ALGEMENE VERGADERING VAN HET K. N. L. C. ZEEUWS JEUGDFORUM Ir. Knottnerus vraagt dringend MAATREGELEN ZATERDAG 30 NOVEMBER 1957 727 In het Kurhaus te Scheveningen werd op 22 november 1957 de jaarlijkse Algemene Ver gadering van het K. N. L. C. gehouden. Om de be stuursleden van de by het K. N. L. C. aangesloten provinciale landbouwmaatschappijen in nauwer contact te brengen met het werk van het K.N.L.C., was aan deze mijen verzocht een groter aantal vertegenwoordigers naar deze vergadering af te vaardigen dan in vorige jaren gebruikelijk was. Aan dit verzoek was op bevredigende wijze tege moet gekomen, zodat een vrij groot aantal gewes telijke vertegenwoordigers rn Scheveningen aan wezig was. Om ook de ochtendvergadering, die een besloten karakter heeft, aantrekkelijker te maken, werd na de behandeling van de huishoudelijke punten een forum gehouden van een vier-tal Zeeuwse land- bouvvjongeren, dat discussieerde over het onder werp „De Landbouw in de Politiek". Na een gemeenschappelijke maaltijd werd het Openbare gedeelte der vergadering geopend met een rede van de voorzitter van het K. N. L. C., waarna een inleiding volgde van prof. ir. H. D. de Vries Reilingh over het onderwerp „Sociale aspecten van technische verbeteringen in de landbouw". HET JAAR 1957 XJ et jaar 1957 zal in de Nederlandse geschiedenis xl wel bewaard blijven als het jaar van de be stedingsbeperking hoewel het ook andere dingen heeft gebracht zoals de „Spoetniks" en wat daar mee samenhangt. Zo ving ir. Knottnerus zijn openingsrede van de Algemene Vergadering van het K.N.L.C. aan. Voor de economie van Nederland was echter de bestedingsbeperking het meest typisch. Wij zijn nu eenmaal overgestapt van een vrije naar een meer of minder geleide economie. Men kan dit betreuren of toejuichen, maar men moet er rekening mee houden. Daarmee is de economie tot een publieke zaak geworden en moet ter voorlichting (of ter beïnvloeding) van over heidsfunctionarissen en volksvertegenwoordigers door de organisaties van het bedrijfsleven een standpunt worden verkondigd. Het "bedrijfsleven kan daarbij niet alleen volstaan met het beïnvloe den van de conjunctuur of om dit te trachten; het moet ook zijn activiteit uitstrekken tot degenen, die op hun beurt hetzelfde proberen. Geleid door de gedachte, dat economische af wijkingen weer kunnen worden hersteld door tegen maatregelen, komt het voor dat men te veel gaat wagen. Dit verschijnsel komt o.m. doordat bij over- heidsbeïnvloeding van de conjunctuur niet die genen, die de maatregelen treffen van het slagen profiteren of van het niet-slagen de dupe wor- den maar anderen, wier bestaan in de waag- schaal wordt gesteld. Wanneer deze anderen dan volgens z.g. verouderde economische wetten rea- geren, waardoor het beoogde doel niet wordt be reikt, dan is de kans groot dat onvaderlands gedrag of iets dergelijks wordt verweten. Slecht? zelden wordt de fout bij de genomen maatregel ge. zocht; die is immers genomen met het oog op het algemeen belang of wat daarvoor op dat moment doorgaat. Nu ben ik niet zo pessimistisch dat het ingrijpen van hogerhand geheel moet ophouden. Het ziet er naar uit dat op dit gebied wel iets te bereiken valt, al mogen wij de mogelijkheden van deze conjunc tuur politiek niet overschatten. Het is hierbij de kunst het juiste evenwicht te vinden tussen con sumptie en investeringen. Door welke oorzaken wij in de huidige moeilijkheden zijn geraakt is nu van minder belang. Het gaat er thans om, op welke wijze wij er weer uit kunnen komen. De te grote consumptie wordt nu door de Over heid bestreden door het beperken van de directe consumpties, de investeringen en overheidsbeste dingen. Op het eerste gezicht lijkt het beste middel tot vermindering van de consumptieve uitgaven het verlagen van lonen en salarissen. Daardoor zal echter de arbeid eerder in prijs stijgen dan dalen. Hogere prijzen zouden echter, bij de toenmalige werkgelegenheid ook weer geleid hebben tot nog hogere (eventuel zwarte) lonen en deze weer tot nog grotere consumptie en tot een nog slechtere betalingsbalans. Bovendien zou door hogere prijzen onze exportpositie slechter worden en dus ook de ontvangstenkant van de betalingsbalans worden aangetast. Er bleef dus geen andere mogelijkheid over dan het toepassen van een zekere bevriezing in de hoop, dat het evenwicht in de volkshuishou ding spoedig zou terugkeren. Pas dan kunnen we erover praten in welke sector het meerdere natio nale inkomen zal moeten worden besteed. Hiervan zijn gelukkig zowel de organisaties van de werknemers als die van de werkgevers over- XJ et blijvend op peil houden van onze landbouw- ±1- produktie, zowel voor ons als voor de toe komst, is van het grootste belang. Zo mag men het laatste gedeelte van de door Ir Knottnerus uit gesproken openingsrede wel samenvatten. En met dit op peil houden wordt niet gedoeld op een ver starring van de toestand. Integenendeel, er moet gestreefd worden naar geleidelijke aanpassingen, waar deze nodig zijn. De overheid, die zich het beleid ten aanzien van onze export voorbehoudt, zal zodanig op moeten treden, dat zij niet nog meer factoren aan de on zekerheid, die nu eenmaal in de landbouw een grote plaats inneemt, toevoegt. Er is alle reden dit nu te stellen omdat het indexcijfer van de kos ten van levensonderhoud zo belangrijk geacht wordt. De maatregelen van de overheid dienen er steeds op gericht zijn schommelingen te voorkomen. Het is in dit verband misschien wel gewenst er de nadruk op te leggen, dat momen teel de export van bijv. aardappelen wordt afge remd om toch vooral een voor de consument aan vaardbare prijs te behouden. Wy gunnen dit de consument van harte. Aandachtig gehoor tijdens het forum van Zeeuwse jongeren. De landbouw heeft echter zeer uitdrukkelijk en weloverwogen een politiek, waarbij te hoge pry- zen worden voorkomen, aanvaard, in de verwach ting en ook met de meermalen herhaalde uitdruk kelijke verzekering van de overheid, dat ook tegen te lage prijzen maatregelen zouden worden ge nomen. Het systeem, dat nu bij de aardappelen wordt toegepast, geeft echter aanleiding tot vele bedenkingen. Het komt neer op het scheppen van een zeker overschot op de binnenlandse markt, waardoor de tussenschakels de lasten op de boer kunnen afwentelen. Het op peil houden van de landbouw is een be langrijke factor voor een goede en goedkope agra rische produktie. Een van de peilers in dit ver band heeft de landbouw steeds gezien in de toe zeggingen van de regering. Men heeft daarbij misschien wel te veel gemeend dat de regering alles kon, als ze dat maar wilde. De ontnuchte ring is, nu blijkt dat dit niet het- geval is, groot. Vele boeren in Nederland hebben echter de indruk, dat anderen groepen wel beschermen van hun be langen genieten. Maar vooral voor de landbouw is snel en juist handelen, met andere woorden regeren van het grootste belang. Helaas moet worden geconstateerd dat van snel en juist han delen door de overheid geen sprake is. Maar wan neer de overheid meent te mogen ingrijpen in het produktieproces, dan is zij verplicht dit te doen op een zodanige wijze en een zodanig tijdsrtip dat de ondernemer zich hierop kan instellen. De voorzitter van het K.N.L.C. besloot zijn rede met een dringend beroep te doen op de Minister van Landbouw en de regering om toch snel de nodige maatregelen te nemen. De toestand van onzekerheid, waarin de landbouw thans ver keert, is haast nog funester voor de stemming onder de boeren dan het kennis nemen van een ongunstige of onjuiste beslissing. Voor de goede uitoefening van hun taak moet de Volksvertegen woordiging de besluiten van de regering kennen, anders kan men niet méér doen dan stoom af blazen bij de binnenkort te behandelen Landbouw begroting. De Volksvertegenwoordiging dient ge nomen besluiten te kunnen goed- of afkeuren en niet, zoals thans het geval is, over nog niet ge nomen maatregelen te oordelen. De landbouw mag tenslotte van de vele agrarische parlements leden verwachten, dat zij met de huidige gang van zaken geen genoegen nemen, aldus Ir Knottnerus. Zie verder volgende pagina Tn het ochtendgedeelte van de Algemene Ver- gadering van het K.N.L.C. klopten de harten van de aanwezige Zeeuwen wat sneller, toen de Voorzitter der Z.L.M., Ir. M. A. Geuze, achter de bestuurstafel plaats nam, aan beide zijden ge flankeerd door twee jongeren uit ons gewest. Jan- ny van Westen uit Poortvliet, M. C. Risseeuw uit IJzendijke, C. Adamse uit 's Heer Arendskerke en J. Filius uit Kortgene begonnen aan hun taak om als gespreksforum hun mening uit te spreken over de vraag of de landbouw politiek gezien vol doende invloed kan uitoefenen. Voorwaar geen gemakkelijke taak, maar gespreksleiderIr Geuze, wist op de van hem bekende manier het gesprek een zeer belangwekkend verloop te geven. Het was een experiment, dat het K.N.L.C. hiermede uithaalde. Wij kunnen vaststellen, dat deze proef neming volkomen aan haar doel beantwoordde. Dit was zeker niet in het minst te danken aan de rustige, duidelijke en open manier, waarop de vier jeugdige Forumlede-/hun mening gaven over de punten, die de Voorzitter aan de orde stelde. Zij. allen bleken terdege nagedacht te heb ben over het vraagpunt en zij allen hadden een gedegen oordeel gevormd, hetgeen bij de vele aanwezigen, die uit alle delen van ons land de vergadering bijwoonden, bijzonder in de smaak viel. Over een groot aantal punten was het Forum het in grote trekken eens. Het werd van groot belang geacht, dat de jongeren kennis nemen van de vraagstukken die er plaatselijk, provin ciaal, landelijk en internationaal aan de orde zijn. Maar hiervoor is goede voorlichting nodig. Vooral de landelijke en de internationale proble men krijgen in de streekpers over het algemeen niet een zodanige behandeling, dat men de ach tergronden te weten komt. Dit remt de belang stelling. Ook een betere voorlichting over de staatsinrichting zou het werk dat bijv. door een Ministerraad en een Volksvertegenwoordiging verricht wordt, meer levend kunnen maken. De Forumleden waren het er over eens, dat de landbouw zijn standpunt ten aanzien van het landbouwbeleid en van de vraagstukken van het v platteland dient uit te dragen in de bestaande politieke partijen. Door te zorgen voor goede agrarische vertegenwoordigers werd dit zeer wel mogelijk geacht. Voor de oprichting van een aparte boerenpartij werd niets gevoeld. De forum, leden achtten het uiterst nuttig, indien de jonge ren van het platteland van verschillende stand- punten kennis zouden nemen. Men kan dikwijls veel leren van opvattingen van een ander, al stroken deze niet of niet geheel met de eigen me ning. T?en zeer belangrijk punt, noodzakelijk om het platteland omhoog te brengen, werd gezien in een behoorlijke decentralisatie van het be stuur. De specialisatie, die in Den Haag nu een maal geschiedt, dient gedecentraliseerd in de provincies gebracht te worden, wil men de be langstelling, het medeleven en het mededoen blij ven opwekken. Het landbouwbeleid vertoont nog verschillende leemten, waarvan o.a. genoemd werd het veel te laat bekend maken van de prijzen. Aan de doorstroming van de wensen van de boeren, doordat juist de agrarische voormannen in de politieke partijen belangrijke plaatsen te vervullen krijgen, werd grote waarde gehecht. Wanneer dit in de praktijk voldoende plaats vindtwerd een apart politiek agrarisch bezin ningscentrum niet nodig geacht. Wij hebben kunnen constateren, dat de Zeeuwse jongeren, bij wie jammer genoeg de Voorzitter van de L.J.G., de heer L. v. d. Linden, door ziekte ontbrak, een uitstekend figuur heb ben geslagen bij de voormannen van onze zuster, maatschappijen. Wij zijn hen daarvoor dankbaar, maar ook voor het feitdat zij getoond hebben, dat de vele en belangrijke landelijke en plaatse lijke vraagstukken wel degelijk de belangstelling hebben van de plattelands jeugd, al zal een betere voorlichting zeker nodig zijn. f S.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1957 | | pagina 3