AALTJES 58 „kleine dierkens in de grond Het Hoofdbestuur van het K. JN. L. C. besprak ZEEUWS LANDBOUWBLAD TT ET was de Delftenaar Antoni van Leeuwenhoek, die het grootste deel van zijn leven, van 1632 tot 1723, in de oude uni versiteitsstad Delft doorbracht, die de bacte riën ontdekte. Grote roem verwierf hij door zijn liefhebberij: het vervaardigen van zeer eenvoudige microscopen. Daardoor werd ech ter voor hem een geheel nieuwe wereld ont sloten, die een dieper inzicht -ƒ in het feil loos opgebouwde en ingewikkeld werkende rader werk, dat natuur heet. Het is niet in het minst de landbouw geweest die van de grote vinding van de Delftse koopman in linnen, garen en band geprofiteerd heeft. REEDS de eerste landbouwers hebben onbe wust van het waarom rekening gehouden met de vruchtbaarheid, de uitputting en bet herstel van de grond. Want waar die g.ond schaars werd, heeft men van oudsher getracht de vruchtbaarheid te beschermen en te vergroten. „De zwarte aarde" in China, de bevloeiingen in i <*ypte en de voor schriften in het Capitulare de Villis het drie slagstelsel van Karei de Grote, wijzen al in deze richting, aldus Dr. Ir. M. Oostenbrink in zijn openbare les bij het aanvaarden van het lectoraat in de nematologie aan de Landbouhogeschool te Wageningen, op 28 maart 1957. Nematoden is het wetenschappelijke woord voor „aaltjes", de slanke, doorzichtige diertjes die als regel ongeveer een mm lang zijn en in grote aantal len in de grond voorkomen. Nematoden behoren tot de vaste inventaris van de grond. In de regel komen vijf tot honderd van deze „kleine, vreemde dierkens" in een kubieke centimeter vochtige grond voor. Dit wil zeggen dat men mag rekenen met een algemeen gemiddelde van 40 miljard van alle mogelijke verschillende aaitjes per ha. Gezamen lijk wegen ze dan ongeveer vijftig kg. Aaltjes zijn reeds lang bekend. Hoewel zij met het blote oog juist zichtbaar zijn, heeft de micro scoop echter ook hier de grote stoot gegeven tot een dieper inzicht. Een inzicht waartoe de omstandig heden overigens dwongen. In zijn eerder genoemde rede toont Dr. Oostenbrink als een van de redenen aan waarom de aaltjeskunde zich in de laatste jaren zo enorm heeft uitgebreid, het feit, dat men zeer bevreesd is voor aardappelmoeheid, een der aaltjesziekten in onze landbouw. Maar er zijn er veel meer die een rol spelen. MA veel en moeizaam onderzoek staat het thans wel vast dat de aaltjes niet de enige, maar wel zeer belangrijke veroorzakers zijn van de zoge naamde moeheidsverschijnselen. Bovendien is het waarschijnlijk dat deze aaltjesbevolkingen op oude cultuurgrond in het algemeen een jaarlijks oogst- verlies geven van 10 tot 20%. Oppassen is dus de boodschap. Een goede bestrijding is tot nu toe voornamelijk gebaseerd op vruchtwisseling. Vrucht wisseling is verplicht gesteld bij het telen van aard appelen. Vrucht wisseling wordt aanbevolen bij het telen van bieten, en vele andere gewassen zoals bij uien om kroef te voorkomen. IIFT UIENSTENGELAALTJE Men kent stengelaaltjes, cystenaaltjes, bladaal tjes, wortelknobbelaaltjes en vrij in de grond levende aaltjes. Bij de teelt van uien is het vooral het stengelaaltje dat schaadt, omdat het kroef ver oorzaakt. Behalve uien, kan dit aaltje ook ver scheidene andere gewassen aantasten. Zijn de uien- planten eenmaal door deze aaltjes aangetast dan treden verdikkingen op, de blad- en stengeldelen worden gedrongen, de planten vallen weg en de bollen worden bruin en rot. Verdikkingen van stengeldelen wijzen er dus op dat er binnen in de planten iets mis is. En dit is inderdaad het geval. De stengelaaltjes leven namelijk in de plant waar zij, .met behulp van een mondstekel, plantensappen opzuigen. Is de aantasting in het begin minder hevig, dan worden nog wel bollen gevormd. Deze bollen barsten later echter gemak kelijk. Bij bewaring treedt dan ook gemakkelijk rotting op. /"^VER de vatbaarheid van de uienplanten kan worden opgemerkt dat alle uienrassen vatbaar zijn voor het uienstengelaaltje. Eveneens bestaat er geen belangrijk verschil in aantasting tussen zilveruien en gewone uien. Behalve dat andere waardevolle gewassen door één en hetzelfde aaltje aangetast kunnen worden, leven de aaltjes ook op en in onkruiden. Voor het uienstengelaaltje is dit het geval bij guichelheil en muur. Uit onderzoe kingen is echter gebleken dat het vooral de uien zijn die de groei van het aantal stengelaaltjes sterk bevordert. Het is reeds lang bekend, dat het vooral de zwaardere gronden zijn waar de sterkste aantas tingen met het uienstengelaaltje voorkomen. Juist op deze gronden, waar veel en intensief uien ge teeld worden, moet men dus beducht zijn voor deze stengelaaltjes. WORTELAALTJES "LJET is meer regel dan uitzondering dat onze in- tensief beteelde grond besmet i met gespecia liseerde, bij het hoofdgewas behorende aaltjes. Dit geldt wel in het bijzonder voor de vele soorten schadelijke wortelaaltjes. Er groeit dan ook bijna geen gram plantenwortel die niet tegelijkertijd en kele honderden tot enkele duizenden van deze aaitjes voedt. Rekent men dit om tot de hoeveel heid cultuurgrond die thans in gebruik is, dan be tekent dit dat ieder mens zijn voedsel slechts kan krijgen in directe concurrentie met meer dan vijf miljard schadelijke aaltjes. Dat grote aantallen aaltjes in onze cultuur- gr nd kunnen voorkomen, bleek ons, toen wij enige tijd geleden een rapport over het aaltjes- onderzoek van het Bedrijfslaboratorium "oor Grond- en Gewasonderzoek in handen kregen. Daarin varieerde het aantal cystenaaltjes van 4200 tot 100 per monster. En het zijn dus de percelen waar het kleinste aantal aaltjes voorkomen, die zich bij uitstek lenen voor de verbouw van een ge was dat juist door dit aaltje wordt aangetast. Verschillende aaltjes door de microscoop gezien. VOORLOPIG ONDERZOEK "OEEDS verscheidene jaren is door de Planten- ziektenkundige Dienst in Wageningen, in samen werking met de Voorlichtingsdiensten en met andere instellingen, aandacht aan de aaltjes besteed. Het is in het bijzonder Dr. Oostenbrink die zich met dit onderzoek bezig heeft gehouden en nog bezig houdt en die veel gegevens bestudeert. Uit deze gegevens nu is gebleken dat aaltjes vaak belangrijke schade veroorzaken, maar ook dat het in vele gevallen mogelijk is om aan de hand van grondonderzoek vast te stellen, of de teelt van een bepaald gewas al of niet verantwoord is. Vanzelfsprekend gaat hier echter veel onder zoek aan vooraf. Want niet zó maar kan men zeg gen: dit aantal aaltjes is te groot of dat aantal is te klein. Vaak kunnen zeer waardevolle teelten met het advies gemoeid zijn. Uitgebreide onderzoekingen zijn dus noodzakelijk om tot een basis voor een goed advies te kunnen komen. Een dergelijk uitgebreid onderzoek heeft er in het seizoen 1956-'57 o.a. plaatsvonden voor de teelt van zilveruien. Hiertoe heeft men, in samenwer king met het Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek, ongeveer 450 percelen onderzocht. Omdat het aaltjes-onderzoek van de grond echter een speciale onderzoek-methode eist die verschilt van het gebruikelijke grondonderzoek op de voe dingstoestand van de grond, worden per ha drie monsters van de grond voor het aaltjesonderzoek gestoken. In de toekomst zal het aaltjesonderzoek geheel overgaan naar het Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek. Vandaar dan ook dat ree is nu zeer nauw tassen Plantenziektenkundige Dienst en Bedrijfs laboratorium wordt samengewerkt en dat de mon sternemers van dit laboratorium de grondmonsters voor het aaltjesonderzoek steken. Uit het onderzoek van de ongeveer 450 grond monsters die in Wageningen werden onderzocht, meende men te kunnen aflezen da bepaalde per celen geen last van kroef in uien zouden hebben, dat dit op andere percelen slechts in lichte mate het geval zou zijn en dat er eveneens percelen waren die zeer zware aantastingen zouden ver tonen. Het wetenschappelijke onderzoek voor de prak tijk heeft slechts dan waarde, wanneer men er ook resultaten mee bereiken kan. Daarom trok men het veld in. Van de niet besmette percelen bleek toen slechts zes procent enige aantasting te vertonen. De licht besmette perceien bleken voor 21 */o te zyn aangetast en op de zwaar besmette percelen was dit 41 TNE resultaten van het in 1956/'57 uitgevoerde onderzoek hebben er oe geleid dat het aaltjes onderzoek in beperkte mate thans ook voor de teelt van gewone uien is opengesteld. Dit wil niet zeg gen dat het onderzoek feilloos zou zijn. Het Be drijfslaboratorium voor Grond- en Gev asonderzoek geeft dan ook geen volledige garantie dat bij het niet vinden van aaltjes helemaal geen schade op treedt. Onmeetbare kleine aantallen aaltjes blijken soms in staat te zijn om schade te veroorzaken. Maar wél zal door dit onderzoek de schade belang rijk kunnen worden beperkt. Met het aaltjesonderzoek worden de telers nieuwe wapens in handen gegeven c hun oog sten zekerder te stellen. Dit geldt niet alleen voor de aantasting door stengelaaltjes in uien, maar ook voor de aantasting door verschillende soorten wor telaaltjes in granen, erwten, bieten en nog andere gewassen. Hoewel het onderzoek voor de praktijk nog in een beginstadium verkeert uitgezonderd het bietencystenaaltjes-onderzoek) zal men er goed aan doen, de ontwikkelingen op dit gebied in het oog te houden. Wanneer de wetenschap in staat is om waardevolle aanwijzingen te geven voor een minder riskante en vaak voordeliger bedrijfsvoe ring, dan kan men daar, in een tijd dat het de boerenstand moeilijk gaat, het beste zijn oor voor lenen. Dit is het geval met het grondonderzoek voor de bemesting, dit is het geval met het bieten- cystenaaltjesonderzoek, uitgevoerd door het Insti tuut voor Rationele Suikerproduktie te Bergen op Zoom en dit zal in de toekoms zeker ook het geval zijn met het onderzoek naar die vele kleine, maar toch zo schadelijke dierkens, die in de grond van onze gewassen leven. N.S. op zijn vergadering van 14 januari j.l. onder meer het volgende: UITBETALING MELKGELDEN TV/" AAR vele veehouders momenteel in financiële moeilijkheden verkeren, hetgeen mede een ge volg is van de regeringsbeslissing om de verschul digde melkgarantiegelden niet direct uit te betalen, heeft het Hoofdbestuur besloten enige voorstellen bij de bevoegde instanties in te dienen. In de eer ste plaats zal aan het Bestuur van het Landbouw schap worden verzocht er bij de Minister van Financiën op aan te dringen om via de belasting inspecties de nodige soepelheid te betrachten, in dien gedupeerde veehouders uitstel van belasting betaling vragen. Zo mogelijk zou dan over deze uitgestelde belastingbetalingen geen rente moeten worden berekend. Aangezien voorts uit de gepubliceerde cijfers is gebleken, dat de binnengekomen belastinggel den aanzienlijk hoger zijn dan geraamd was, is de beweegreden van de Overheid voor de gedeeltelijke blokkering der melkgarantiegelden komen te ver vallen. Indien de Overheid desondanks deze blok kering doorzet, zal haar worden gevraagd over het geblokkeerde bedrag rente aan de veehouders te vergoeden. Mocht het Landbouwschap deze voor stellen afwijzen, dan zal het K. N. L. C. zelf zich tot de Overheid wenden. PRIJSREGELING AARDAPPELEN Het Hoofdbestuur heeft ernstige bezwaren tegen de wijze, waarop de Overheid momenteel door middel van exportcontingentering een bepaalde maximumtelersprijs tracht te realiseren. Door dit beleid wordt n.l. de export belemmerd en aan de teler een redelijke prijs onthouden. Aangedrongen zal worden op verruiming van de contingenten, teneinde deze onbillijkheid ongedaan te maken. \VET VERVREEMDING LANDBOUWGRONDEN Een wetsontwerp is ingediend tot verlenging van de werkingsduur van de wet vervreemding land bouwgronden: hierbij komt ook een bepaling voor, waarin het voorkeursrecht van de pachter anders wordt geregeld. De commissie Grondgebruik van het Landbouwschap heeft voorgesteld dit voor keursrecht nog te versterken. In het Hoofdbestuur zijn bezwaren tegen dit voorstel gerezen, omdat hierdoor de positie van de verpachter wederom ongunstiger wordt. KINDERBIJSLAGWET Gebleken is, dat ook in de kringen der kleine zelfstandigen ernstige bezwaren worden vernomen tegen de voorgestelde algemene kinderbijslagwet. Het Hoofdbestuur is van mening, dat nog afge zien van de bezwaren tegen de voorgestelde opzet en uitvoering de invoering van een weduwe- en wezenvoorziening prioriteit moet genieten. Ge tracht zal worden om in samenwerking met andere organisaties zulks te bevorderen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1958 | | pagina 6