FISCALE FACSILITEITEN VOOR DUITSE LANDBOUW 743 O' r" Allerhande LIJST VAN VEEVOEDERS VEILING OMZET „ZUID-BEVELAND" TE GOES BEREIKTE 10 MILJOEN ZATERDAG 7 DECEMBER 1957 >M de landbouwbedrijven een grotere zekerheid te geven tegenover de wisselvalligheden van het klimaat, moet de heffing der belastingen over een langer tijdsverloop worden Verdeeld en moeten voor de vorming van financiële reserves fiscale faciliteiten worden ver leend". Deze zinsnede staat niet, zoals U misschien hoopte, in de Memorie van Antwoord van Mi nister Mansholt aan de Tweede Kamer. Ook is zij niet overgenomen uit het Zeeuws Land bouwblad. Het is programmapunt nummer 4, van dr. Liibke, de Westduitse minister van Landbouw in het nieuwe Kabinet van Bondskanselier Adenauer. \LS hoofddoel van zijn werkzaamheden in de nieuwe zittingsperiode noemt de Westduitse minister in de ,,Agrarbrief" van de C.D. U. (Christ- iich Demokratische Union) de verbetering van de economische positie van de boeren en de landarbei ders, daar voor deze bedrijfstak ondanks alle pogin gen nog niet het inkomen van vergelijkbare andere groepen van bedrijven kon worden bereikt. Tege lijkertijd moeten de landbouwbedrijven op de Ge meenschappelijke Markt worden voorbereid en ge steund bij het proces van aanpassing, dat door de mechanisatie en de inschakeling van de landbouw in het geheel van het economisch leven thans aan de gang is. Daarnaast heeft dr. Lübke nog de vol gende programmapunten. 1. Landbouwwet. Van alle mogelijkheden, die de landbouwwet biedt, moet gebruik worden gemaakt. De middelen, die aan de landbouw ten goede zijn gekomen uit het eerste en het tweede Groene Plan, zijn inmiddels door de stijging van de lonen en de sociale lasten door stijging van lonen en sociale lasten en tenge volge van ongunstige weersomstandigheden voor het grootste gedeelte geabsorbeerd. 2. Prijspolitiek. In nauwe samenwerking met het bedrijfsleven moeten de handels- en verwerkingsmarges, voor zover deze te hoog zijn, op een redelijk peil worden gebracht. De prijspolitiek t.a.v. landbouwprodukten en bedrijfsmiddelen moet bij een behoorlijke bedrijfsvoering en bij het aanwezig zijn van normale produkt ie voorwaarden aan allen die in de landbouw werken, een inkomen waarborgen, dat over eenkomst met dat van vergelijkbare groepen. 3. Kapitaalvoorziening. De landbouw moet in staat worden gesteld de verbetering van zijn produktiebasis, de mechani satie en de modernisering van de bedrijven te be spoedigen, om de arbeidsproduktiviteit te verhogen en beter opgewassen te zijn tegen de concurrentie. Er moeten daarom voorzorgen worden getroffen, dat de mogelijkheden van de kapitaalmarkt in toenemende mate tot dekking van de investe ringsbehoeften van de landbouw worden aange wend. 4. Snellere verbetering van de agrarische struc tuur. Met het oog op de totstandkoming van de Euro pese Economische Gemeenschap is de bespoediging van de uitvoering der maatregelen tot vei betering van de structuur voor de landbouw een levens belang. Afgezien van algemene maatrege en zul len in gebieden met structurele moeilijkheden waardoor van een noodtoestand sprake is, speciaxe acties worden ondernomen. 5. Verbetering van de opleiding. Naast de maatregelen, die zijn gericht op bevor dering van het materiële welzijn zal op langere ter mijn moeten worden gestreefd naar verbetering van de algemene ontwikkeling en van de vakoplei ding voor de agrarische bevolking in haar geheel, zodat zij zelf de verdere verbetering van haar ar- beids- en levensvoorwaarden ter hand kan nemen en vooral ook de jeugd vertrouwen in de toekomst kan geven. In deze punten heeft minister Lübke een afbake ning gegeven van de maatregelen die hij mogelijk en uitvoerbaar acht. Hij zal zich hierbij met opzet hebben onthouden van het doen van meer aantrek kelijke toezeggingen. Zoals men uit dit bericht, overgenomen uit het Persoverzicht van het Hoofdproduktschap voor Akkerbouwprodukten ziet een programma, dat ver schillende aantrekkelijke punten bevat. Het lijkt ook minder eenzijdig dan het Nederlandse, waar het structuurbeleid tot bijna alleen zaligmakend is verheven. Vooral de kwestie van kapitaalvoorzie ning en kapitaalreservering is onzes inziens van groot belang. Deze is in ons land reeds te lang ver waarloosd, waardoor nu. na een slecht boerenjaar, brokken dreigen te ontstaan. De brouwgerstvoorziening van West-Duitsland. DE bierafzet van de Westduitse brouwerijen is in het brouw jaar 1956/"57 met ruim 15 geste gen tot 43 miljoen hl. De stijging houdt aan zij het in een langzamer tempo. Evenwel is ook de invoer van mout, welke geliberaliseerd is en tengevolge van technische onvolkomenheden van het invoerta rief tegen aantrekkelijke prijzen betrokken kan wor den, dermate gestegen, dat deze import thans reeds 20 van de produktie der Westduitse handels mouterijen uitmaakt. Met aftrek van de hoeveel heid mout die wordt geïmporteerd zullen voor het lopende brouwjaar rond 1,2 miljoen ton brouwgerst benodigd zijn. De produktie van zomergerst in het Bondsgebied is met 1,9 miljoen ton in vergelijking met het vorige jaar niet belangrijk gewijzigd, hoe wel in sommige droge streken de opbrengst per ha teleurstellend was. Ook het aandeel van brouw gerst in de totale gerstproduktie zal ongeveer ge lijk zijn gebleven, ondanks de omstandigheid, dat het vorig jaar grote hoeveelheden wegens een te hoog vochtgehalte en onvoldoende kiemkracht uit vielen. Dit jaar werd behalve in Neder-Beieren en Sleeswij k-Holstein voornamelijk gerst met een normaaL vochtgehalte en een goede kiemkracht geoogst. De verhoging van de brouwgerstprijs met Dm 10 per ton (ƒ0,9012 per 100 kg) veroorzaakte een toe nemende nivellering in de richting van de mini mum-producentenprijs van Dm 420 per ton (ƒ38,01 per 100 kg). Terwijl brouwgerst het vorige jaar ook in middeima.ige kwalileden de gemiddelde prijs kon bereiken, j wordt dit jaar alleen voor de rJ betere kwaliteiten de minimum- prijs overschreden. Het streven naar een stabiele bierprijs stelt in dit opzicht nauwe grenzen. Door de organisaties voor de bevordering van de brouwgerstverbouw wordt er elk jaar weer op ge wezen, dat moet worden gestreefd naar een zo groot mogelijke gelijksoortigheid van het produkt. In kringen van producenten en van de handel zou men moeten inzien dat het voor de roep van de Duitse brouwgerst en voor haar verkoopbaarheid op de duur juister zal zijn zelf een strengere maat staf t.a.v. de kwaliteit aan te leggen. Het is niet te verwachten dat elk jaar het aandeel van zomer gerst, die als brouwgerst kan worden afgezet, even groot zal zijn. Dit aandeel beloopt in het Bonds gebied 40 a 50 van de zomergerstproduktie. In andere Europese landen daarentegen, zoals in Denemarken, Nederland en Engeland, bedraagt het nog geen derde van de totale zomergerstproduktie. Hierdoor wordt een betere sortering verkregen en ontstaat de mogelijkheid een bepaalde standaard kwaliteit aan te bieden. De krappe voorzieningspositie maakt een spoe dige invoer van brouwgerst nodig. Het vorige jaar om deze tijd was reeds de invoer van 160.000 ton vrijgegeven, maar in verband met de vorming van de nieuwe regering is er dit jaar vertraging ont staan. Dezer dagen zullen echter sta noen worden gedaan om tot een begin van de import te komen. Ook zal de tijd er nu wel spoedig rijp voor zijn, om, evenals bij brood- en voedergraan, elke week de invoer van een bepaald kwantum toe te staan in plaats van grote hoeveelheden tegelijk. On gewenste marktfluctuaties, onzekerheid en specu laties zouden dan kunnen worden vermeden. Russische tarweproduktie. TA MTRENT de door Chroesjtsjef in het voorjaar aangekondigde „tarwebom" is na die tiid niets meer vernomen. Ook het bericht van radio-Moskou, dat de Sowjet-Unie de Verenigde Staten en Canada zou hebben overvleugeld wat de tarweproduktie betreft en thans op dit gebied de eerste plaats in neemt, heeft niet de beoogde propagandistische uit werking gehad, zo schrijft de redactie van „Ernahrungsdienst". Evenwel blijft het feit be staan, dat de Sowjet-Unie haar wedloop met de Verenigde Staten ook tot de agrarische produktie heeft uitgebreid. Voor het Westen is het nu de vraag, welke omvang de tarweproduktie van de Sowjet-Unie de eerstvolgende jaren kan bereiken, en of zij werkelijk in staat zal zijn belangrijke hoe veelheden voor export beschikbaar te stellen, om de reeds meer dan verzadigde wereldmarkt mis schien door dumpingprijzen geheel uit zijn even wicht te brengen. Het is moeilijk een bevredigend antwoord op deze vraag te geven. De opzienbarende publikatie van het handboek over ,.De economie van de Sowjet-Unie" door het Centrale Bureau voor de Statistiek te Moskou was in dit opzicht teleurstellend, daar het slechts om trent die sectoren van het economisch leven waar in een belangrijke stijging van de produktie werd bereikt, nauwkeurige cijfers geeft. De gegevens die dit werk bevat aangaande de opbrengst van „gra nen en industriegewassen" hebben weinig waarde, daar zij alleen in procenten worden uitgedrukt en belangrijke basiscijfers ontbreken. De produktie moet dus nog wel steeds onbevredigend zijn, daar men zich ervoor wacht absolute cijfers en vergelij kingen met voorafgaande produktieperioden te publiceren. Anderzijds mag niet uit het oog worden verloren, dat het optimisme van Chpoesjtsjef niet geheel en al ongegrond behoeft te zijn. Hij gaat uit van het in ontginning brengen van nieuwe grond in Siberië, waarvan een stijging van de graanproduktie met 100.000 a 150.000 ton per jaar wordt verwacht. Naar het schijnt wordt thans werkelijk 70 van de Rus sische graanoogst door Siberië en Kazachstan op geleverd. Of hiermede een doorlopende voorziening van de binnenlandse markt zal zijn gewaarborgd, zal de toekomst moeten uitwijzen. In aanmerking moet worden genomen dat voor het Aziatische deel van de Sowjet-Unie de voor Europees Rusland ty pische droogteperioden tot een nog groter gevaar kunnen worden dan voor Oost-Europa. Aan deze afhankelijkheid van de Russische graanverbouw van de wisselvalligheid van het klimaat wordt dik wijls niet voldoende aandacht geschonken. De tarwevoorziening van de Sowjet-Unie zelf zou onder de gegeven omstandigheden zonder moeite uit de de eigen oogst kunnen worden gedekt, alleen reeds omdat uit de goede oogst van 1956 nog reserves ter beschikking staan, die voor aanvulling van de onvoldoende produktie der satellietlanden kunnen worden aangewend. Zelfs is het mogelijk dat er voldoende graan voorhanden is om in het kader van het economische offensief van de Sowjet-Unie van tijd tot tijd met sporadische offertes ook buiten het oostelijk blok voor de dag te komen. Maar graanoperaties van grote omvang, die op de situa tie op de wereldmarkt een beslissende invloed zou den kunnen hebben, zijn bij de huidige stand van zaken waarschijnlijk met Ie verwachten. De „tar webom" zal dus nog op zich laten wachten. Van de zijde van. het Rijksproefstation te Maas-' tricht vernemen wij dat een nieuwe uitgave van de Lijst van Veevoeders vierde druk waarin zijn opgenomen de wijzigingen en aanvullingen welke per 1 september 1957 werden vastgesteld voor de rubriek voedingszouten verschenen is. Ook de wij zigingen voor de zeefmaten, alsmede nog enkele verbeteringen van niet essentiële aard werden aan gebracht. Deze nieuwe uitgave is aan het Rijkslandbouw proefstation verkrijgbaar tegen de prijs van 1, TOEN het hardfruit-seizoen deze zomer inzette met hoge tot zeer hoge prijzen, werd er bij de V.V.Z.B. te Goes in kleine kring reeds gesproken over de mogelijkheid van een geldelijke omzet van tien miljoen gulden. Naar men algemeen aannam zou deze gebeurtenis dan toch wel komen te vallen tegen het einde van het boekjaar, dus in maart 1958. Tengevolge van de hoge prijzen was het koelen van fruit voor vele telers weinig aantrekkelijk. Vooral in ae maand oktober waren de aanvoeren bijzonder groot, zodat week-omzetten van een half miljoen gul den geen uitzondering bleken. Eind vorige week ontbrak er aan de tien miljoen nog slechts veertienduizend gul den. Kort na aanvang van de dinsdag-vei ling kon de directie dan ook bekend ma ken, dat dit ronde omzet-cijfer was bereikt, en wel door koop 1899 (Jonathan) gekocht door de heer W. de Witte te Goes en aan gevoerd door de heer J. J. Lindenbergh te Wëmeldinge. De koper ontving hiervoor uit handen van de directie een waardebon. OM de vele andere kopers niet teleur te stellen, was er voor allen koffie, soep, rokerij èn een flinke boterletter met het cijfer „10", geleverd door de banketbakkerij „Luteyn" te Goes. Zoals gebruikelijk was er ook op deze dinsdag-veiling veel belangstellingToch laat het zich aanzien, dat de aanvoeren nu wat gaan teruglopen. Het kwantum appels en peren van de oogst 1957 zal in geheel Zeeland niet veel meer bedragen dan 4 miljoen kg. Voor kopers en voor veilingen zal er dus spoedig een stille tijd aanbre ken. Maar de tien miljoen gulden-omzet heeft de veiling „Zuid-Beveland" bereikt.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1957 | | pagina 5