126 Dunnen in suikerbieten BEDRIJFSLABORATORIUM VERLAAGT EN VERHOOGT PRIJZEN KRUISINGEN IN DE VEETEELT (Vervolg van pag. 123) Reeds enige jaren geleden schreef de hoofd redacteur van de Nieuwe Veldbode" dat een grote Deense veehouder zwartblaarstieren had ingevoerd om meer gespierde melkkoeien en slachtvee te verkrijgen en ook dat Zweed-e vee houders een vleesrasstier hadden ingevoerd voor kruising met hun melkveestapel om tot een be tere kwaliteit slachtvee te geraken. Eén en ander met gunstig resultaat. Enige maanden na het uitbrengen van het ge noemde rapport is door de Z.L.M. een veehoude rijcommissie ingesteld. Het doel van deze com missie is het stimuleren van de veehouderij in de meest uitgebreide zin. Argumenten die tegen gebruikskruisingen wor den aangevoerd zijn o.m. de volgende 0 Onzuiverheid veroorzaken en of bevorderen van onze veestapel. Dit is onmogelijk omdat de kruisingsprodukten dominant zijn voor de kleur, althans in de F 1 generaties, dus altijd te herken nen. Bovendien hebben wij in Nederland reeds en kele eeuwen M.R.-IJ-vee dat juist wel de fokzui- verheid van het Zwartbont Hollands veeslagkan verknoeien; evenzo de Groninger Blaarkop. Jam mer genoeg echter geen vleesras. Bij de vele be palingen die wij kennen k^n er voorlopig nog wel een bepaling bij, namelijk dat de F 1 ge neratie voor fokkerij mag worden gebezigd. 0 Bij uitvoer van dragend vee zou het buiten land volgens sommigen met kruisingen kunnen worden opgescheept. Dit behoeft in het geheel niet als ook het dekbewijs van de uit te voeren dragende dieren bij uitvoer wordt overlegd. Dit acht ik toch een juiste maatregel, omdat ze eveneens gedekt kunnen zijn van M.R. IJ. of Groninger Blaarkopstier. 0 De vleesrassen leveren volgens enkelen een veel te vetrijk slachtprodukt en krui ing zou niet aan het gestelde doel beantwoorden. De consu ment vraag n.l. vlees. Persoonlijk meen ik dat we de consument in het geheel niet behoeven te beschermen tegen het consumeren van te vet vlees want dat regelt deze zelf wel. Bovendien treedt bij normale voeding vervetting m.i. pas op latere leeftijd te voorschijn van b.v. tweejarigen of nog oudere leeftijd. Voor mestkalveren zouden m.i. de kruisingsprodukten zeer geschikt zijn. Volgens ir. Schuurmans te Veenwouden in Fries land blijken wij in ons land geen goed mesttype te bezitten voor de kalvermesterij. Volgens zijn ervaring voldoet het Groninger Elaarkop nor? het best. Echter betreurt ook hij het afwezig zijn van een vleesras. Bovendien dient de proef met sperma onder wetenschappelijke leiding te wor den uitgevoerd, b.v. door de Provinciale Gezond heidsdienst. Zijn de resultaten teleurstellend, dan kan ermede worden gehoopt. 0 De Zwartbontfokkerij zou er onder lijden, vol gens enkele fokkers. Persoonlijk ben ik van me ning dat zij met dit argument weinig heil en verwachting hebben van hun fokkerij. Na vele jaren van stamboekwerkzaamheden, keuringen, melkcontróle enz. hebben zij nog geen bekering teweeg kunnen brengen bij het overgrote déél niet-stamboekfokkers der melkveehouder. Op vrij veel gemeenten in de akkerbouwgebieden in Zeeland is de melkslijter ook melkveehouder, om de eenvoudige redenen, dat geen enkele land bouwer zich interesseert melk te gaan produce ren tegen kostprijs. Deze melkslijters pachten o.m. dijken, kreekoevers enz. 0 Deze koeien zijn veelal slecht van exterieur, maar uiteraard goede melkgeefsters, want anders verdwijnen ze direct naar de slager. Deze veesta pel dient echter elk jaar af te kalveren en de kal veren worden direct afgeleverd aan handelaren die hen over de provincie spuien. Logisch dat hiervan later geen kwaliteit slachtvee te ver wachten is. Worden de vaar^kalveren van deze afkomst later gestierd, dan benadelen ze de markt bovendien van het kalfvee met bekende afstamming en produktiegegevens. Inseminatie met sperma van Aberdeen Angus of andere vlees- rassen zou m.i. zeer te overwegen zijn en ook worden nagevolgd om de hogere prijs die de kal veren zouden opbrengen. Uiteraard meen ik dat de zwartbont stamboekfokker bij bedoelde proef neming eerder gebaat, dan geschaad zal zijn. De afzet van kalfvaarzen in het binnenland zal im mers vlotter zijn met betere prijzen, omdat min dere kwaliteit kalfvaarzen ontbreken, aangezien deze als kruisling voor mesterij worden bestemd. In Engeland, waar sedert enkele jaren bedoelde kruisingen zijn toegenomen, zijn inmiddels de prijzen der kalfvaarzen aanmerkelijk gestegen. 9 De veehouderij heeft het altijd gedaan zonder vleesras. Ik zie dit echter eerder als een onvol komenheid dan als een volmaaktheid in onze veehouderij. De zuiveloverschotten in ons land, evenals in andere landen, geven zorgen genoeg; denk b.v. aan de koelhuisboter, die slechts de helft der produktiekosten opbrengt. De vooruitzichten t.o.v. vlees zijn veel gunsti ger. Door de hogere levensstandaard is West- Europa b.v. in staat om vlees te consumeren en laat de Nederlandse veehouderij haar kansen zo goed mogelijk benutten. Jaarlijks worden echter nog 40.000 slachtrunderen ingevoerd. Nergens elders in Nederland zou deze behoefte worden gevoeld. Dat dit misschien wel juist was is thans reeds achterhaald door de behoefte van de kalvermesterij. Doch afgezien daarvan, neemt Zeeland uiteraard een aparte plaats in wat zijn uitoefening van de landbouw betreft. Veel animo voor de akkerbouw, waarbij ook minder goede gronden voor akkerbouw wordt gebruikt, die een periodieke stalbemesting moeilijk kunnen ont beren. Personeelstekort tijdens de zomermaan den doet geen enkele boer verlangen naar de verzorging van melkvee tijdens de zomermaan den. 's Winters is veeverzorging geen bezwaar. Vrij veel afval zoals suikerbietenkoppen- en blad, stro, kaf, granen en peulvruchtenafval kunnen tot waarde worden gebracht. Verre weiden (ker nen komgronden) komen vaak voor. Uit verschillende provincies hebben zich inmid dels reeds veehouders aangemeld om deze proe ven te nemen. In Amerika, Engeland, Zweden en Denemarken voert men in de praktijk kruisin gen uit in het groot. Dat met name in Duitsland door prof. De Witt ook soortgelijke proeven ge nomen znij met slechts matig resultaat, is voor mij nog geen overtuigend bewijs dat zulks in Ne derland eveneens het geval zal zijn. Immers is weten chappelijk bewezen dat het heterosiseffect groter is naarmate de ouderrassen genotypisch groter verschillen vertonen en fokzuiverder zijn. Dit laatste tracht men bijvoorbeeld bij hygbrydi- satie van de pluimveestapel door inteelt te ver groten. In de rundveehouderij zou men b.v. Adema 197 kunnen aanhalen, die als produkt van zuiver Fries orgine in Noord-Holland op onverwante lij nen, ongekende succe en boekte met zijn nako melingen en waarvan thans in Nederland reeds meer dan 1 miljoen afstammelingen telt. Ons Zwartbont Holland of Friesvee is m.i. zui ver genoeg zowel fenotypisch als genotypisch om heterosiseffect van kruisingen te verwachten. Bij een landras daarentegen moeten wij onze verwachtingen niet te hoog spannen. Wanneer de kruisingsprodukten verbeteringen zouden vertonen betreft dit of morfologische waarneem bare eigenschappen als kleur en vorm, of fysiolo gische eigenschappen als vitaliteit, weerstands vermogen, groeisnelheid e.d. of beide. Mochten slechts enige dezer hoedanigheden op de voor grond treden, dan meen ik dat de veehouders een goede beurt maken evenals zijn beurs. In het jaarverslag van de Veeartsenijkundige Dienst 1944-1955 troffen wij een artikel aan over varkensziekten. Hierin werd door verschillende dierenartsen geconstateerd dat de kruisingspro dukten in de F 1 generatie landvarkenszeug en Yorkshirebee algemeen vrij bleef van ziekten, terwijl zuivere landvarkensbiggen stierven. Wanneer ook genetici van wereldformaat o.m. prof. Mammond van de Oxford Universiteit via proefnemingen, bovenomschreven mogelijkheden aantoont en propageert, zijn deze m.i. wel het overwegen en uitwerken waard. Destijds is door de Overheid tegen de wil der paardestamboeken het Fjordenpaard ingevoerd, terwijl toch de Nederlandse paardenfokkerij kan leveren wat gewenst of gevraagd wordt. Des te onbegrijpelijker is het, dat de Overheid aan par ticulier initiatief afwijst wat de Nederlandse veehouderij kan voortbrengen. Persoonlijk ben ik van mening dat wan neer deze proef zou slagen deze belangrijke ge volgen kan hebben: Geen afslacht van nuchtere kalveren, die geen bijdrage leveren in de vleesproduktie Minder zuiveloverschotten door grotere opfok van kuisingskalveren (thans 6Va miljoen kg koelhuisboter) Meerdere vleesproduktie en geen jaarlijkse invoer van 40.000 slachtrundvee nodig; -fr Mogelijke uitvoer vergroten van vlees in Euromarktverband Stimuleren van zuivere Zwartbontstamboek- fokkerij, vanwege betere vooruitzichten voor afzet stamboekkalfvaarzen met bekende af stamming en produktiegegevens. Zuiver uit- gansmateiaal blijft noodzakelijk; Minder melkkoeien wanneer vleesproduktie relatief lonender blijkt en dus uitwijkmoge lijkheden aanwezig zijn en dus minder kans op zuiveloverschot ft Verlichting van werkzaamheden voor de boer. -ft Mogelijk minder veeziekten vanwege even tueel groter weerstandsvermogen bij krui singsprodukten ■fr Bredere basis voor akkerbouwbedijven, wan neer men zich voor mesterij interesseert en mogelijke kunstweide roulatie enz. Rest mij nog mijn mening te lanceren over het tot op heden gevoerde fokkerijbeleid, gericht op het uitschakelen van alles wat massaal is. Voor overgrote delen van ons land is dit onjuist. Verschillen in bedrijfsomstandigheden veroorza ken ook verschillen in benodigheden o.m. type veestapel. De ervaren veefokkers weten maar al te goed dat de massaalste en de goedgebouwde kalfvaar zen steeds een veel hogere prijs opbrengen dan hun kleine soortgenoten. Evenzeer geldt dit voor export. Grove dieren zijn uit den boze, maar grof is nooit synoniem geweest met massaal. De Stamboekfokkerij dient ook de mogelijkheid open te laten voor hen die zware dieren willen fokken. TN aansluiting op ons verslag over de voorjaars- werkzaamheden in de suikerbietenteelt (Zeeuws Landbouwblad 1 februari j.l.) hadden wij een dezer dagen een gesprek met de heren ir. W. Kakebeeke uit Rilland Bath, L. Sieling uit Tholen en C. Ste- ketee uit Driewegen. In ons verslag hebben wij namelijk vermeld dat „de dunmachines met een draaiende zon naast het dunnen resultaat hebben als wiedmachines in de rij. De dunmachines met een slingerbeweging missen deze eigenschap en men moet zich dit bij de aanschaf van een derge lijke machine wel degelijk bewust zijn". Door de heer Kakebeeke werd er op gewezen dat er nog onvoldoende ervaring met de slingerdunners is op gedaan om zekerheid te hebben over de onkruid- bestrijdende werking, maar dat er reden is om aan dit punt speciale aandacht te besteden, en wel om de volgende reden. Het onkruid wordt blijkbaar wat makkelijker met verende pennen weggeslagen dan bietenplan tjes en dit wegslaan wordt uiteraard beïnvloed door de snelheid waarmee de pennen door de rij slaan. Bij zonnedunners is deze snelheid constant en is de werking daardoor gelijkmatig; bij slinger dunners wisselt de bewegingsrichting en de snel heid van de pennen is dus niet constant maar wis selt voortdurend van 0 op de keerpunten tot een maximum daartussen, en de werking bij het weg slaan van onkruid zal dan ook minder gelijkmatig zijn wat het effect in deze wel niet ten goede zal komen, aldus de toelichting van de heer Kakebeeke. De heer Sieling tekent hierbij aan dat algemeen wordt aangenomen dat de dunnende werking van de slingerdunners minstens gelijk is aan die van de zonnedunners. Nu lijkt het enigszins onjuist om te veronderstellen dat de slingerdunners wel bij voorbeeld de bietenplantjes zou wegslaan, maar het onkruid zou laten staan. Deze veronderstelling wordt bevestigd door een eenvoudig, wiskundig, rekensommetje. Hieruit blijkt namelijk dat bij een omtreksnelheid van de verende pennen van bij voorbeeld 22 km per uur, de middelste vier centi meter van de slag een snelheid heeft van ongeveer 22 km per uur. De daaropvolgende drie centimeter van 20,5 km per uur en de daaropvolgende drie centimeter van 7,5 km per uur. Pas in de laatste vier centimeter van de slag, dus twee centimeter bij het begin en twee centimeter bij het einde van de slag, wordt de snelheid belangrijk minder. Daarbij komt dat de pennen van de zonnedunner door de kleinere diameter van de slag spoediger uit de grond komen dan die van de sllngerdunner. Ook dit punt wettigt de veronderstelling van een effectieve werking van de slingerdunner zeker niet onderdoet voor de zonnedunner. Bij de bespreking kwam tenslotte de wenselijk heid naar voren om meer dan totnutoe het geval is, gebruik te maken van de verende tanden die bij de meest bekende typen van bietdunners ge leverd kunnen worden. Deze verende pennen zijn bijzonder geschikt voor een zeer effectieve onkruid- bestrijding in de rij. De dunmachine kan dan uit stekend gebruikt worden als wiedwerktuig in de rij en juist aan dit punt zal men de nodige aan dacht moeten besteden. Ook de twee meest verbrei de Nederlandse constructies zullen dit jaar met dergelijke verende pennen op de markt komen zodat deze machines dan ook als wiedmachines in de rij, dienst kunnen doen. Gezien de lage kostprijs van de slingerdunner heeft dit type een grote verbreiding gekregen zo dat wij menen er goed aan te doen op dit punt een aanvulling te hebben gegeven op wat wij in boven genoemd verslag vermeld hebben. In de periode van 1 maar5 juli 1958 geeft het Bedrijfslaboratorium weer de gebruikelijke korting van 15 op monsters, die ingezonden worden voor tenminste normaal standaardonderzoek. Grondgebruikers, die de voordelen van het abonnementen-onderzoek nog niet aangegrepen hebben, kunnen in deze periode ook van de lagere prijs profiteren. Het Bedrijfslaboratorium werkt uiteraard tegen kostprijs. Uil' de boekhoudkundige gegevens over 1957 blijkt dat op het service-laboratorium waar bijzondere bepalingen worden verricht, een aan zienlijk bedrag moet worden toegelegd. Om de balans in evenwicht te brengen zullen de prijzen van dit onderzoek met ingang van 1 maart 1958 dusdanig worden verhoogd, dat deze afdeling geen verlies meer oplevert. Onder bijzondere bepa lingen wordt onder andere verstaan het onderzoek op sporenelementen in grond-, gewas- en bloed monsters. Ook de prijzen voor alleen pH-onderzoek en koper (aspergillus) in grond worden verhoogd. De nieuwe prijslijst is aan te vragen bij het Be drijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek te Oosterbeek. Ook de monsternemers van het Be drijfslaboratorium en de assistenten van de voor lichtingsdienst kunnen hierover inlichten. Ondanks de gestegen kosten van materiaal en arbeidsloon blijven de prijzen van het' normaal standaardonderzoek dat uiteraard verreweg het meest wordt gevraagd, gelijk, uitgezonderd de bovenvermelde zomerkorting. Dit is mogelijk ge worden door het massale aantal inzendingen uit de praktijk in het afgelopen jaar.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1958 | | pagina 6