Koplampen en achterlichten
De verlichting van laiidbouwiiiotorrfjtuigeii
en aanhangwagens
SUIKERBIETENGEHALTEN
BELASTBAARHEID
maar de boer
vindt zijn houvast
ZATERDAG 16 NOVEMBER 10 5 7
<607
Van verschillende zijden is aan de Commissie
Wegenverkeersvraagstukken van het Landbouw
schap verzocht om in een overzicht de eisen voor
de verlichting van landbouwmotorrijtuigen en aan
hangwagens uiteen te willen zetten.
Het verkeer op de weg moet 's nachts, d.w.z. een
half uur na zonsondergang tot een half uur vóór
zonsopgang, aan bepaalde- eisen ten aanzien van
de verlichting voldoen. Voor de landbouwvoertuigen
bestaan op de normale voorschriften een aantal
uitzonderingen. De belangrijkste voorschriften zijn
hieronder weergegeven.
Naast de landbouwtrekkers vallen onder het be
grip „landbouwmotorrijtuig" ook alle zelfrijdende
werktuigen, zoals b.v. de zelfrijdende maaidorser,
de zelfrijdende spuitmachine, e.d.
Bij de verlichting naar voren dient men om het
volgende te denken:
K oplichten
Landbouwmotorrij tuigen behoeven niet te zijn
voorzien van twee koplichten. Indien echter op de
weg wel koplichten worden gebruikt, dan moeten
de koplantaarns, alsmede de zich daarin bevindende
gloeilampen zijn voorzien van een rijkskeurmerk.
oAO m
De plaats waar voor- en achterlichten bij de land-
bouwmotorvoertuigen moeten zijn aangebracht,
zoals hieronder beschreven (fig 1 staat links,
fig. 2 rechts).
Bovendien moeten de koplichten van gelijke grootte
en sterkte zijn, aangebracht op gelijke hoogte, ten
minste 40 cm en ten hoogste 125 cm boven het
wegdek.
Indien wel koplichten zijn aangebracht, b.v. voor
werkzaamheden buiten de weg, maar ze worden
niet voor verlichting op de weg gebruikt, dan be
hoeft aan bovenstaande eisen niet te worden vol
daan.
Stadslichten
Stadslichten behoeven niet te worden gevoerd,
indien de koplichten aan de bovengestelde eisen vol
doen en bovendien zijn aangebracht op ten hoogste
160 cm boven het wegdek en maximaal 40 cm bin
nenwaarts van de zijkanten van het motorrijtuig
(fig. 1).
Men heeft in dit geval alleen grootlicht en dim
licht, beide gecombineerd in één koplantaarn. Met
een zodanig verlicht motorrijtuig mag niet over
een weg gereden worden, waarop het voeren van
een stadsverlichting verplicht is gesteld.
Indien de koplichten niet aan gestelde eisen vol
doen, dan zijn stadslichten vereist. Deze mogen ook
in de koplantaarns zijn aangebracht. Noch de kop
lantaarn, noch de gloeilamp voor stadslicht behoeven
van een rijkskeurmerk te zijn voorzien.
Stadslichten moeten zijn van gelijke grootte en
sterkte en voorwaarts helder wit licht uitstralen, ma
ximaal 6Vz watt per lamp. Ze mogen geen stralen
bundel vormen. De stadslichten moeten zijn aan
gebracht op gelijke hoogte, ten hoogste 160 cm boven
het. wegdek en maximaal 40 cm binnenwaarts van
de zijkant van het motorrijtuig.
De landbouwmotorrijtuigen behoeven, in geval
geen koplichten aanwezig zijn of niet mogen worden
gebruikt omdat ze niet aan de eisen voldoen, niet te
voldoen aan het voorschrift dat bij dichte mist
overdag koplichten moeten worden gevoerd. Men
is echter wel verplicht de achterverlichting te ont
steken.
Bji de verlichting naar achteren is het volgende
van belang:
Achterlichten
Vereist zijn twee gelijke, helder rode achter
lichten. Zichtbaarheidsgrens bij helder weer 200 m.
De twee achterlichten moeten ten hoogste 125 cm
boven het wegdek symmetrisch aan weerszijden van
het motorrijtuig zijn aangebracht en maximaal 40
cm binnenwaarts van de zijkanten (fig. 2). De achter
lichten mogen tegelijkertijd als knipperlicht worden
gebruikt. Indien het motorrijtuig wordt gevolgd door
een aanhangwagen, dan vervallen de achterverlich-
tingseisen. Het verdient echter wel aanbeveling om
toch öe achterlichten in orde te hebben, omdat ook
wel zonder aanhangwagen wordt gereden.
Reflectoren
Indien de twee achterlichten tevens als reflec
toren dienst kunnen doen, zijn geen speciale reflec
toren nodig. In alle andere gevallen zijn vereist
twee goedwerkende niet driehoekige, rode reflec
toren. Deze moeten op overeenkomstige wijze als
de twee achterlichten zijn aangebracht. Bij helder
weer moeten de reflectoren op 100 meter afstand
zichtbaar zijn, indien ze worden beschenen door
twee ongedimde koplichten.
De eisen ten aanzien van de reflectoren gelden
ook bij dag.
Verlichtingseisen voor aanhangwagens
(en getrokken werktuigen)
Een aanhangwagen is elk voertuig, dat op eigen
wielen door een motorrijtuig wordt voortgetrokken.
Hieronder vallen b.v. ook de getrokken ploegen,
zaaimachines e.d. In de praktijk zal het aanbrengen
van een verlichting op getrokken werktuigen moei
lijk zijn te verwezenlijken. Men zal het transport
van deze werktuigen bij nacht zoveel mogelijk moe
ten voorkomen. Ingeval een niet verlicht werktuig
oorzaak is van een ongeval, zal men zich niet op
overmacht inzake het niet verlichtën kunnen be
roepen.
Zijlichten voor de verlichting naar voren
Indien de aanhangwagen (dus ook het getrokken
werktuig) breder is dan het trekkend motorrijtuig,
moet de aanhangwagen zijn voorzien van twee zij
lichten. Deze moeten terzijde een helder wit licht
uitstralen in een sector van niet minder dan 60" en
niet meer dan 90°, waarvan één zijde recht vooruit
en de andere buitenwaarts is gericht. Ze moeten
zijn aangebracht aan weerszijden voor aan de aan-
htangwagen maximaal 15 cm binnenwaarts van de
zijkant en niet lager dan 1 meter en niet hoger
dan 2.25 meter boven het wegdek (fig. 3).
Achterlicht
Hiervoor geldt hetzelfde als hetgeen over de
achterverlichting bij motorrijtuigen is vermeld.
Reflectoren
Aan de eisen voor reflectoren v/ordt automatisch
voldaan, omdat elke aanhangwagen ook overdag
moet zijn voorzien van twee lengteddehoeken, ver
vaardigd van goed reflecterend rood materiaal of
bezet met rode reflectoren.
Ze moeten zijn aangebracht niet lager dan 40 cm
Bij aanhangwagens en getrokken werktuigen moet
de verlichting op boven geschetste wijze zijn aan
gebracht (fig. 3 staat links, fig. 4 rechts)^
en niet hoger dan 125 cm boven het wegdek en
maximaal 40 cm binnenwaarts (fig. 4). Zichtbaar
heidsgrens hetzelfde als bij reflectoren op motor
rijtuigen.
Tot slot nog enige opmerkingen over verlichting
bij stilstaan en verwarringstichtende verlichting.
Aangezien landbouwmotorrijtuigen in het alge
meen niet lang worden geparkeerd, en in die gevallen
waarbij dit wel gebeurt de normale verlichting mag
worden gebruikt, zijn hiervoor in dit overzicht geen
eisen weergegeven.
Wat. de verwarringstichtende verlichting betreft,
moet worden opgemerkt, dat b.v. het gebruik van
een schijnwerper op de weg niet is toegestaan.
Bij de Lagere Landbouwschool der Zeeuwse Land
bouw Maatschappij te Scherpenisse werden dit jaar
ook weer enige veldjes met suikerbietenrassen be
proefd, rapporteerthet hoofd, de heer Van Heusden.
De resultaten van de gehaltemonsters waren
als volgt:
KI. Wanzleben E 15.0
Polyrave 15.9
Hilleshögs Pol. 15.8
KI. Wanzleben Polybeta 15.9
Maribo P. 16.4
Zwaanesse III 15.2
Hoe wel men met dit soort bepr.lingen zonder her
halingen voorzichtig moet zijn, is het verloop toch
interessant, omdat het ook met de theorie behoor
lijk in overeenstemming blijkt te zijn. Uit dit over
zichtje blijkt, dat de activiteit en belangstelling van
de landbouwscholen ook op dit gebied levendig is.
van liquidatiewinst bij overdracht
Belastingpraatje
Een steeds weer terugkerende vraag op belas
tinggebied is die over de belastbaarheid van de
liquidatiewinst bij de overdracht van een bedrijf en
die van eventueel bedongen uitkeringen na de be
ëindiging.
Op dit terrein is zeer veel te doen geweest in
het laatste jaar.
De Hoge Raad heeft n.l. op 17 oktober 1956 alles
omver gegooid wat tot dan toe door ieder als vast
staand werd aangenomen.
Populair gezegd komt het hier op neer, dat tot
17 oktober 1956 uitkeringen in de vorm van lijf
renten eerst werden belast wanneer deze werden
ontvangen.
Toen is beslist dat deze tweemaal moeten worden
belast, éénmaal bij de beëindiging, in de vorm van
overdrachtswinst, het zogenaamde „stamrecht",
(de contante waarde van de uitkeringen) cn daar
na nogmaals elk jaar voor de in dat jaar ontvan
gen termijnen.
Het zal duidelijk zijn, dat dit arrest zeer onbilliik
werkt. Tweemaal betalen voor één en dezelfde
zaak wordt door ieder onbillijk geacht.
Vooral voor diegenen, die reeds overgedragen
hadden voordat het arrest kwam en daarbij een
lijfrente bedongen, maar die hun aanslag over het
jaar waarin de overdracht plaats vond nog niet
hadden ontvangen, was het zeer sneu. Gelukkig
heeft de Minister diegenen wat soulaas geboden.
Het is voor ieder die zijn bedrijf overdraagt van
het grootste belang dat hij, voordat hij definitieve
beslissingen neemt, zijn fiscaal adviseur raadpleegt.
Dan is het mogelijk om die vorm te kiezen, die
fiscaal het voordeligste is.
De richting in welke moet worden gezocht is
die waarin wordt bedongen een recht op een uit
kering van een bepaald gedeelte van de winst die
door de opvolger wordt gemaakt. Het wordt n.l.
„goed koopmansgebruik" geacht deze winstuitke
ring tot het inkomen te rekenen in het jaar waar
in deze uitkering wordt ontvangen.
Het is duidelijk dat de uitkeringen dan afhanke
lijk zijn van de winst. Indien er geen winst wordt
gemaakt, wordt ook geen uitkering ontvangen.
Een zeer nauwkeurige redactie van de overeen
komst is een vereiste, om teleurstellingen te voor
komen. Teleurstelling in die vorm dat door het
afhankelijk stellen van de winst uitkeringen ver
loren gaan enerzijds; of dat door een onjuiste re
dactie van de overeenkomst toch het bestaan van
een lijfrente wordt aangenomen, met alle hiervoor
geschetste gevolgen van tweemaal belasting be
talen over datgene wat in wezen maar éénmaal
inkomen is.
Een zeer woelig terrein op fiscaal gebied is ook
dat van de levensverzekeringen. Daar vóór 31
december a.s. een beslissing moet worden genomen
voor die polissen van lijfrente waarop een zoge
naamde „volledige restitutie" was bedongen, raden
wij ieder aan thans haast te maken met zijn be
slissing.
De levensverzekeringsmaatschappijen hebben
circulaires rond gezonden, die aangepast zijn aan
de gewijzigde situatie. Niet elk geval is echter het
zelfde en een persoonlijke bespreking met de maat
schappij of met de belastingadviseur zal soms een
andere belichting geven dan het algemeen gestelde
in de circulaire van de levensverzekeringsmaat
schappij.
Ook hier is een nauwkeurig afwegen van de be
langen een vrij moeilijke maar ook een zeer be
langrijke zaak.
Boekhoudbureau der Z. L. M.
C. PAAUWE.
(Advertentie.)
temidden van een woelige en
onzekere wereld bij het
Sophiaiaan 2 Leeuwarden