EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP EN VRIJHANDELSZONE 681 Slechte Europese appel- en perenoogst ZATERDAG 9 NOVEMBER 1957 Minister Mansliolt ziet gunstig perspectief TI ET Verdrag voor de Europese Economische v" Gemeenschap is een mijlpaal, maar ook niet meer, op de weg naar een nauwe politieke en economische samenwerking in Europa", aldus Minister Dr S. L. Mansholt in zijn maandagmid dag 28 oktober 1957 voor de jaarvergadering van het Algemeen Orgaan Voedselvoorziening in het Kurhaus te Scheveningen gehouden rede over de Europese Samenwerking. Het streven naar nauwe aaneensluiting, dat ge baseerd is op structurele veranderingen in de samenleving, heeft in de laatste tiental jaren ge leid tot groeiend internationaal overleg en velerlei vormen van samenwerking, aanvankelijk nog be rustende op een formeel handhaven van de natio nale souvereiniteit en op economisch terrein be perkt tot het streven naar afbraak van econo mische barrières, die symptomatisch zijn voor de ontoereikendheid van de nationale staat tot het oplossen der problemen. De grote betekenis van de ontwikkeling der betrekkingen tussen de zes landen van de E.E.G. is juist het feit, dat men dit heeft ingezien en dat men een stap verder is gegaan dan de oudere vormen van internationale samenwerking. Bedoeld wordt thans juist de spel regels te scheppen, die voorwaarde zijn voor de afbraak der economische barrières en gemeen schappelijke organen in het leven te roepen met een zekere eigen bevoegdheid en verantwoorde lijkheid, die nodig zijn om tot coördinatie van het beleid en tot gemeenschapsbeleid te komen. UITGANGSPUNT. |Uf EN moet zich wel bewust zijn, dat het Verdrag ■L*J- een uitgangspunt is voor verdere ontwikkeling, zoals de overwegingen van het Verdrag ook dui delijk aangevenDe grondslag is gelegd voor een steeds nauwer wordende unie tussen de Europese volkeren, de partijen willen door een gemeen schappelijke actie de economische en sociale vooruitgang verzekeren en het Verdrag wil door een gemeenschappelijke handelspolitiek bijdra gen tot het steeds verder doen verdwijnen van de restricties in het internationale verkeer. Tegen deze achtergrond is het Verdrag, waarop de kri tiek zeker voor een deel gerechtvaardigd is, te zien. Het is dan ook primair een politieke over eenkomst, waarin het momenteel politiek-econo- misch bereikbare zijn neerslag heeft gevonden als resultaat van overleg op intergouvernemen tele grondslag, derhalve tussen regeringen, die zich gebonden weten aan nationale belangen. Treedt het Verdrag in werking, dan gaan de Europese organen in toenemende mate hun in vloed op de verwezenlijking uitoefenen. De ge neigdheid om tot het scheppen van een gemeen schappelijke economie te komen zal groeien, naar mate de gemeenschap verder gevorderd is. PERSPECTIEF VOOR NEDERLAND. VOOR Nederland is economische samenwer- king van het allereerste plan. Niet alleen vanwege onze economische afhankelijkheid, waar bij ons land met de som van onze in- en uitvoer uitgedrukt in ons nationaal inkomen, met een percentage van 90 verreweg het hoogste is van de zes landen, maar ook gelet op zijn uitermate gun stige ligging in het deltagebied der grote rivieren, invalspoort van West-Europa, die Nederland zeer grote kansen geeft waarbij Minister Mansholt het mogelijk acht, dat Rotterdam tot eerste ha ven van de wereld uitgroeit en verder op onze krachtige bevolkingstoename als aandeel in de natuurlijke concentratie van bevolking in dit deel van Europa. De voortgaande industrialisatie in de ons om ringende landen biedt gunstige perspectieven voor de afzet van landbojiwprodukten, in het bijzonder van melk- en zuïvelprodukten, groente en fruit. Ook de verruiming van het particuliere kapi taalverkeer zal op den duur de Nederlandse han del en industrie ten goede komen. Weliswaar bestaat de vrees voor het ontstaan van een protectionistisch blok (buitentarief), maar men kan hier tegenover stellen, dat wij al sinds dertig jaar in een situatie verkeren, waarin het economisch nationalisme het kernprobleem vormt van de internationale economie, zonder dat men in het kader van het bestaande inter nationale overleg in staat is gebleken dit ver schijnsel doeltreffend te bestrijden; juist, omdat dit vraagstuk niet uit de nationale sfeer kon wor den gehaald. Eerst bij het van kracht worden van het Verdrag wordt het protectionisme in een gebied waar 160 miljoen mensen wonen, uit zijn nationale sfeer ge trokken. De zes landen kunnen trouwens moeilijk tot autarkie vervallen, al is het wel waarschijnlijk, dat een relatief sterkere onderlinge relatie zal ont staan. De Zes verkeren in een grote mate van af hankelijkheid ten opzichte van derde landen. Vooral Duitsland en Italië, terwijl Nederland meer een tus senpositie in de Zes inneemt, hetgeen een einde maakt aan de legende, dat juist Nederland zo sterk Is verweven met de wereldeconomie, aldus minister Mansholt. BIJ UITSTEK NOODZAKELIJK. "A/IET de transportsector is de landbouw een 1TJ- gebied in onze economie, waar een gemeen schapsbeleid bij uitstek noodzakelijk is. Ook hier is het grote winstpunt het totstandkomen van Europese organen van waar krachtige impulsen ten goede kunnen uitgaan, die tot dusverre aan elk internationaal overleg ontbraken. De nadere uitwerking van de landbouwparagraaf van het Verdrag biedt, met de invloed van de organen, veel betere waarborgen voor het vinden van even wichtige oplossingen, dan het intergouvernemen teel overleg. In de Gemeenschap van de Zes zal het land bouwbeleid als gemeenschapsbeleid op aen uuar gemakkelijker en daarom wellicht ook eenvoudi ger kunnen zijn. In groter verband zal het een voudiger zijn de algemene doelstellingen van de landbouwpolitiek die au fond dezelfde zijn als in onze nationale economiete verwezenlijken dan in het kleine kader, waarin thans elk van deze landen de realisatie nastreeft. Wij moeten erken nen dat dit in nationaal kader ook niet meer ge lukt; vandaar het steeds groeiende protectionis me, dat immers geen oplossing biedt. Ook Neder land, en zelfs in het bijzonder Nederland, welks economie en zeker ook welks landbouweconomie meer dan bij de andere landen het geval is ver weven is met de nationale economie, staat voor een schier onoplosbare opgave (40 °o van onze produktie wordt geëxporteerd), maar ook bij onze partners staat de landbouw voor zware opgaven. Voor zover deze partners al exporterend zijn ondervinden zij dezelfde problemen als wijItalië voor groente en fruit, Frankrijk voor tarwe en suiker en ook België verschijnt meer en meer op de exportmarkt (groente, fruit, vlees). De verdere ontwikkeling van de agrarische economieën in de zes landen is in hoge mate afhankelijk van gro tere afzetkansen. Dit beseft men terdege. Frank rijk en Italië waren daarom sterk geporteerd voor een zodanige opname van de landbouw in het Verdrag, dat op den duur een gemeenschappelijke markt deze afzetgaranties zou bieden. Ook in het gesprek over de vrijhandelszone staan deze lan den op opname van de landbouw. Dit zijn zeer gunstige symptomen voor de beoordeling van de vraag of men er ook inderdaad in zal slagen een gemeenschappelijke landbouwpolitiek tot stand të brengen. Dit laatste is immers de voorwaarde voor wat deze landen en ook ons land zo drin gend behoeven. EERSTE REACTIE VRIJHANDELSZONE. IA E handelspolitieke invloed van de Gemeen- schap mag als zeer belangrijk gelden. De plannen voor een Vrijhandelszone vormen de eer ste belangrijke reactie op de ontwikkeling van de TAE Werkgroep voor Groente en Fruit van de •L/ Organisatie van Europese Economische Sa menwerking O. E. E. S. heeft in haar jaar lijkse overzicht bekend gemaakt dat de oogst van appelen en peren dit jaar laag is. De appelen vertonen in opbrengst een scherpe daling in vergelijking tot voorafgaande jaren. De verklaring hiervan ligt grotendeels in het omslaan van gunstig weer in het voorjaar van 1957, terwijl dit feit in de meeste landen samenviel met het nor male verschijnsel waarbij vruchtbomen periodiek minder opbrengst geven. In bepaalde streken, spe ciaal in Duitsland was de vorstseïiade zó ernstig, dat zelfs vruchtbomen verloren gingen. In het alge meen is de kwaliteit van de appelen goed en liggen de prijzen hoog. In vergelijking tot de oogst 1956/1957 toen in het O. E. E. S.-gebied een record opbrengst van 6 mil joen ton appels werd behaald, zal dit jaar de op brengst waarschijnlijk 40 tot 50 lager liggen. De opbrengst is 25 minder, vergeleken bij het sei zoen 1955/1956, dat het vorige periodieke slechte fruit jaar was. Er wordt verwacht, dat de importerende landen ernstiger worden getroffen dan de exporterende. De eigenproduktie appelen van de importerende landen zal waarschijnlijk 2 miljoen ton of 55 minder zijn. Bij de exporterende landen ligt deze achteruitgang in de orde van grootte van 700.000 ton of ca. 35 De produktiegebieden in Frankrijk, Duitsland, Nederland en Zwitserland werden het ernstigst ge troffen. De appeloogst van de drie eerstgenoemde landen zal wel niet hoger reiken dan Va van het peil van 1956/1957. De Zwitserse oogst is wellicht niet meer dan Vo- Een belangrijke minder-op- brengst wordt ook in Italië verwacht. Met uitzon dering van Griekenland en Portugal zal de op brengst ook in de andere landen aanmerkelijk min- samenwerking der zes landen. Weliswaar zijn er materieel nog geen beslissingen genomen, maar de ministerraad van de O.E.E.S. heeft uitgespro ken vastbesloten te zijn een vrijhandelszone tot stand te brengen, die op multilaterale basis de Euromarkt met de andere landen verbindt en met volledige inachtneming van de doelstellingen der E.E.G. Hoewel zij vraagstukken medebrengen, die een snellere evolutie in de weg staan, zijn de Engelse voorstellen voor een Vrijhandelszone van groot belang. Men begint zich nu eindelijk in Engeland te realiseren, dat de keuze, waarvoor Het land staat, niet is een „Either the Commonwealth or the Continent" maar een „Both the Continent and the Commonwealth". Overigens is het nog maar een zwak begin: het wordt nauwelijks ge steund in brede lagen der bevolking en de Engel se regering zal zowel naar binnen als naar bui ten met grote voorzichtigheid moeten optreden. Laat echter ook Engeland zich niet vergissende ontwikkeling van Kolen en Staalgemeenschap naar E.E G. en Euratom is een 20ste eeuwse ont wikkeling, die gebaseerd is op economische en po litieke concepties van de 20ste eeuw. Als zodanig is zij niet verenigbaar met een Vrijhandelszöne, die op 19e eeuwse principes is gebaseerd. Gezocht moet worden naar een zodanige aanpassing van de klassieke vrijhandelszöne, dat zij enerzijds de ontwikkeling binnen de Gemeenschappelijke markt niet kan remmen en verstoren en dat an derzijds de economische banden met andere lan den, die zich op dit moment nog niet in staat achten tot deze markt toe te treden, gehand haafd en versterkt worden. Drie overwegingen zijn vooral van belang: 1. Het ondersteunen van stromingen in Enge land naar nauwere politieke en economische rela ties met liet Continent. 2. Een van de fundamentele doelstellingen van de E. E. G.: „Een gemeenschappelijke handelspoli tiek, die moet bijdragen tot het steeds verder doen verdwijnen van de restricties in het internationale handelsverkeer". De wereld zal voortdurend scherp moeten toezien op de houding van de Zes naar hui ten. De Zes moeten te allen tijde open staan voor voorstellen van anderen om constructief mede te werken aan een oplossing. 3. Economisch zijn de Zes van voldoende ge wicht, mits in eensgezindsheid, om hun invloed ten gunste van de bestrijding van het protectionisme in de wereld aan te wenden. Minister Mansholt besloot zijn betoog als volgt „De technische moeilijkheden, die' de Vrijhan delszöne in zijn huidige conceptie oplevert, mo gen ons niet leiden tot een afwijzende houding tegenover het grondbeginsel, dat de Zes open moeten staan voor de buitenwereld. De onder handelingen over een Vrijhandelszöne zullen on getwijfeld lange tijd vorderen en moeten niet overhaast worden. Aan Engelse zijde moet het begrip groeien, dat binnen het kader der Zes Ne derland een van Engelands voornaamste bondge noten is in het streven naar een wezenlijke Vrij handelszöne". der zijn. In de Scandinavische landen ligt de op brengst ongeveer op hetzelfde peil als in het voor die landen slechte fruit jaar 1955/1956; in Denemar ken iets hierboven. Tengevolge van de scherpe daling in de produktie zal de traditionele handel in appelen aanzienlijk van normaal verschillen. De import behoef te van het hele O. E. E. S.-gebied ligt waarschijnlijk op recordhoogte, n.l. 40 tot 50 boven 1956/1957. Deze toename komt hoofdzakelijk voor rekening van Duitsland en Zwitserland. Daar de export uit an dere O. E. E. S.-Ianden ongeveer 20 lager zal lig gen, zullen verscheidene importerende landen, spe ciaal Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland, genood zaakt zijn hun import behoefte deels buiten liet O. E. E. S.-gebied te dekken. DE perenoogst in de O. E. E. S-landen zal in to taal ingeveer Va beneden het vorige seizoen liggen, toen de oogst ongeveer 1,5 miljoen ton op leverde. De oogstderving treft alle O. E. E. S.-lan den behalve Zwitserland en Griekenland. Ook zal de in- en exporthandel in peren een ab normaal beeld vertonen. De ernstigste teruggang wordt gemeld in Duitsland, België, Zwitserland en Nederland. Belangrijk mindere oogsten worden be richt uit Zweden, het Ver. Koninkrijk en Portugal. De importerende landen zullen hun pereninvoer aanmerkelijk moeten vergroten. De totale invoer van de importerende landen zal ongeveer Va hoger liggen dan verleden jaar. De uitvoerhandel in peren zal ca. Vi in volume dalen tengevolge van een klei nere exportabele voorraad in alle uitvoerende lan den, speciaal in de Benelux. De Italiaanse uitvoer zal weinig teruglopen. Duitsland zal grote hoeveel heden peren moeten invoeren. Dit land en waar schijnlijk enkele andere importerende landen, zul len genoodzaakt zijn, op grote schaal peren buiten het O. E. E. S.-gebied te betrekken. Tengevolge van de grote vraag in de meeste landen en mede rn ver band met de kleine appeloogst, zullen de prijzen van peren waarschijnlijk in het gehele harde-fruit- seizoen zeer hoog blijven.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1957 | | pagina 5