VIERDE ZEEUWSE SPUITDAG GRASZAADTEELT
Chemische onkrnidhestrijding in wintertarwe
ZATERDAG 29 FEBRUARI 1958
127
Boeren, loonspuiters en handelaren bespraken
op 7 februari j.l. in „De Prins van Oranje" te
Goes de problemen rondom de plantenziekten en
hun bestrijding. In de morgenvergadering maakte
de heer D. Hille Ris Lambers enkele leerzame op
merkingen over virusziekten en bladluizen. Viren
zijn uitermate kleine deeltjes eiwitstoffen van zeer
ingewikkelde samenstelling, aldus spreker. De af
metingen zijn van die aard, dat ze niet met de
gewone microscoop zijn waar te nemen. De elee-
fronenmicroscoop heeft ze echter ook voor het
menselijk oog waarneembaar gemaakt. Viren kun
nen bij de mensen b.v. kinderverlamming en griep
veroorzaken; bij de planten onder andere ver-
gelingsziekte in bieten en bladrol in aardappelen,
terwijl zij bij onze huisdieren het gevreesde mond
en klauwzeer veroorzaken.
Virusziekten zijn besmettelijk en worden gemak
kelijk van de een op de ander overgebracht. Bij
planten wordt het virus tenminste in ons land
hoofdzakelijk overgebracht door de bladluizen.
Door het bezit' van speciaal gevormde monddelen
zijn deze insekten in staat hun voedsel op te nemen
uit het inwendige van saprijke plantedelen zoals
de bladeren. Naast voedsel kan dan ook virus op
genomen worden waarvan bij een bezoek aan vol
gende planten direkt daarop of na een aantal uren
weer afgifte van het virus kan plaats vinden.
De levenswijze van de bladluizen is over een
geheel jaar bezien, een nogal ingewikkelde zaak.
Belangrijk is hierbij vooral dat uit de eieren die
de winter zijn doorgekomen eerst ongevleugelde
maar op den duur gevleugelde luizen óntstaan.
Deze gevleugelde exemplaren kunnen zich over
grote afstand door de wind laten meevoeren en
aldus de smetstof overbrengen.
Om nu het optreden van vergelingsziekte zoveel
mogelijk te voorkomen kunnen wij twee wegen
volgen. In de eerste plaats zorgen dat de luizen
die er nu eenmaal zijn, geen bietenkuilen meer vin
den waar ze het virus kunnen halen. In de tweede
plaats zoveel mogelijk trachten te voorkomen dat
de luizen de kans krijgen het virus over te brengen.
Hier geldt dat wij het ene moeten doen en het
andere niet nalaten: vóór 1 april de resten van
bieten voor zover deze kunnen spruiten, grondig
opruimen en daarnaast nauwkeurig het optreden
van de luizen volgen om op het juiste moment een
bestrijding uit te voeren.
Gebleken is dat een bestrijding alleen zin heeft
wanneer deze met systemische middelen geschiedt;
tegen de vergelingsziekte reeds als er slechts 2
a 3 groene perzikbladluizien per plant aanwezig
zijn. De enkele groene luis is echter niet' zo gemak
kelijk tè vinden. Volgens de spreker kan men hier
bij afgaan op de aanwezigheid van zwarte luizen
die op een bietenplant gemakkelijker te onderken
nen is dan zijn groene soortgenoot.
Door verschillende omstandigheden is het ge
bruik van chemische middelen, waaronder zeer
giftige, sterk toegenomen. Niet' alleen de juiste
bestrijding van de parasieten met deze middelen
maar ook de beveiliging van de mens bij de toe
passing daarvan, vragen daarom de aandacht. De
getoonde film „Spuit goed en veilig" gaf aan hoe
doelmatig en veilig met bestrijdingsmiddelen kan
worden omgegaan.
KEURING EN CONTROLE VAN
BEST RIJ DIN GSM I DOELEN
Dr. X. Hartsuijker te Wageningen, hoofd van de
afdeling fungiciden binnen het Bestrijdingsmidde-
lenonderzoek van de Plantenziektenkundige Dienst,
gaf de aanwezigen de gelegenheid een blik te wer
pen in de keuken waar de bestrijdingsmiddelen
geproefd en „gaar" gestoofd worden voordat ze
op de praktijk losgelaten kunnen worden. Duidelijk
stelde hij daarbij vast, dat hiermede het werk van
de P. D. niet afgelopen is. Ook controle op de wijze
waarop de middelen worden verhandeld en ge
bruikt is onafscheidelijk aan de uitvoering van de
Wet op de Bestrijdingsmiddelen verbonden.
Twee meningen komen bij de praktische uitvoe
ring van dergelijke wetten vaak met elkaar in bot
sing. Enerzijds een roep om vrijheid en zo weinig
mogelijk overheidsingrijpen, anderzijds een stro
ming die zich het best laat typeren door de opmer
king: „daar moesten ze toch wat aan doen" (De
gulden middenweg is moeilijk te vinden! red.)
Keuring en controle op de toepassing van be
strijdingsmiddelen stellen kwesties aan de orde
die kwaliteit en gevaren betreffen. Niet alleen het
aantal typen van middelen maar ook de hoeveel
heid die van elk dezer middelen gebruikt wordt,
is na de oorlog enorm toegenomen. Bewust ge
knoei, min of meer onbewust geknoei door ondes-
kundigen en soms ook fouten bij de fabricage moe
ten de gebruiker bespaard worden. Daartoe werden
reeds vóór 1945 maatregelen voorbereid. Zeer con
creet bepaalt de betreffende wet dat alle handel
in bestrijdingsmiddelen verboden is. Door hierbij
de mogelijkheid tot ontheffingen te openen, heeft
de overheid meteen toezicht op de gehele handel.
Zowel ter bescherming van de gebruikers ener
zijds als van de bonafide handelaar anderzijds,
heeft de wet op de bestrijdingsmiddelen nu tien
jiiar haar bestaansrecht bewezen. Nederland is op
dit terrein voor een chaos bewaard gebleven.
Dat dit maar niet een holle frasse is, blijkt uit
het feit dat de P. D. niet volstaat met* in haar keu
ken een middel te (be)proeven, maar het ook voor
de praktijk „gaar" te stomen en dus de juiste
dosis, de plantensoorten waarvoor het geschikt is,
de omstandigheden waaronder het' toegepast moet
worden en de te nemen veiligheidsmaatregelen
vast te stellen. De ontheffing wordt alleen ver
leend op voorwaarde dat dit alles ook duidelijk op
het etiket vermeld wbrdt.
Wat het grote aantal van de middelen betreft,
merkte de spreker op, dat het hier geen economi
sche verordening, maar een technische keuring be
treft die de P. D. uitvoert. Er is geen sprake van
een star schema. Een soepel hanteren van de wet
maakt het niet altijd mogelijk precies te zeggen
waar de grens tussen goedkeuring en afkeuring
ligt. Blijkt het dat door bepaalde wijzigingen een
middel voor goedkeuring in aanmerknig komt, dan
wordt de fabrikant daarop gewezen. Mocht blijken
dat een produkt niet mee kan in de loop van de
10 jaar van zijn goedkeuring, dan neemt de P. D.
contact' op met de fabrikant om verbeteringen aan
te brengen. Gelukt dit niet, dan kan de ontheffing
ingetrokken worden. Omgekeerd kan ook de fa
brikant een verbeterd monster insturen en hierop
de ontheffing doen overschrijven.
Er is dus een zekere waarborg dat er alleen
goede, en dus voor hun doel geschikte middelen
aan de markt komen. Maar dan dienen deze mid
delen verder ook op de juiste wijze verhandeld,
bewaard en gebruikt t'e worden. Hiertoe zijn in het
landbouw besluit verschillende eisen gesteld. De
controle hierop is in handen van de Arbeidsinspec
tie die hierbij samenwerkt met P. D. en Algemene
Inspectie Dienst (A. I. DJ'.
Ontstellend is vaak de onverschilligheid en de
slordigheid die men in de praktijk bij handelaars
in en gebruikers van bestrijdingsmiddelen ontmoet.
DDT poeder in custarddozen, parathion in limo-
natieflesjes (zonder' enige aanduiding verkocht)
maar ook liet plaatsen van zware vergiften boven
de voerbak van het veeof in de keukenkast,
zijn hier enkele voorbeelden van.
Er is al veel verbeterd, maar een voortdurend
beroep op het verantwoordelijkheidsbesef van allen
die met bestrijdingsmiddelen omgaan en a's
stok achter de deur een regelmatige controle,
blijven noodzakelijk.
De Rijkslandbouwconsulent voor Zeeuws-Vlaan-
deren, ir. J. A. H. Haenen, die de samenvatting
verzorgde, releveerde hoe door de fabricage van
de geëigende middelen en door èen betere kennis
van de parasieten, het aantal 'oestrijdingen steeds
toeneemt. De kosten lopen op en bedroegen in 1957
plaatselijk reeds ƒ40,maar ook wel 70, - per
hectare. Wij hebben ons af te vragen of wij onze
oogstzekerheid hierdoor niet te duur beta'en en
of andere cultuurmaatregelen niet ten onrechte
naar de tweede plaats verschoven worden, aldus
de consulent.
Wanneer wij zien, wat de vergelingsziekte ons
gekost heeft, dan dienen toch wel alle maatregelen
genomen te worden om dergelijke débacles te voor
komen. Spuiten is nodig, overdrijven is schadelijk
en voorkomen nog altijd beter dan genezen, zo be
sloot ir. Haer.en zijn samenvatting.
De Specialist' Planteziekten bij de
R. L. V. D. te Goes.
P. VERHAGE
verscheidene percelen wintertarwe komen
heel wat zaadonkruiden voor, zodat bestrijding
gewenst kan zijn. Vooral muur en ereprijs koi.r.en
plaatselijk vrij veel voor. De chemische onkruid-
bestrijding kan met twee middelen worden uitge
voerd, namelijk met kalkstikstcf en DNC.
Kalkstikstof
Dit is een oud middel, dat plaatselijk nogal ge
bruikt wordt. Het is een middel dat speciaal voor
de bestrijding van muur bijvoorbeeld ook in gras
zaad zeer geschikt is. Om schade aan het gewas te
voorkomen, dient men kalkstikstof aan te wanden
op een goed ontwikkeld, gezond gewas. De beste
onkruiddodende werking verkrijgt men indien het
aangewend wordt op een dauwnat of beijzeld ge
was en er droog, zonnig weer volgt. De kalkstik
stof moet vrij zijn van kluitjes en regelmatig over
het gewas worden verdeeld.
Bij tijdige aanwending van 225 kg per ha kan
meestal de stikstofwerking gelijk gesteld worden
met die van 150 kg kalkammonsalpeter. Een
nadeel van de kalkstikstof is, dat ze thans nogal
duur is, namelijk 33,50 per 100 kg.
Bij gebruik van 225 kg kalkstikstof per ha zijn
de kosten 2,25 x 33,50 75,Indien de waar
de van de stikstof in de kalkstikstof gelijk gesteld
wordt aan 150 kg kalkammonsalpeter, welke een
waarde heeft van ƒ30, dan bedragen de kosten
als onkruidbestrijdingsmiddel 75,30,
ƒ45,-.
DNC.
De resultaten van een bespuiting met DNC lopen
vaak uiteen en zijn sterk afhankelijk van weers
omstandigheden, grootte dei\ onkruiden en zwaar
te van de grond.
Het Proefstation voor de Akker- en Weidebouw
schrijft ons:
UIT de door het P. A. W. (en het voormalige
C. I. L. O.) genomen proeven blijkt steeds
meer, dat het bij de zaadteelt van diverse grassoor
ten gewenst is, de voorjaarsstikstof zeer vroeg te
strooien, zo vroeg als men maar op het land te
recht kan. Ter illustratie hiervan enkele cijfers
over een in het voorjaar 1957 in de Noordoostpol
der genomen proef met veldbeeemdgras (Stein-
achter).
500 kg kalksalpeter op 6 febr., 1911 kg onge-
schoond zaad/ha;
500 kg kalksalpeter op 27 febr., 1703 kg onge-
scnoond zaad/ha;
500 kg kalksalpeter op 5 april, 1489 kg ongeschoond
zaad/ha.
Als men een afvalpercentage aanneemt van 33
(op het moment, dat wij dit schrijven, zijn de scho-
nhigsanalysen nog niet bekend), bedraagt het ver
schil tussen elke aanwendingstijd ruim 100 kg
schoon zaad per ha. Dat is bij een prijs van 3,
per kg 300,per ha. Het is dus wel de moeite
waaru hier aandaent aan te besteden. Bovendien
geeft vroege stikstof een wat steviger gewas, dus
minder kans op legering. Ean late stiKStofgift geeft
naar verncucuag meer blad, wat ongewenst is
voor de zaadteelt.
Ook dient er de aandacht op te worden geves
tigd, dat deze stikstof vakkundig met een goede
kunstmeststrooier dient te worden gestrooid. Het
graszaad reageert zeer scherp op ongelijkmatig-
jièuen ïii het strooien.
Ais nee gras aan ue groei gaat, kan men even-
tuelë stiivsioibanen ciuiuelijk in het gewas onder
scheiden. Uit veie proeven is overtuigend geble
ken, oat veel stmstof een vertragende invloed
heeit op de afrijping van het zaad. Up die banen,
waar aoor iouüei. sLooien de gangen niet de machi
ne elkaar enigszins overlapt hebben, is dus een
dubbele hoeveelheid N terecht' gekomen. Hier is
het graszaad besiist later rijp. Alnankelijk van het
weer en ue grassoort kan cEt wel een week schelen.
Men krijgt dus een soort tvveewas in zijn perceel.
1 N de praktijk komt het euvel van tweewas her-
haaluelijk voor. Men komt' dan in moeilijkheden
bij het bepalen van de juiste oogstdat'um van het
gict^z^aau en leuer, uie ook maar enigszins van deze
teeit óp ue hoogte is, weet hoe belangrijk het is
om op ue juiste tijd te oogsten, niet te vroeg en
niet ie laat. Het welslagen van de teelt' en daar
mede het financiële renuement is hier mede van
afhankelijk. Er kan niet genoeg op worden ge
wezen, dat men elke fout, die bij de graszaadteeit
gemaakt wordt, gestraft wordt met een lagere op
brengst. Deze fout'en zijn bijna steeds een gevoeg
van nonchalant en onnauwkeurig werken en kun
nen met wat oplettendheid en zorgvuldigheid ge
makkelijk woruen vermeden.
Ten aanzien van de grootte der stikstofgift in
het voorjaar is liet raadzaam deze vast te stellen
in overleg met de vertegenwoordigers van de fir
ma, waai voor geteeld wordt, daar dit voor de ver
schillende grassoorten sterk uiteenloopt en van
perceel tot perceel ter plaatse beoordeeld moet
worden.
Bij gedeelde stikstofgift is het ook uitermate
belangrijk, dat het eerste gedeelte zo vroeg moge
lijk gegeven wordt.
Bij het gebruik van DNC" in het voorjaar moet
op ue .volgende punten gelet worden:
1. De tarwe moet behoorlijk ontwikkeld zijn
(46 blaadjes);
2. De te gebruiken hoeveelheid DNC hangt af van
de soort DNC welke gebruikt wordt en van de
ontwikkeling der onkruiden en zwaarte van de
■grond.
Op zware grond dient de hoeveelheid groter te
zijn dan op lichte gronden.
Onderstaande hoeveelneden worden geadviseerd:
DNC-poc.iers 80 G 6—10 kg/ha, 800 1 water /ha'.
Vernevelbare DNC-poeders: 813 kg/ha, 200400
1 water /ha.
3. Indien de onkruiden reeds tamelijk groot zijn
en er komt vrij veel kam.11e (hondsdulle) voor,
dan kan de onkruiddodende werking aanzienlijk
worden verbeterd door het toevoegen van 1 1
natriumarseniet.
4. De beste resultaten verkrijgt men bij zacht
weer, hoge luchtvochtigheid en Z. W. wind.
Spuiten op een dauwnat gewas of na nacht
vorst geeft meer kans op beschadiging van het
gewas. Men kan dan beter minder DNC ge
bruiken.
5. De kosten van een DNC bespuiting zijn onge
veer even hoog als die van kalkstikstof, wan
neer men van de prijs van kalkstikstof de
waarde als stikstofmeststof aftrekt.
De specialisten plantenziekten,
R. C. C. DE BRUYCKERE,
P. VERHAGE.