UIT HET K.NL.C. JAARVERSLAG 1956
m
Het K.N.L.C. akkerbouw, veehouderij en tuinbouw
omvangrijk werk
ZATERDAG 2 8 NOVEMBER 1957
TJET onlangs uitgekomen jaarverslag 1956 van
het K.N.L.C. geeft de aandachtige lezer stof
tot nadenken. Weliswaar wordt in beknopte
vorm, n.l. in een 88 tal bladzijden, uit de doeken
gedaan wat in 1956 de aandacht van deze lande
lijke organisatie gevraagd heeft, maar de hoeveel
heid is zo groot, dat wij slechts een greep kunnen
doen. En die veelheid betreft dan niet alleen de
akkerbouw, de veehouderij of de tuinbouw, maar
ook de maatschappelijke aangelegenheden, het
onderwijs, de kleine-boer enaangelegenheden, de
werkgeversbelangen en andere sociaal-economi
sche en technische aangelegenheden. Aan ieder
van deze onderwerpen is een apart hoofdstuk
geweid.
Het spreekt wel van zelf dat het behartigen van
al deze aangelegenheden niet van zelf gaat.
Daarvoor is een secretariaat nodig waar de ver
schillende besluiten worden gecoördineerd, door
gegeven en geadministreerd. En veel moet
er worden bijgehouden. De lijst van af
spraken die de zes in de Stichting voor de
Landbouw samenwerkende centrale organisaties
in der tijd hadden opgesteld kwam in maart van
dit jaar te vervallen. Het Hoofdbestuur van het
K.N.L.C. was echter van mening dat het de voor
keur zou verdienen om de afspraken tussen de
vrije organisaties en het Landbouwschap onge
wijzigd te handhaven.
Maar de Bedrijfs- en Produktschappen vroegen
nog meer aandacht. Aandacht op het gebied van
de heffingen van het Landbouwschap en de af
trek daarvoor voor leden van bepaalde vrije orga
nisaties. Daarvoor moesten deze organisaties in
een schema passen en dus werden door het
Landbouwschap in dit opzicht regels opgesteld.
De Sociaal Economische Raad die zich echter
niet met een en ander kon verenigen maakte
tegenwerpingen. Het K.N.L.C. kon echter in deze
steeds het standpunt van het Landbouwschap
delen.
T\E vorming van de Produktschappen ging in
het verslagjaar niet over een nacht ijs. Het
ijs bleek tamelijk zwak en met name was dit het
geval bij het in werking stellen van het Prcdukt-
schap voor Zuivel. Af en toe kraakte het vervaar
lijk terwijl bij het K.N.L.C. principiële bezwaren
naar voren kwamen in verband met een door de
minister van Landbouw en het Bedrijfschap voor
Zuivel voorgestelde kwaliteitsregeling voor de
uitbetaling van melk. Tal van besprekingen
waren het gevolg, zowel met de betreffende
ondernemersorganisaties als met de overheid.
De totstandkoming van een Produktschap voor
Poot aardappelen, dringend noodzakelijk in ver
band met de voortzetting van het egalisatiefonds
voor poot aardappelen, liet nog op zich wachten.
Wel deed het K.N.L.C. een bemiddelingsvoorstel,
maar dit had geen succes. Daarmee is echter aan
het vergaderen geen einde gekomen. Maandelijks
werden besprekingen gevoerd tussen de Dagelijk
se Besturen van de drie Centrale Landbouw Orga
nisaties. De doorberekening van de eigenaarslas-
ten in de kostprijsberekeningen, het ontwerp-
Landbouwwet, de bedrijfseconomische voorlich
ting, de kredietverlenging in de landbouw, de
gedifferentieerde loonpolitiek en de mantelcon
tracten voor land- en tuinbouw, het zijn allen
evenzovele grepen uit de indrukwekkende lijst
van onderwerpen. Niet alleen de sociale aange
legenheden, ook die op het gebied van organisa
tie, het buitenland, het onderwijs en „diversen",
waaronder ook de streekverbeteringsplannen, de
nationale landbouwexpositie en dienstplichtaan
gelegenheden, kregen de aandacht.
Speciale aandacht willen wij nog even vragen
voor het internationale werk waaronder dat van
de Conféderation Européenne de 1'Agriculture. In
het verslagjaar werd n.l. in september het jaar
lijkse congres, waaraan ook door het K.N.L.C.
medewerking werd gegeven, van deze organisatie
in Scheveningen gehouden. Uit de reacties van
de buitenlandse gasten blijkt dat het congres
geslaagd was.
De maatschappelijke aangelegenheden ten
slotte betroffen uiteraard het maatschappelijke
werk ten plattelande. Voortdurende voorlichting
blijft noodzakelijk en dit zelfde geldt op. het ge
bied van de Agrarisch-Sociale Voorlichting, de
beroepen en beroepskeuze evenals de landbouw
in de politiek en de landbouw en publieke opinie.
Voor dit laatste onderwerp werd een studiecom
missie in het leven geroepen. Aan de voorlichting
van het niet met de landbouw bekende deel van
ons volk werd dus wel gewerkt, maar de commis
sie kwam in het verslagjaar niet klaar met haar
studie.
Tenslotte zij nog vermeld dat de proef met de
fjordenpaarden uitstekend verliep, dat de kre
dietfaciliteiten van het kleine boerenbedrijf, de
sanering, de wateroverlast en de kostprijsver schil
len, sterk de aandacht vroegen. Veel arbeid werd
in 1956 door het K.N.L.C. verzet. Het jaarverslag
is daar hoewel het reeds groot genoeg is
slechts een bescheiden weergave van. N. S.
7 O WEL in het Hoofdbestuur als in de Akker-
*-* bouwcommissie van het K. N. L. C. kwamen
in 1956 vele akkerbouwaangelegenheden aan de
orde. In de eerste plaats noemt het jaarverslag het
beraad over de nieuwe tarweprijs dat vertraging
ondervond doordat de nieuwe, door het L. E. I. op
te stellen kostprijsberekeningen, niet op tijd gereed
konden zijn. Het idee van het Landbouwschap om
de oude prijs te handhaven met doorberekening van
de doorgevoerde loonsverhoging vond weerklank
bij het K. N. L. C. De overheid stelde de prijs over
eenkomstig het voorstel van het Landbouwschap
vast.
Het stelsel van de monopolieheffingen als middel
tot handhaving van een lonend prijspeil voor de
voedergranen kwam uiteraard weer aan de orde.
De Veehouderijcommissie van het K. N. L. C. was
integenstelling tot Hoofdbestuur en commissie
Akkerbouw van mening dat de monopolieheffingen
dienden te verdwijnen. Een vergadering met beide
commissies volgde en besloten werd dat met voort
varendheid naar een nieuw compensatiesysteem
voor de verschillende veehouderijsectoren moest
worden gezocht.
Naar aanleiding van in het voorjaar van 1955
opgedane ervaringen bij de markt- en prijspolitiek
van consumptie-aardappelen werd door het Land
bouwschap een voorstel gedaan om tot een aardap-
pelbeleid te komen waarbij een lage bodemprijs
voor alle aardappelen, behalve de fabrieksaardap
pelen, door de Overheid werd gegarandeerd. Het
jaar 1956, dat geheel in het teken stond van de
uitwerking van dit voorstel, heeft echter de oplos
sing niet gebracht.
Ook voor de suikerbieten werd evenals dit
voor de tarwe het geval was een prijs vastgesteld
waarin de doorgevoerde loonsverhogingen waren
berekend. In verband met de bekende kostprijs ver
schillen tussen de verschillende produktiegebieden
had de Overheid de mening van de georganiseerde
landbouw gevraagd. Hoofdbestuur en Akkerbouw
commissie wilden zich echter niet over deze aan
gelegenheid uitlaten voordat de Overheid zich be
reid toonde om op de oude wijze een vaste bieten-
prijs vast te stellen.
De meerderheid van Hoofdbestuur en Akker
bouwcommissie was van mening dat ten aanzien
van het vlas. ook de export van te velde .goedge
keurd lijnzaad ware toe te staan. Overleg volgde,
maar leverde geen resultaat op. Verder werd van
K. N. L. C.-zijde aan het Landbouwschap aandacht
gevraagd voor de gevolgen die het stimuleren van
de teelt en de verwerking van vlas in Frankrijk
voor ons land heeft. Het jaarverslag meldt ons
echter niet het resultaat van dit verzoek maar
wijst er op dat de bescherming die de Franse vlas
teelt geniet zowel voor ons land als voor België
fnuikend is.
VEEHOUDERIJKWESTIE.
TT ITERAARD werd door de Veehouderij-commis-
sie van het K. N. L. C. in het verslagjaar blij
kens haar in dat jaar overduidelijk ingenomen
standpunt, gestreden voor afschaffing van het stel
sel van de monopolieheffingen op de voedergranen.
Onaanvaardbaar voor de Akkerbouw-commissie,
werd een gezamenlijke vergadering belegd, maar
de in 1955 tot stand gekomen regeling bleef ge-
WERKGEVERSBELANGEN.
IAE loonpolitiek, de spelregels van meer gediffe-
-L' rentieerde loonpolitiek, de landbouwlonen en
het toekomstige loonbeleid in de landbouw, het zijn
allen even zovele onderwerpen met een schat aan
problemen. De Mantelcontracten voor land- en tuin
bouw, de wijzigingen in de arbeidswet, de gemeen
teclassificatie en de Bedrijfsvereniging voor het
Agrarisch Bedrijf, zij allen vroegen de aandacht
van de Afdeling Werkgeversbelangen van het
K. N. L. C. Deze Afdeling leverde, zo schrijft men
iij het Jaarverslag, een belangrijke bijdrage aan de
meningsvorming van het Hoofdbestuur.
Zonder moeilijkheden ging het niet altijd. In het
overleg inzake de loonmaatregelen ontstond een
ernstig conflict in het Bestuur van de Stichting
van den Arbeid. In steeds ruimere kring komt dan
ook de vraag naar voren of de Stichting van den
Arbeid zich zelf niet heeft overleefd. Toch is het
K. N. L. C. van mening dat deze Stichting een
waardevolle plaats in ons volksleven inneemt en
dat zij deze dient te behouden.
Hoewel het Hoofdbestuur zich reeds in 1955 met
de invoering van de werkclassificatie akkoord had
verklaard, bleek tijdens het verslagjaar dat hier op
korte termijn niets van kon komen. Het was aller
minst zeker dat het College van Rijksbemiddelaars
en de Regering het rapport Berenschot zouden aan
vaarden als basis. Met betrekking tot de invoering
van de werkclassificatie komt er nog bij dat de
individuele werkgever en werknemer behoefte heb
ben aan voorlichting voordat goede resultaten mo
gen worden verwacht. Over het toekomstig loon-
handhaafd al werd overeengekomen dat beraad
over een beter systeem wenselijk is.
Aan de garantieprijs voor meik en de verreken-
prijs voor consumptiemeik werd nóch door de vee
houderij-commissie, nóch door het Hooldbestuur
alsmede het Landoouwschap. veel plezier beleefd.
De bekend gemaakte Rtregingsueslissing inzake
deze materie voor het melkprijsjaar 1955/±956 wek
te in noge mate het nysnoegen van het Hoofdbe
stuur. Van de zijde van enkele Provinciale Land-
bouwmaatschappijen kwam een voorstel binnen om
een soort melkpool te vormen toen de moeilijkhe
den op het gebied van de vaststelling van de garan
tieprijsregeling groter werden. Het K. N. L. C.
spande zich voor dit plan in, maar de andere cen
trale landbouworganisaties zagen weinig heil in
stappen op dit gebied zodat \an een voorgesteld
oveneg met de Koninklijke Nederlandse zuivel-
bond F. N. Z., niets kwam.
Uiteraard vormde ook de varkenshouderij en de
mengvoedercontróle onderwerp van discussie in de
K. N. L. C.-commissie Veehouderij. De financiering
van de georganiseerde dierziekteoestrijding onder
ging een wijziging. Het K. N. L. C. kon zich met
de door het Landbouwschap voorgestelde regeling
verenigen.
TUINBOUWVRAAGSTURKEN.
T-J OEWEL op de Algemene Vergadering die de
Afdeling Tuinbouw van het K. N. L. C. eind
februari in Amsterdam hield slechts 44 van de 68
afdelingen aanwezig waren, was het toch een ge
slaagde vergadering. De animo bleek echter te wen
sen over te laten. En ten aanzien van de bedrijfs
resultaten in het jaar 1956 geldt hetzelfde. De
weersomstandigheden droegen er in sommige sec
toren toe bij om redelijke uitkomsten te krijgen,
in andere sectoren waren de resultaten uitgespro
ken slecht.
Ook op dit gebied viel er nogal wat te organise
ren. Omdat er voldoende gelegenheid is om teelt-
recht voor de groenteteelt over te nemen er is
een aanzienlijk areaal „slapend teeltrecht" sprak de
Afdeling Tuinbouw zich uit tegen een verruiming
van het aantal vergunningen. De .teelt van sprui
ten, die van vroege aardappelen en de bloembollen
sector vroegen nogal wat aandacht. Het teeltrecht
voor de grondstoffen voorziening van de conser-
ven-industrie gaf heel wat te doen. Op de Algeme
ne Vergadering werd het toegestane extra areaal
van spinazie en bonen slechts een derde was benut.
Bij de spinazie bleek een hoeveelheid, gelijk aan hot
toegestane extra areaal, door te draaien. Te rege
len viel er dus genoeg.
Naar aanleiding van de door ir. J. S. Keyser, di
recteur van de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-
bar.k uitgesproken rede over de financiering in de
tuinbouw kwam over dit onderwerp een levendige
discussie bij de jaarvergadering. De oprichting van
de Provinciale Waarborginstituten ging gestadig
door. Het tuinbouwbeleid verwekte enige onrust.
Een door de Commissie opgesteld rapport dat ter
kennis was gebracht van de Minister, raakte min
of meer in het vergeetboek. De uitvoering van in
het rapport genoemde maatregelen laat op zich
wachten. Een onderzoek ter plaatse leerde „dat al
lerlei omstandigheden bewerkstelligden, dat weinig
vorderingen op dit terrein konden worden ge
maakt". N. S.
beleid in de landbouw heeft 1956 dus niet veel ge
bracht.
Maar ook op ander sociaal- economisch en tech
nisch terrein moesten beslissingen worden genomen
en voorstellen worden gedaan. Dit gold zowel voor
de afspraken en uitgangspunten voor de kostprijs
berekeningen als voor de plaats van Veenkoloniën
en andere lichte gronden in het landbouwbeleid.
Wateroverlast, pluimveehouderij, woningbouw ten
plattelande en grondgebruik kwamen aan de orde.
ONDERWIJS EN KLEINE-BOEKEN-
AANGELEGENHEDEN.
f)E K. N. L. C.-commissie Land- en Tuinbouw-
onderwijs behandelde verschillende onderwer
pen waarvoor besprekingen moesten worden ge
voerd met instituten, met de A. N. A. B. en met
de Directeur van het Landbouwonderwijs, waarmee
de Onderwijscommissies van de drie C. L. O.'s ge
regeld besprekingen voerden. Het Landbouwhuis-
onderwijs vroeg in het bijzonder de aandacht voor
vraagstukken van onderwijstechnische aard. Prin
cipiële vraagstukken kwamen nagenoeg niet aan
de orde.
De kleine-borenaangelegenheden ten slotte bevat
ten niet alleen onderwerpen die van betekenis zijn
voor de kleine landbouwers maar ook voor andere
bedrijfsgrootte en -typen in onze nationale land
bouw. De rationalisatie van kleine boerenbedrijven
had sterk de aandacht en de voortzetting hiervan
moest met kracht worden verdedigd. Ook hier ont
stonden enige verschillen van inzicht met de Rege
ring. Gevolg van een en ander is geweest dat het
plan op tejgeringe schaal werd voortgezet. S 'N