1 ver zie fit N i No. 2397 Frankering bij abonnement: Terneuzen ZATERDAG 5 OCTOBER 1957 45e Jaargang» ZEEUWS LANDBOUWBLAD waarin opeenomen A*\A TCCrr«wcc r AMnnATTm wurcruinnH waarin opgenomen DE BOERENJEUGD ZEEUWSE LANDBOUW MAATSCHAPPIf en de LANDBOUW JONGEREN GEMEENSCHAP ZEELAND 01 De bietencampagne is begonnen en dus zijn wij in oktober aangeland. De eerste peeën zijn de grond uit en worden aan de fabrieken geleverd. Daarmede is de laatste phase van de oogst aan gebroken en na afloop hiervan kan de boer zijn balans gaan opmaken. OOGSTRISICG. Inmiddels heeft ook dit jaar 1957 de landbouw weer de dure les geleerd, dat het gehele oogst- risico voor de boer is. Wie hieraan nog mocht twijfelen is daaraan door Minister Mansholt wel herinnerd. De catastrophale schade, die in vele delen van ons land door de fruittelers is geleden tengevolge van 'n abnormale strenge nachtvorst in begin mei van dit jaar, wordt door de bewinds man als een normaal oogstrisico beschouwd. Hij gaat bij het innemen van dit standpunt uit van de stelling, dat een dergelijke schade slechts ééns in de zoveel jaren voorkomt en daarom een normaal risico is, waarmede de fruitteler in de goede en normale jaren rekening moet houden. De maand september heeft voor de akkerbou wers een grote teleurstelling gebracht. De door het K. N. M.I. te De Bilt over lange jaren keurig bijgehouden cijfers van de regenval wijzen uit, dat september 1957 alle records heeft gebroken. Voor de statistiek moge dit merkwaardig, voor de weerkundige interessant zijn, voor de boer be tekent het zoveel als een kleine ramp. Immers schade, die door deze watermassa's aan het gewas aardappelen is aangericht, zal zeer groot zijn, al is zij nog geenszins te overzien. Het is niet onze bedoeling hier over het weer te gaan klagen. Daar valt toch niets aan te ver anderen. Ook laten wij de schadebedragen nog buiten beschouwing, omdat deze thans zeker niet vast te stellen zijn. Vast staat slechts als een paal boven al het water, dat er grote schade door de aardappeltelers geleden wordt. Vast staat ook, dat Minister Mansholt deze schade tot het nor male oogstrisico zal rekenen. Ook hiervoor geldt zijn stelling, dat men met de resultaten in goede jaren rekening moet houden met dergelijke risi co's. ONREDELIJK BELASTINGSTELSEL. Deze ministeriële theorie zou opgaan, indien in de goede jaren voldoende mogelijkheden gelaten werden, reserves voor dergelijke schades te vor men. Het is op dit punt, dat onzes inziens 's mi nisters" standpunt mank gaat. De winsten in de landbouwbedrijven zijn ook in de beste jaren niet van dien aard, dat grote reserveringen mogelijk zijn. Immers wanneer men een normaal levens onderhoud aftrekt plus een reservering voor de eigen ouden dag en voor de opleiding van de kin deren en het op weg helpen van deze kinderen, dan blijft er na aftrek van de belasting amper voldoende over voor de noodzakelijke verbeterin gen op het bedrijf en de investeringen in het be- drijf. Dit geldt voor de goede jaren. Waar de re servering voor schades als in de fruitteelt en nu weer in de aardappelen vandaan moet komen is ons een raadsel en wij zouden dit gaarne eens van de Minister vernemen. Deze zou onzes in ziens moeten komen uit de belastingsector. Want de fiscus neemt juist in de goede jaren een grote hap uit het inkomen. Een hap, die dank zij het progressieve stelsel, dat men in ons land op wel zeer rigoureuze wijze toepast, des te groter is naarmate het inkomen hoger. Mag dit stel sel misschien billijk lijken voor hoge particuliere inkomens iets waarover ook het nodige valt te zeggen toegepast op bedrijven is het beslist fataal. Men vergete niet, dat een landbouwbedrijf een onderneming is met de nodige ups en downs. Deze onderneming moet niet alleen aan de on dernemers een inkomen verschaffen, waaruit de ze zijn gezin kan onderhouden, maar tevens moe ten uit deze onderneming de middelen komen om deze in stand te houden. Hetgeen dus betekent, dat de bedrijfsvoering voortgang moet kunnen vinden, aanpassing aan nieuwe methoden plaats kan hebben en reserveringen in goede jaren voor de slechte mogelijk moeten zijn. De progressiviteit van ons belastingstelsel zou dus alleen toegepast moeten worden op het inko men van de boer, dat hij voor het eigen gezins- onderhoud uit zijn bedrijf verdient en nodig heeft. Dat de progressiviteit ook toegepast wordt op dat deel van het bedrijfsinkomen, dat dient voor instandhouding, aanpassing en reservering, komt ons hoogst onbillijk voor. Te meer spreekt dit, daar het levensonderhoud van de boer en zijn gezin het eerste deel van het inkomen uitmaakt omdat men uiteindelijk eerst moet leven. De pro gressiviteit drukt dus extra sterk op dat deel waaruit het bedrijf moet bestaan. GEMIDDELD INKOMEN OF BELAS TINGVRIJ RESERVEREN. Zoals bekend verondersteld mag worden, leeft er reeds jarenlang in de georganiseerde land bouw, de wens inkomstenbelasting te mogen be talen over het gemiddelde inkomen van b.v. vijf jaren. Zulks om de grote verschillen in inkomen, die het gevolg zijn van weersomstandigheden en conjunctuurschommelingen in het te betalen be lastingbedrag tot uitdrukking te doen komen. Onlangs nog heeft in een vergadering van het Landbouwschap de Voorzitter van het K.N.L.C., ir. Knottnerus, hierop aangedrongen dat opnieuw bij de regering te bepleiten. In een dergelijk stel sel, waarbij men dus over een gemiddeld inkomen gaat betalen, zit zeer zeker iets billijks en dit zou inderdaad tegemoet kunnen komen aan de door ons hierboven geopperde onbillijkheden. Het is evenwel ook bekend, dat het Ministerie van Financiën voor het aanvaarden van een der gelijk stelsel niets gevoelt. De argumenten er te gen zijn hoogstwaarschijnlijk in de eerste plaats het kleinere bedrag, dat de fiscus zal gaan innen en de schatkist is toch al constant aan de lege kant, en in de tweede plaats de consequenties, die een dergelijke maatregel heeft ten opzichte van andere bedrijfstakken. Want er zijn meer be drijfstakken met sterk schommelende inkomsten tengevolge van factoren, die niet direkt zijn te beïnvloeden. Voorts zou een administratieve om schakeling bij de belastingdienst nodig zijn, waar van wij als leek de moeilijkheden niet kunnen overzien. Wij hebben al eens eerder betoogd, dat een na deel voor de belastingplichtige kan zijn, dat enke le goede jaren nog vijf jaar hun invloed blijven uitoefenen op de te betalen aanslag. Vast staat echter wel, dat bij eventuele door voering een zeker soelaas verkregen zou worden. Maar wij willen toch nog eens pleiten voor een andere mogelijkheid. De schadeverzekeringsmaat schappijen mogen jaarlijks een zeker percentage van de door hen geïnde premies belastingvrij re serveren. Dit is toegestaan, omdat de uitkomsten van deze maatschappijen zeer wisselvallig kun nen zijn. Eenzelfde regeling zou voor het land bouwbedrijf mogelijk moeten zijn, daar ook hier de uitkomsten aan sterke wisselingen bloot staan. Is er in een jaar verlies, dan moet dit eerst ge dragen worden uit de aldus gevormde reserve. Het vraagpunt, wat er bij overdracht van het bedrijf met een dergelijke reserve moet geschie den, is onzes inziens best op bevredigende wijze op te lossen. De bezwaren, die daaraan misschien kleven, wegen zeker niet op tegen de voordelen. Het Landbouwschap besloot op voorstel van de heer Knottnerus de kwestie van belasting over een gemiddeld inkomen opnieuw aan de Kamer leden voor te leggen. Wij vinden het jammer dat niet tevens op de door ons hierboven gopperde mogelijkheid is gewezen. Een combinatie van bei de stelsels is zeker denkbaar. De voordelen van een belastingvrije reserve zijn vele. Administratief geeft het geen moei lijkheden. De consequenties zijn veel kleiner. Bo vendien is er het voorbeeld van de schadeverzeke ringsmaatschappijen. De druk van het progres sieve stelsel van de inkomstenbelasting vermin dert. Het geld kan als bedrijfskapitaal in het be drijf gehouden worden. Ook wordt de be hoefte van de landbouw om zich bij elke kleinere natuurramp tot de overheid te wenden heel wat geringer. Tenslotte achten wij een dergelijk faci liteit ten aanzien van de landbouw heel wat ge zonder dan toeslagen per H.A., die altijd iets wil lekeurigs hebben en tamelijk ruw werken. GARANTIEBELEID EN STRUCTUUR VERBETERING. Wij komen thans opnieuw terug op de Memo rie van Toelichting op de Begroting van Land bouw en wel op het prijsbeleid, dat de Minister denkt te voeren en het daaraan door hem ge koppelde structuurbeleid. Wij weten, dat deze koppeling verleden jaar door de bewindsman is gepropageerd. Wat het garantiebeleid betreft, merkt de Minis ter op, dat het zijn stellig voornemen is in dit beleid een grotere plaats in te ruimen voor het element van de aanpassing van de produktie aan de zich wijzigende omstandigheden op de wereld markt. Het prijsbeleid dient de nodige prikkels te bevatten voor een aanpassing van de agrari sche produktie aan de internationale markt. Dit moet er tevens toe bijdragen de afhankelijkheid van de landbouw van bescherming en bijstand te verkleinen. Aanpassing van de landbouwproduktie is op do grotere landbouwbedrijven beter mogelijk dan op de vele kleine bedrijven, die juist de leveranciers zijn van onze belangrijkste exportprodukten, zo als de zuivelprodukten, de bacon en de eieren. Produkten, waarmede wij op de wereldmarkt moeten concurreren. Het is de bedoeling van de Minister langs wegen van geleidelijkheid door structuurmaatregelen te komen tot een vergro ting van de kleine bedrijven. Dit is mede van groot belang, omdat tengevolge van de techni sche ontwikkeling geen volledige werkgelegenheid op dat soort bedrijven bestaat voor de minimaal beschikbare arbeid. Uiteraard wordt hier vooral gedoeld op de kleine gemengde bedrijven op de zandgronden. De produktiviteit kan in de land bouw in zijn geheel worden opgevoerd, door te bevorderen, dat de beschikbare arbeidskracht economisch kan worden aangewend. De huidige structuur met de vele zeer kleine bedrijven, met de slechte verkaveling en met de onvoldoende ontsluiting dient derhalve verbeterd te worden. Wij kunnen voor wat Zeeland betreft rustig stellen, dat grote delen van onze provincie door de omstandigheden daartoe gekomen, de spits op dit gebied reeds hebben afgebeten of bezig zijn af te bijten. Natuurlijk blijven er ook na het om vangrijke herverkavelingswerk in sommige delen van Zeeland streken over, waar verbeteringen als bovenbedoeld zijn aan te brengen. Maar in overig Nederland is men beslist op onze provincie ten achter. De Minister deelt thans mede, dat een ontwerp voor een meerjarenplan voor ruilverka veling thans nagenoeg gereed is. Ook heeft een werkgroep een urgentieprogramma opgesteld. Want er kan natuurlijk niet op alle plaatsen te gelijk in ons land verkaveld worden. Voorts zal de Minister in de huidige regerings periode aan de Kamer een aantal maatregelen voorstellen, die gericht zijn op de verbetering van de structuur van onze landbouw. Met name zullen deze maatregelen betrekking hebben op 't voorko men van 't opnieuw ontstaan van te kleine bedrij ven, het tegengaan van versnippering, 't opkopen van vrijkomende gronden door de stichting Be heer Landbouwgronden, het saneren met behulp van deze gronden en van Domeingronden en de invoering van vestigingseisen. Dit laatste schijnt 's Ministers speciale hobby te worden, want hij kent hieraan een belangrijke plaats in zijn beleid toe. Over dit onderwerp hebben deze week op het te Arnhem gehouden Landbouwhuishoudkundig Congres een voorstander en een tegenstander van vestigingseisen een inleiding gehouden. Wij hopen daarvan in het volgend nummer verslag uit te brengen. Wij willen tot slot nog even met nadruk vast stellen, dat onder de door Minister Mansholt op gesomde maatregelen, er geen is, die spreekt over opheffing van kleine bedrijven. Dit ter ge ruststelling van vele mensen. Tegen een geleide lijk aan vergroten van de kleine bedrijven en te gen het voorkomen van het opnieuw ontstaan van dit soort bedrijfjes, waarop eigenlijk geen redelijk bestaan mogelijk is wij denken hier met name weer aan de zandgronden kan nie mand onzes inziens veel bezwaar maken.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1957 | | pagina 1