RADIO 147 Virusbestrijding bij aardbeien door middel Tan bladluisbcstrijding Korte Onder de Tuinbouwlantaarn ZOALS wij vorige week hebben toegezegd, ko men wij nu nader terug op de lezing van dr. De Fluiter uit Wageningen, gehouden op de kleinfruitteeltdag in Kapelle over „virusbestrij ding bij aardbeien door middel van bladluisbe- strijding". Dit is namelijk een zeer belangrijk onderwerp, want overal waar de aardbeiencul tuur sinds lange tijd wordt bedreven, krijgt men te maken met degeneratieverschijnselen. Ook de Zeeuwse aardbeienkwekers weten daarvan. Nu heeft onderzoek aan het licht gabracht, dat ziek ten en plagen een belangrijke rol spelen bij deze degeneratie van aardbeien en dat vooral het vi rus als zeer belangrijk in dit verband genoemd moet worden. Degeneratie treedt meer op, naarmate het ge was ouder wordt. De omlooptijd van aardbeien is in ons land zeer verschillend. In de Bommeler- waard blijven ze maar één of hoogstens twee jaar liggen. In Zeeland zijn heel wat percelen die wel tien jaar blijven liggen. Nu heeft het onderzoek aangetoond dat, hoe korter aardbeien blijven lig gen, hoe minder kans er is op het ernstig optre den van ziekten en plagen. Als ze lang blijven liggen, kan het zelfs wel zo worden dat er een ernstige produktie-vermindering optreedt tenge volge van degeneratie. Zoals gezegd zijn viren hiervan vaak de voor naamste oorzaak. Vastgesteld is nu dat deze wor den overgebracht door insecten en speciaal door bladluizen. Een van de belangrijkste bladluizen in onze aardbeienvelden zijn de sjalotteluizen. Deze luis kan door haar zuigen veel schade aan richten. Het vorig jaar is de sjalotteluis ook in Zeeland sterk opgetreden. Dit voorjaar is deze luis weer te verwachten en daarom zullen de aardbeienkwekers zeker ook aandacht moeten schenken aan de bestrijding van deze luis. Een gevaarlijke luis. E R is echter een nog veel gevaarlijker luis in de aardbeien, de luis, die het virus overbrengt het is de aardbeiknotshaarluis. Het is zelfs zo dat dr. De Fluiter op grond van zijn onderzoekingen kon zeggen, dat er zonder aardbeiknotshaarluis in aardbeien ook geen virus behoeft te zijn. Daar om is het voor de aardbeientelers van het groot ste belang dat zij deze luis zo goed mogelijk be strijden en als dat gebeurt, zal men weinig last hebben van virus in de aanplant. Dat is wel zeer belangrijk en waard om terdege bekeken te worden. Van het virus zijn de kwe kers immers bang ep dat valt niet te verwonde ren. Aan het op de markt brengen van virusvrij plantmateriaal wordt alle mogelijke aandacht besteed. Voor de kwekers is het aan te bevelen om bij 't planten zo mogelijk van virusvrij mate riaal uit te gaan. Als dat niet voorradig is dan dient in elk geval het plantmateriaal zo gezond mogelijk te zijn. Als dan bovendien de aardbei knotshaarluis zo goed mogelijk wordt bestreden, is er een goede kans om een gezond aardbeien gewas te behouden. De aardbeikifotshaarluis heeft een voorkeur voor het jonge blad van de aardbeiplant. Daar om vinden wij haar vooral in het hart van de plant. Daarnaast zijn ook de uitlopers voor haar aantrekkelijk. In de winter vinden we in onze velden maar weinig luis; de aantasting wordt meestal pas merkbaar in de maand mei als het weer warm wordt en de plant veel jong blad gaat vormen. Dan neemt de luis snel in aantal toe; in juni juli wordt meestal de topaantasting bereikt. Daarna neemt de aantasting door bepaalde oor zaken weer sterk af met als gevolg, dat in de eerste helft van augustus meestal maar weinig aardbeiknotshaarluizen gevonden worden. In het najaar neemt de aantasting echter weer toe en vaak kunnen we als strenge vorst uitblijft nog tot diep in december zonder moeite aardbei knotshaarluizen in onze velden vinden. r^TRENGE en langdurige vorst kan de aardbei- w knotshaarluis en ook de sjalotteluis niet verdragen. Na strenge winters zijn in het veld dan ook nog maar zeer enkele exemplaren van deze beide luissoorten overgebleven, die zich over het algemeen dat jaar niet meer zo snel kunnen vermeerderen, dat van een noemenswaardige aantasting gesproken kan worden. Het onderzoek heeft aangetoond, dat de grote virusverspreiding in de velden samenvalt met de toppen van luisaantasting. Virus verspreiding vindt dus in een onvoldoend verzorgde aanplant waarin de luis dus welig kan tieren vooral plaats in de maanden juni en juli en in het na jaar. Door bestrijding van de luis in het voor jaar en na de pluk kunnen we nu de topaantas ting in zomer en herfst voorkomen. Wanneer wij de luizen, die wij in onze velden op aardbei vinden, goed bekijken, dan kunnen wij groene luizen en bijna witte luizen onder scheiden. De witte luizen zijn dan de aardbei knotshaarluizen, dus de virusoverbrengers. Hou den wij ze tegen het licht en bekijken we ze met een loupe die 10 x vergroot dan zien wij op hun rug duidelijk de vele knotsvormig verdikte haren, die zo kenmerkend zijn voor deze bladluissoort. Als er telers zijn, die deze witte luizen in hun aanplant vinden (zoekt vooral op het jonge, nog niet ontvouwen blad!) dan weten zij dus dat de kansen voor virusverspreiding in hun aanplant groot zijn. Bestrijding van het virus zelf is in het veld nog niet mogelijk; daarom moeten wij de luizen bestrijden Bestrijding;. TYR. De Fluiter deelde mede, dat er vele veld- A-/ proeven werden opgezet waarin werd onder zocht op welke manier men de aardbeiknotshaar luis het beste kan bestrijden. In deze proeven werden bepaalde gedeelten behandeld met een fosforester (in dit geval parathion), andere ge deelten met een systemisch werkend middel, ter wijl daarnaast ook steeds gedeelten onbehan deld bleven. Op die manier kon men het resul taat van de bespuitingen met de genoemde mid delen goed te weten komen. In de proefvelden werden ook wilde bosaard- beien als indicatorplanten uitgeplant, omdat deze de ziekteverschijnselen van een virusaantasting zeer duidelijk tonen. Uit de proeven bleek heel duidelijk, dat de aardbeiknotshaarluis de belangrijkste virusover brenger is. Verder bleek, dat de virusversprei- ding des te groter is, naarmate er meer aardbei knotshaarluizen zijn. Dus hoe meer aardbeiknots haarluizen hoe meer virusverspreiding! Tevens bleek dat spuiten met de systemische middelen door hun lange werkingsduur en hun diep door dringen in de plant de beste luisbestrijding gaf. In deze proefvelden vond dan ook vrijwel geen virusverspreiding meer plaats. Spuiten met parathion, dat veel korter werkt en niet in de plant verspreid wordt, gaf veel min der bevredigende resultaten. Nu komen er echter moeilijkheden, want de systemische middelen mogen gedurende het groei seizoen slechts toegepast worden in selectie- en vermeerderingsvelden, dus in velden, waarin niet geoogst wordt, terwijl zij in produktievelden slechts vóór 15 april mogen worden gebruikt! Toch was Dr. De Fluiter ervan overtuigd, dat men moet komen tot een goede bestrijding van de aardbeiknotsluis in de produktievelden om de virussen de baas te worden. Spreker zag daarom goede mogelijkheden in de toepassing van de systemische middelen vóór 15 april. Hij zou de bespuitingen met deze middelen liefst zien gebeu ren in het einde van maart of in de eerste helft van aprildit al naar de weersomstandigheden en de ontwikkeling van het gewas (de planten moeten jong blad vormen). Door een dergelijke bespuiting kunnen de sja lotteluizen èn de aardbeiknotshaarluizen, die in de aardbei velden overwinterd hebben, gedood worden en dat is erg belangrijk. Als alle telers dit doen, wordt de kans van herinfectie van de bespoten velden van buitenaf ook sterk vermin derd, want de aardbeiknotshaarluis komt in ons land in het veld alléén op de cultuuraardbei voor T N een zachte winter, zoals wij die dit jaar heb- x ben gehad, kunnen veel luizen in de velden overwinteren. Zij gaan zich weer vermeerderen zo gauw als het weer in het voorjaar mooi en warm wordt. En die vermeerdering gaat snel! Daarom zullen wij dit voorjaar vermoedelijk al vroeg veel luizen kunnen verwachten. Spuit daar om vóór 15 april één maal met een systemisch middel. U kunt daardoor de - overwinterde luizen grotendeels vernietigen. Na 15 april is men voor de luisbestrijding in de produktievelden aangewezen op het gebruik van de niet-systemisch werkende middelen, waar van wij vooral diazinon, malathion en isolan hier willen noemen. De werkingsduur van deze mid delen is kort, zodat men al naar de weersom standigheden om de 10-14 dagen met de bespui ting terug zal moeten komen, terwijl men er aan moet denken, dat diazinon en malathion tot 10 dagen voor de pluk mogen worden toegepast; isolan echter slechts tot 3 weken voor de pluk Het is mogelijk de bespuitingen tegen de lui zen te combineren met andere noodzakelijke be- bespuitingen in de aardbeivelden. Volgens mede deling van de P.D. zou men dan het beste diazi non spuitpoeder kunnen gebruiken. Tijdens de pluk laat men elke bespuiting tegen luis achterwege. Na de pluk kan men in de produktievelden, waarin slechts éénmaal geoogst wordt, weer zo gauw mogelijk een bespuiting met een systemisch middel toepassen. In velden, waarvan men nog een 2e keer wil plukken, is dit uiteraard niet toe gestaan. Daarin moet men na de eerste pluk weer één of twee keer spuiten met een fosfores ter; na de 2e pluk kan men dan ook hier weer éénmaal met een systemisch werkend middel spuiten. Treedt in de herfst weer luis op dan moet men nogmaals met een systemisch middel spuiten om verspreiding van virus in het najaar tegen te gaan. In selectie- en vermeerderingsvelden, waarin dus niet geoogst wordt, kan men ter voorkoming van virusverspreiding de luis gedurende het hele jaar met systemisch werkende middelen bestrij den. Men kieze in dit geval middelen met een lange werkingsduur. Terugkomen met de behan deling om de 2 3 weken zal wel steeds gewenst zijn Bramen vragen de aandacht. "VTA deze belangrijke wenken voor de telers van aardbeien, willen wij nog even in het kort, de aandacht vestigen op de werkzaamheden voor de bramenkwekers in de komende tijd. Vrijwel overal zijn dit jaar in Zeeland de bramen afge dekt met stro. De kwekers waren bang geworden van strenge wintervorst en niet ten onrechte. Het wordt echter meer dan tijd dat aan deze strobedekking aandacht wordt geschonken want wij hebben gezien dat er verschillende percelen zijn waar het stro nog op de bramen ligt. Wij menen veilig te kunnen zeggen dat er voor stren ge vorst geen gevaar meer bestaat. Het is meer dan ten hoogste tijd dat het stro van de bramen wordt verwijderd. De scheuten mogen beslist niet gaan broeien en dat doen ze onder een dikke strolaag. Als U het dus nog niet hebt gedaan, laat het dan volgende week uw eerste werk zijn. Er kan ook spoedig worden begonnen met het aanbinden van de bramen. Zodra het wat meer voorjaar wordt kan dat werk gebeuren. Wij. ho pen echter binnenkort uitvoeriger aandacht te schenken aan alle werkzaamheden die in de kleinfruitteelt aan de orde zijn. Voor deze week geldt, dat de bedekking van de bramen er zoveel mogelijk afmoet. Erwten en bruine bonen zijn beide stikstof- verzamelende gewassen. Toch is in de laatste ja ren duidelijk gebleken, dat deze gewassen ver schillend reageren op een N-bemesting. Bruine bonen zijn over het algemeen dankbaar voor 100 kg kalkammonsalpeter per gemet, terwijl een N-bemesting op erwten vrijwel nooit renda bel blijkt te zijn en soms zelfs een negatief resul taat geeft. Boeren is vooruitzienBij de opstelling van het bouwplan dient U rekening te houden met de voederwinning voor de volgende stalperiode. Voor een goede voedervoorziening is het nodig, dat U over 7 kg goed hooi en 40 kg sappig voeder per vee-eenheid per dag beschikt. De totaal be nodigde hoeveelheid per stalperiode is dan ge makkelijk te bepalen. Het bouw- en weideplan kan dan naar de behoeften worden opgesteld. Vele kinderen, maar ook oudere mensen vallen jaarlijks van hooizolders, door hooiluiken en van trappen zonder leuning. Niet zelden zijn deze personen voor hun ver dere leven invalide. m Door het aanbrengen van een trapleuning, een rekje rondom een luik of een rek langs de hooi zolder is veel onheil te voorkomen. Neem een hamer en een plank en maak een einde aan dit onnodig risico. Lucerne is een gewas, dat weinig arbeidsuren vraagt. Het is echter een plant, die veel fosfaat en kali nodig heeft. Strooi deze meststoffen zo spoedig mogelijk uit. Op reeds uitgelopen lucerne treedt door deze meststoffen bladverbranding op. Het uitstrooien moet om deze reden ook gebeuren wanneer het gewas droog is. Te dunne mest is een nog vaak voorkomende kwaal bij het rundvee. Er zijn meestal verschil lende oorzaken voor aan te wijzen. Dikwijls ligt het aan de te grote hoeveelheden bieten en kuil- voer die worden verstrekt. Verminder deze hoe- velheid en geef de dieren wat meer droog voer. Jongvee dient over het algemeen niet meer sap pig voer in kg per dag te krijgen dan het aantal maanden dat ze oud zijn. Bijvoorbeeld jongvee, 1 jaar oud, 12 tot 15 kg sappig voer per dag geven. Maandag 3 maart In de AVRO-rubriek „Voor ons Platteland", spreekt de heer J. Tolner over; „Graszaadteelt in Nederland". Dinsdag 4 maart van 12.2012.30 uur, Hilversum I Dr. Ir. A. Maris, hoofd van de afdeling Streek, onderzoek van het Landbouw-Economisch Insti tuut spreekt over de structuurwijzigingen. De uitzending zal worden besloten met het land bouwkundig weeroverzicht door de heer M. Schar- ringa van het K. N. M. I. Vrijdag 7 maart van 12.2012.30 uur, Hilversum I Met medewerking van Ir. W. H. A. Th. van Oyen, Rijksveeteeltconsulent voor Utrecht, zullen in een reportage aanwijzingen worden verstrekt voor de juiste verzorging van lammeren in deze tijd van het jaar.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1958 | | pagina 11