deze omstandigheden, die zowel bij
te vroege als te late zaai zich voordoen, is het
gewas niet alleen vatbaarder voor ziekten (valse
meeldauw), maar het ontwikkelt ook een pover
wortelstelsel. Aan de hoofdwortel is al vaak te zien,
op welke grond de planten groeien. Zii draaien alle
kanten uit, vertakken zich onregelmatig en blijven
aan de oppervlakte. Deze planten staan niet vast
in de grond, zijn droogtegevoelig, blijven ook onder
gunstige weersomstandigheden klein van stuk,
laten het er omstreeks de bloei of kort daarna plot
seling bij „zitten" en zijn tenslotte uitermate ge
voelig voor legeren.
Het laat zaaien heeft verder nog het nadeel, dat
de bloeiperiode later valt en wel in een tijd, dat de
kans op meer regen toegenomen is. Voor een goede
bevruchting wordt mooi, droog weer van belang
geacht. Veel. er maar matig voorstaande percelen,
kwamen in 1957 nog met een verrassend hoge zaad
opbrengst tevoorschijn. Het weer tijdens de bloei
was immers schitterend.
I AAT zaaien betekent ook al een vertraging van
de af rijping en de oogst en dit is voor deze toch
al vrij langdurige teelt bezwaarliik. Er zijn aanwij
zingen. dat het vrij lage opbrengst'niveau van de
na-oorlogse jaren voor een deel moet worden ver
klaard uit het feit, dat men de teelt niet die rnrg
heeft gegeven, die hij verdient en nodig heeft. Hier
van is het late zaaien verbouw als noodgewas
onder voor de teelt minder optimale omstandig
heden, een symptoom.
Tenslotte moeten wij vooral niet vergeten, dat de
uitstekende naam, die Nederland heeft als vrijwel
het enige land, dat blauwmaanzaad in een behoor
lijk quantum exporteert, door de verbouw van het
gewas als noodteeït wordt geschaad. Want lage op
brengsten gaan meestal samen met slechte kwali
teiten.
Voor hen, die voor blauwmaanzaad een eigen
plaats in het bouwplan hebben ingeruimd en de
teelt doelbewust willen bedrijven, laten wij nu
enkele teeltaanwijzingen volgen.
Enkele hiervan betreffen nieuwe maatregelen,
die nog in proefondervindelijk stadium zijn. Omdat
zij echter in eerste instantie onder slechte omstan
digheden goed voldeden, worden zij toch in het kort
beschreven.
ZAAIZAADONTSMETTING.
VOOR het slagen van de teelt is een regelmatige
gezonde opkomst van grote betekenis. Vooral
zaaizaad met een matige kiemkracht stelt wel eens
teleur, al wordt door meer uit te zaaien daarmee
rekening gehouden.
De praktijk past de ontsmetting niet altijd toe.
De landbouwers, die het gewas niet regelmatig te.
len, vergeten het als regel. Niet alle handelaren
leveren ontsmet' zaaizaad af.
In de volgende tabel wordt gedemonstreerd welke
invloed een behandeling met 5 a 10 gram van een
T. M. T. D.-bevattend middel per kg zaaizaad heeft
op de opkomst van partijtjes van uiteenlopende
kwaliteiten.
Invloed van zaadontsmetting op de opkomst
kiemkracht opkomst (in van onbehandeld
100)
97 103
72 122
62 111
41 179
Heel vaak heeft het "zaaizaad een lagere kiem
kracht dan 80 r/c. Zonder meer is dan ook een ont
smetting aanbevelenswaardig.
STANDRUIMTE.
DROEVEN hebben uitgewezen, dat de beste on-
brengst wordt behaald, wanneer na liet eventuele
dunnen er nog 30 tot 40 planten per m- overblijven.
Bij een rijenafstand van 33V* cm komt dit dus neer
op bijvoorbeeld ruim 10 planten per strekkende
meter.
Het is dus zeer moeilijk om zó te zaaien, dat dit
aantal meteen wordt bereikt. Theoretisch zijn maar
200 grammen zaad voor 1 ha nodig (kiemkracht
100 opkomst 100 1000-korrelgewioht 0.5 'rram
en 40 planten/m2).Bij een kiemkracht' van 80 r/< en
een slechte opkomst van bijv. maar 25 is nog
maar één kg nodig! Wanneer echter maar M van
het zaad zou opkomen, zal ook aan de regelmaat
ervan veel mankeren.
Op een goed zaaibed en dat is alléén al voor
de verdere ontwikkeling van de planten noodzake
lijk kan wel op een opkomst van 5075 wor
den. gerekend.
Het verzaaien van minder dan 1 kg is bijna altijd
om technische redenen riskant en vaak is de zaai.
machine er niet op ingericht. Deze redenering leidt
dus tot' het verzaaien van zo weinig mogelijk zaai
zaad op goede grond, gevolgd door uitdunnen of
doorhakken. Dat dit van groot belang is, blijkt wel
uit onderstaande tabel.
Invloed van de standruimte op de zaadopbrengst
Zaaizaadhoeveelheid Aantal planten per Opbrengst per
per ha (kg) str. in. bij de oogst ha (kg)
niet
wel
niet
wel
gedund ged.
gedund
ged.
1,5
29
30
1460
1500
2,5
46
37
1410
1490
4.0
77
41
1010
1350
6,0
92
41
870
1340
AORSPRONKELIJK was de standdichtheid van de
niet gedunde objecten veel groter. In de loop
van het groeiseizoen is echter een deel door onder
linge concurrentie verdrongen en doodgegaan. De
resterende planten hebben hiervan uiteraard hin
der ondervonden. Het was. vooral bij de grotere
zaaizaadhoeveelheden een fijn gewas, dat al tijdens
de bloei sterk legerde.
Wij adviseren daarom een hoeveelheid zaaizaad
van niet meer dan 2 kg/ha en onder gunstige zaai
voorwaarden, liefst minder (tot 1 kg/ha). Bijna
altijd zal moeten worde i gedund, hetzij met r'e
handhak, hetzij machinaal met de bietendunner, die
in dit' gewas heel goed werk kan leveren.
Om aan het tijdrovende dunnen te ontkomen
worden de mogelijkheden van zaaimengsels onder,
zocht. Het bijvoegen van dood zaad, bijv. tot 4 of
5 kg per ha, is ons uitstekend bevallen, maar het
is niet zo gemakkelijk om met gebrekkige hulpmid
delen het zaad dood te krijgen, zonder dat er olie
uittreedt. Dan wordt het zaad kleverig, gaat kitten
en is voor doormenging niet meer geschikt.
Een betere methode lijkt ons het gemengd ver.
zaaien van blauwmaanzaad en hopperups, bijv. 1
tot 1,5 kg maanzaad, aangevuld met hopperups '-ot
15 kg. In eerste proeven in de Noordoost polder,
waar de kieming als regel gunstig verloopt, kwam
0,67 kg aangevuld tot 15 kg zó op, dat niet meer
gedund behoefde te worden. De opbrengst bedroeg
1520 kg per ha bij ca. 40 planten per m2 en op 25
oktober, dit is 2Vz maand na de oogst van het
blauwmaanzaad, werd nog ca. 2650 kg droge stof
(vers gewicht ca. 13.000 kg) hopperups per ha ge
wonnen.
Ook het mengen van maanzaad met' graszaad
werd in de praktijk al beproefd in de navolgende
verhoudingen: 1 kg maanzaad op 7 kg veldbeemd
of 1 kg maanzaad op 12 kg roodzwenk per ha. De
opbrengsten waren goed n.l. rond 1500 kg blauw
maanzaad per ha. De stand van het graszaad na de
oogst van de dekvrucht was goed. Deze gegevens
zullen nog door verder onderzoek moeten worden
bevestigd, maar in eerste aanloop zijn de uitkom
sten bemoedigend.
DE STIKSTOFBEMESTING.
Blauwmaanzaad kan heel veel stikstof op.
nemen, maar lang niet alle gewassen verdragen
de soms enorme stro-vorming, die het gevolg is
van het beschikbaar stellen van veel stikstof lege.
ring). Praktisch bezien blijkt uit enquêtes, dat de
meeste boeren niet op de hoogte zijn van de stik
stofbehoefte van blauwmaanzaad.