Flitsen uit liet voorlopig verslag Landbouwbegroting HET STRUCTUURBELEID Het prijsbeleid Minister maakt de boeren kopschuw. ZATERDAG 9 NOVEMBER 1957 TN het Voorlopig Verslag op de Begroting van Landbouw wij zen vele leden erop, dat zij reeds eerder hebben gewaar schuwd, dat de Minister bij het structuurbeleid de boeren niet „kopschuw" dient te maken, 's Ministers uitlatingen ter gelegen heid van de behandeling van de landbouwbegroting 1957 in de Eerste Kamer over de wenselijkheid van socialisme van de cul tuurgrond zijn niet bevorderlijk geweest om het ministerieel beleid met vertrouwen tegemoet te zien. Deze leden vragen de Minister nader uiteen te zetten op welke gronden hij een derge lijke socialisatie voorstaat. Het was te verwachten, dat er ook in onze volksvertegenwoor diging reactie zou komen op de indertijd gedane uitlatingen van de Minister. Deze deed hij naar hij in de Eerste Kamer uitdruk kelijk mededeelde, als persoon en dus niet namens de regering. Juist dit laatste was vreemd, aangezien hij deze uitlating dan ook beter op een andere plaats had kunnen doen. Wij schreven indertijd, dat wij ernstig geschrokken waren van deze medede lingjuist omdat deze op dat ogenblik in het geheel niet nodig was. Inmiddels is er begrijpelijkerwijze in veel meer landbouw bladen en in commentaren voor de radio op gereageerd. Wij vinden dit volkomen begrijpelijk, want het door de Minister ver kondigde standpunt gaat lijnrecht in tegen de opvattingen van de grote meerderheid van de boerenstand en tegen de mening van de meerderheid van ons volk. Het is geenszins te verwonderendat er hier en daar fel en emotioneel op werd gereageerd. Immers men kan zich nu voor taan met recht afvragen in hoeverre het door de Minister te voeren beleid reeds in de richting gaat van zijn zo uitdrukkelijk uitgesproken persoonlijke standpunt. Als men dus ergens op moest reageren, dan was het zeker wel hierop. Dat thans in het Voorlopig Verslag andere dan de hierboven bedoelde Kamerleden menen te moeten opmerken, dat het „kop schuw" maken van de boeren voornamelijk is veroorzaakt' door de emotionele reacties en commentaren, die naar aanleiding van de uitlatingen van de Minister in de bladen der landbouw organisaties zijn verschenen, achten wij op zijn minst verba zingwekkend. Het is nog altijd zo, dat wie wind zaait, storm zal oogsten. S. TAE leden van de Tweede Kamer hebben hun mening over de Memorie van Toelichting op de Be groting van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening en hun wensen ten aanzien van het landbouwbeleid voor het komende jaar neergelegd in het „Voorlopig Verslag". Als algemene conclusie begint het verslag met te noemen, dat met vol doening kennis genomen is van het voornemen van de Minister een be leid in 1958 te volgen, dat gericht zal zijn op het verwezenlijken van een redelijk bestaan voor de in de land bouw werkzame personen. Wij tekenen hierbij aan, dat onzes inziens dit betekent, dat de land bouw niet aan zijn lot overgelaten wordt. Dit schenkt inderdaad vol doening, al zal de wijze, waarop deze belofte wordt ingelost moeten wor den afgewacht. Het is vooral over de wijze waarop, dat ook vele Kamer leden hun mening gaven. De Minis ter bijvoorbeeld stelde in zijn Me morie van Toelichting, dat hij een grotere plaats wil in gaan ruimen aan het element van de aanpassing van de produktie aan de zich wijzi gende omstandigheden op de we reldmarkt, maar dat dit voor de kleine bedrijven moeilijk zal gaan. De Kamerleden meenden dat een aanpassing van de produktie op de grotere weidebedrijven eveneens moeilijk zal gaan. Slechts de grotere akkerbouwbedrijven hebben deze mo gelijkheden. Wij zien ook voor de akkerbouw bedrijven niet veel aanpassingsmo gelijkheden. De garantieprijzen gel den hier voor tarwe en suikerbie ten en voor de voedergranen. Geen van deze prijzen zijn bijzonder aan-, lokkelijk. Indien de Minister een hogere tarweprijs zou willen vaststel len, zal er inderdaad wel meer tar we verbouwd worden. Maar een der gelijke maatregel betwijfelen wij. De Kamerleden wijzen er zelve op, dat hoewel het gevoerde garantiebeleid tot nog toe een catastrophe heeft kunnen afwenden, de bedrijfsuit- komsten weinig bevredigend zijn en voor belangrijke produkten, waar voor geen (vlas, peulvruchten) of slechts een gedeeltelijke (voedergra nen, aardappelen) garantie bestaat, beslist onvoldoende. De prijzen op de wereldmarkt zijn laag en onsta biel. Deze wereldmarkt wordt sterk beïnvloed door allerlei maatregelen van de verschillende regeringen, die deels de invoer belemmeren en deels de eigen uitvoer subsidiëren. Al zijn onze kostprijzen de laagste in West- Europa, toch liggen de prijzen op de wereldmarkt daar beneden. De gemiddelde prijzen der land- bouwprodukten af boerderij liggen slechts 4 boven de basisperiode 1949/1953. Het indexcijfer der kosten factoren is regelmatig gestegen tot 127. Meer en meer gaan de middelen voor de noodzakelijke modernisering ontbreken, zo constateren vele Ka merleden. In dit verband gezien zien wij nog niet hoe de Minister een aanpassing van de produktie wil bewerkstelli gen, tenzij hij meerdere thans nog vrije produkten onder het garantie- prijsbeleid wil brengen. Met de Kamerleden zijn wij zeer benieuwd naar het antwoord van de Minister, dat deze zal geven in de Memorie van Antwoord. Het Belastingvraagshik. T N dit verband zijn wij verheugd, dat verscheidene Kamerleden, die hun bezorgdheid over de situatie in de landbouw niet onder stoe len of banken staken wezen op het belastingvraagstuk. Wij laten de be treffende passage letterlijk volgen. „Ook reeds bij vorige gelegenheden wezen deze leden op het bezwaar, dat, enerzijds als gevolg van de noodzaak tot het doen van betrekkelijk belang rijke investeringen en anderzijds ten gevolge van de sterke progressie in de belastingheffing, de vorming van voldoende reserves voor het opvan gen van bijzondere oogstrisieo's, als waarmede vele boeren in de laatste jaren zijn geconfronteerd, niet moge lijk is. Zij zouden gaarne van de Minister vernemen of hij bereid is zijn steun te verlenen aan pogingen om een wij ziging te bewerkstelligen en in het systeem van belastingheffing, hei* ij in deze zin, dat de aanslag zou wor den opgelegd naar het gemiddeld in komen over b.v. 5 jaren, hetzij door de mogelijkheid te openen van een Wij zijn hierover verheugd, omdat belastingvrije reserve." wij nog niet lang geleden aan deze kwestie een „Overzicht" hebben ge wijd, waarin dit werd bepleit. En of schoon deze passage in dit Voorlo pig Verslag nog geenszins de uitein delijke victorie betekent, zijn wij toch een stapje verder. Al met al kunnen wij uit het Voor lopig Verslag opmaken, dat een al gemene bezorgdheid bestaat ten aan zien van de afzet van de produktie. De moeilijkheden zijn volgens vele leden veeleer van conjuncturele aard dan van structurele. Dit standpunt, dat wij volledig kunnen onderschrij ven, komt er op neer, dat men voor al ten aanzien van het garantie- prijsbeleid van de Minister ver wacht, dat deze het redelijke bestaan in 1958 mogelijk zal maken door voortzetting en versterking ervan. Ook aan uitbreiding van dit beleid zal niet te ontkomen zijn. De structuurverbetering van de Nederlandse landbouw, waarover el ders meer, kan slechts op lange re duur kostprijsverlagend werken. Maar de moeilijkheden, waarin tal van landbouwbedrijven op het ogen blik verkeren, zijn accuut en kunnen slechts verlicht worden door een beter prijsbeleid. S. rjf OALS onze lezers weten heeft de Minister sedert enige jaren het garantieprijsbeleid als het ware ge koppeld aan het door hem gedachte structuurbeleid. Dit laatste beoogt de omstandigheden, waaronder de boeren hun bedrijf moeten uitoefe nen te verbeteren. Op zich zelve is dit een loffelijk streven, want een betere verkaveling, een betere ont watering en ontsluiting bieden vele voordelen, zowel voor de boeren als ook voor de gemeenschap. In zijn Memorie van Toelichting op de landbouwbegroting kondigde de Mi nister maatregelen aan ter verbete ring van de structuur, met name be treffende het tegengaan van het ontstaan van te kleine bedrijven, het tegengaan van versnippering van bedrijven enz. Vele Kamerleden zoi.-ien hierover gaarne wat meer vernemen. Maar ook had het vele leden ver baasd, dat de Minister de oorzaak van de moeilijkheden, die zich in de Nederlandse landbouw voordoen, vooral schijnt te zoeken in de kleine bedrijven. Deze opvatting werd met klem van de hand gewezen. De hoge kostprijzen zijn zeker niet aan deze categorie van bedrijven te danken, want in de bestaande kostprijsbere kening spelen zij nauwelijks een rol. Ook zonder kleine bedrijven zouden de kostprijzen niet of nauwelijks la ger zijn. Hoogstwaarschijnlijk zijn juist de kleine bedrijven beter be stand tegen eventueel verlaagde prij zen dan menig groot bedrijf. Wij geloven, dat hier een waar woord is gezegd, want in de geschie denis is zulks ook gebleken. Een vermindering van het aantal te kleine bedrijven achten deze le den op zich zelve niet ongewenst. Maatregelen, die de klein boeren in staat stellen hun bedrijven te ver groten juichen wij toe. Maar aan de redelijke vrijheid van de betrokke nen mag niet te kort worden ge daan. Weer andere Kamerleden meen den, dat de Minister in zijn algeme ne beschouwingen het z.g. structuur beleid te sterk op de voorgrond heeft geplaatst en daaraan een te grote betekenis toekent. Een structuurbe leid, zoals dat de Minister voor ogen staat, biedt geen enkel soelaas in de ernstige, situatie van het ogenblik. Slechts een doeltreffend prijsbeleid kan op korte termijn een redelijk be staan mogelijk maken. Een struc tuurbeleid kan eerst op zeer lange termijnen effect gaan sorteren. Ook deze regelen zijn ons uit het hart gegrepen. Teveel wordt er van zekere zijde gesuggereerd, dat een verbetering van de structuur de op lossing van vele problemen voor de boerenstand zal brengen. Maar de verbetering van de structuur kan men zien als het maken van afsluit- dammen van het zopas in de Twee de Kamer aanvaarde Deltaplan. Het werken eraan is voor de veiligheid onontbeerlijk. Men bouwt aan een pantser, dat, wanneer eenmaal klaar de stormen van de conjunctuur be ter zal kunnen weerstaan. Maar in die tussentijd, in al die tussenliggen de jaren, moet men ervoor zorgen, dat wat men beschermen wil, niet teloor gaat. Slechts een prijsbeleid, dat rekening houdt met de noodza kelijke behoeften van het boerenbe drijf, kan dit bewerkstelligen. VESTIGINGSEISEN. "yELE leden van de Tweede Kamer gaven ook hun mening over het veelomstreden punt van de vesti gingseisen. Velen stonden sceptisch tegenover vestigingseisen ten aan zien van de bedrijfsgrootte. Zij za gen niet in, dat zodanige eisen aan de bedrijfsomvang zouden kunnen worden gesteld, dat enerzijds een be langrijk aantal bedrijven kan wor den geweerd en anderzijds niet veel jonge boeren worden geweerd, die een sieraad voor de boerenstand beloven te worden. Voor het welslagen in de landbouw is toch de boer van veel groter bete* kenis dan het bedrijf (je). Een pien tere vakman komt er, ook al is zijn bedrijf aanvankelijk klein. Het behoeft geen betoog, dat wij verheugd zijn, dat dit in het voor lopig verslag is opgenomen. Wij zul len er in Nederland ernstig voor moeten waken het levenslot van vele mensen niet in de studeerka mers, tekenkamers en laboratoria te willen regelen. Afgezien van het feit, dat dit in de praktijk toch niet gaat, waarvan vele voorbeelden voor het grijpen liggen, zal de menselijke ont plooiing onzes inziens steeds voorop dienen te staan. Al valt hier natuur lijk wel wat bij te leiden en te rege len. Maar dan toch nooit meer dan noodzakelijk is. De hierboven bedoelde Kamerle den zijn van mening, dat de vesti gingseisen ten aanzien van de be drijfsgrootte toch zo laag gesteld moeten worden, dat zij de Minister, die aan dit punt een belangrijke plaats in zijn beleid meent te moe ten toekennen, nu reeds voor een desillusie v/ilden waarschuwen. Andere leden vragen hoe de Mi nister denkt over het invoeren van vestigingseisen ten aanzien van de persoon. Ook hieraan wil de be windsman een plaats in zijn beleid toekennen, maar is dit niet in tegen spraak met wat hij hierover in de Eerste Kamer heeft gezegd. Deze le den vragen zich af wat de minimaal gewenste bedrijfsgrootte nu wel zal moeten zijn. Kunnen de beoogde wijzigingen in de agrarische struc tuur zich niet geheel of nagenoeg geheel in de vrijwilige sfeer voltrek ken? De Minister heeft weer voldoende stof voor zijn Memorie van Ant woord, die ook wij met belangstel ling tegemoet zullen zien. S.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1957 | | pagina 3