ENIGE WENKEN VOOR DE TELER VAN CONSUMPTIE-AARDAPPELEN CB 589 Ook Uw zaaizaad via de coöperatie ZATERDAG 28 SEPTEMBER 1957 Nu de graanoogst achter de rug is, kunnen de aardappeltelers al hun aandacht aan de aardappel oogst geven. Dat is ook wel nodig. Want de moei lijkheden, die overwonnen moeten worden, zijn niet gering. Gelukkig staat daar tegenover, dat de prij zen op dit ogenblik niet ongunstig zijn. Dit komt echter niet doordat de kwaliteit bijzonder goed zou zijn; andere factoren bepalen deze herfst vooral de prijs. Voor welke moeilijkheden staat op dit ogenblik de teler? 1. De natte grond, veroorzaakt door de vele regens 2. De aardappelziekte in de knollen van vat bare rassen; 3. De doorwas in vele partijen. NATTE GROND BIJ HET ROOIEN De mens kan geen invloed op het weer uitoefe nen, wel kunnen we gedurende het groeiseizoen onze maatregelen zó nemen, dat ook bij ongustig weer zo weinig mogelijk schade ondervonden wordt. Voor deze herfst is daar weinig meer aan te doen. Ook dit jaar blijkt weer, dat aardappelen in een goed gevormde, royale rug, minder last hebben van de regens dan in een slecht gevormde rug. In een hoge rug liggen de knollen veel droger dan in een vlakke rug. Ook voor het machinaal rooien is een goede rug een eerste vereiste. Later zullen we hier op nog eens uitvoeriger terugkomen. Nu is het echter de tijd voor U, om vooral tijdens het rooien, eens na te gaan of U tevreden bent over de aard- appelruggen. Waarschijnlijk komt U tot de con clusie, dat hier wel wat aan ontbreekt. DE ZIEKTE IN DE KNOLLEN De aardappelziekte (Phytophthora) is een ge vreesde vijand. Teneinde deze ziekte goed te be strijden, moeten we o.a. weten hoe en wanneer de knollen geïnfecteerd worden. Op drie tijdstippen kan de infectie plaatsvinden. 1. De knollen kunnen vóór het rooien geïnfecteerd worden. De sporen van de schimmel worden met ■-het regenwater van het zieke loof naar de knollen in de grond gebracht. Vooral met slag regens is dit in sterke mate het geval. Het maakt verschil of de knollen goed met grond afgedekt zijn, of dat ze zeer oppervlakkig en ten dele half boven de grond liggen. Een grondlaag doet dienst als filter en houdt op deze wijze nog zeer veel sporen tegen. Bovendien is belangrijk, dat de aardappelrug zodanig van vorm is. dat het regenwater zoveel mogelijk oppervlakkig naar de geulen kan afvloeien. In zomers met vele zware buien kan veel knolaantasting vóór het rooien optreden. Dat hebben we vorig jaar gehad en ook dit jaar komt het weer voor. Het tijdig doodspuiten van het loof is de enige goede bestrijding, ook al staan hier nadelen tegenover, wat betreft opbrengst en kwaliteit. 2. De knollen kunnen worden besmet tijdens het rooien. Dit komt vaak voor, wanneer onder natte weersomstandigheden gerooid wordt, ter wijl nog groen, ziek loof aanwezig is. Als het loof doodgespoten is, komt deze vorm van in fectie veel minder vaak voor. Het zal duidelijk zijn, dat de knollen bij het rooien nog b:smet kunnen worden door de bovenste grondlaag, die als sporenfilter dienst gedaan heeft. Een geluk kige omstandigheid is echter, dat bij het dood spuiten ook de allerbovenste grondlaag gedes infecteerd wordt. Ondanks dat, kunnen bij het rooien, vooral via wondjes, nog infecties op treden. Daarom geldt; hóe droger de grond en hoe minder beschadiging tijdens het rooien, hoe geringer de kans op infectie is. Ook moet men voldoende tijd nemen tussen het doodspuiten en het rooien, omdat, zoals we straks zullen zien, veel sporen betrekkelijk korte tijd in de grond in leven blijven. 3. De'knollen kunnen ziek worden tijdens de be waring. Deze infectie kan uitgaan van de aan hangende grond; onder zeer vochtige omstandig heden geven ook zieke knollen weer sporen, die nieuwe aardappelen kunnen infecteren. Wan neer de aanhangende grond droog is, gaat er geen of zeer moeilijk infectie van uit, terwijl ook zieke, droge knollen, geen gevaar zijn voor droge, gezonde knollen. In een droge partij breidt de ziekte zich dus niet uit. Dat wil niet zeggen, dat de schimmel zich niet in een reeds zieke knol uit zou breiden. Al lezende zal men zich afvragen, hoe lang de sporen van de schimmel in de grond kiemkrachtig kunnen blijven. In vochtige kleigrond is dit 5 we ken en in vochtige zandgrond zijn na 3 a 4 weken alle sporen dood. Reeds voor die tijd zijn vele spo ren niet meer in staat een knol te infecteren. DOOR Dr. Ir. D. E. VAN DER ZAAG Proefstation voor de Akkër- en Weidebouw Hoewel we vorige week reeds een artikel ■plaatsten in verband met de moeilijkheden rond het aardappelenrooien meenden we er goed aan te doen het nevenstaande artikel eveneens op te nemen omdat hierin weer andere facetten van het probleem worden belicht. Red. Uit deze uiteenzetting volgt, dat de beste werk wijze is: op tijd doodspuiten van het loof bij vat bare rassen, daarna enige tijd wachten met het rooien, en dan liefst onder droge omstandigheden rooien en de aardappelen droog bewaren. Dit jaar zijn in vele gebieden de aardappelen te laat doodgespoten. Voor een teler is het ook niet gemakkelijk hier een beslissing over te nemen. Dit jaar was het wel bijzonder moeilijk. Door de late en heftige groei kwamen- nog veel knollen voor, die niet voldoende rijp waren. Zowel de opbrengst als de kwaliteit van deze nieuwe knollen had nog aanmerkelijk beter kunnen worden. Achteraf blijkt, dat uitstellen van het doodspuiten dikwijls een on gunstig resultaat heeft gehad. Wat kan een teler nu nog doen? Hij zal op knol beschadiging moeten letten en de vochtige partijen zo snel mogelijk droog zien te krijgen. Vooral met voortschrijdende mechanisatie van de aardappeloogst wordt de knolbeschadigi"g een urgent probleem. Een wond aan en knol vormt een toegangspoort voor schimmels en bacter'ën. Vele beschadigingen zijn bij het roo'en nauwelijks zichtbaar, terwijl na enige weken duidelijk blijkt dat de knol niet meer gaaf is. De consumenten gaan terecht hogere eisen aan de aardappel stellen. Voor de telers zelf is van be lang, dat de aardappel een gewaardeerd artikel blijft. Zij zullen daarom steeds moeten proberen een gaaf produkt op de markt te brengen. Dit wordt nog belangrijker als het wassen van aard appelen gaat toenemen. Zelfs de kleinste beschadi- ging komt dan aan het licht. Dit jaar zal weer duidelijk blijken, dat buiten- luchtkoeling van grote betekenis is. Een vocht'ge, pas gerooide partij met zieke knollen moet direct drooggeblazen worden. Het is niet direct nodig om daarvoor over een prachtige bewaarplaats te be schikken. In iedere schuur, waar ruimte is, kan men een ventilator met motor en verplaatsbare luchtkokers plaatsen. In zo'n ruimte kunnen natte partijen in betrekkelijk korte tijd drooggeblazen worden. Men heeft dan zekerheid, dat de ziekte zich niet meer in de partij zal uitbreiden. Bij een door natte partij kan men constant ventileren. Zodra de knollen wat droger zijn, moeten aan de ingevoerde lucht hogere eisen gesteld worden. Dan zal men zoveel mogelijk moeten ventileren, wanneer de buitenlucht droog is. Er kunnen zich omstandigheden voordoen, dat een natte partij met zieke knollen toch in een kuil móet opgeslagen worden; dit bliift echter bij vat bare rassen een riskante zaak. Wanneer men de kuil met riet (d.i. veel beter dan stro) afdekt, kan de wind de partij nog tamelijk goed opdrogen. Bovendien kan de luchtbeweging in de partij nog verstrekt worden door op de bodem een luchtkanaal met openingen aan te brengen in de lengterichting van de kuil. DE DOORWAS In verschillende gebieden is de doorwas niet on belangrijk. De stilstand in groei in de voorzomer en de sterke hernieuwde groei daarna, zijn hier de oorzaken van. Dit verschijnsel kwam vooral daar voor, waar de groei het langst heeft stilgestaan. Dat zijn voornamelijk de zwaardere klei- en zavel gronden met slechte structuur. Eigenheimer en Bevelander blijken hiervoor zeer gevoelig te zijn, maar ook de rassen Bintje, Meerlander, Furore e.a. zijn niet aan de dans ontsprongen. De volgende knollen kan men in partijen onder scheiden; 1. niet doorgewassen knollen 2. doorgewassen knollen: a. knollen met spruiten, die eventueel weer bovengekomen zijn; b. knollen (primaire knol), waaraan nieuwe knollen (secundaire knol) c. misvormde knollen (poppen, flessen e.a.). Alle drie doorwas-vormen kan men in één partij aantreffen. Bij Eigenheimer zien we vooral de mis vormde knollen, maar ook de met stolonen aan elkaar gegroeide knollen (2b) komen veel voor, ter wijl bij Bintje deze laatste knollen domineren. Hoe is het nu met de kookkwaliteit gesteld? Bij voldoende uitgegroeide gewassen zijn de se cundaire knollen tamelijk goed; ook de misvormde knollen hebben een redelijke kookkwaliteit, maar deze komen niet voor de afzet in aanmerking. De primaire knollen (2b) zijn in het algemeen slecht van kwaliteit. Dit geldt ook voor de dooi*. gewassen knollen, die bovengrondse spruiten heb ben gegeven. De beide laatstgenoemde soorten knollen zijn ongeschikt voor consumptie. Bij voldoende uitgegroeide gewassen komt het ook voor, dat de secundaire knollen minder goed zijn. Bij het r^s Meerlander is dit o.a. geconstateerd. Men zal zich nu afvragen wat een teler moet doen met een partij, waar veel doorwas in zit. Hij zal allereerst zich moeten inspannen zijn partij zo goed mogelijk te maken. Hoewel de primaire knollen wel ten dele te onderscheiden zijn, is het niet doenlijk deze er allemaal uit te halen. Indien een dergelijke partij tegen een enigszins redelijke prijs afgezet kan worden, zal men dit niet moeten nalaten. Mocht het niet mogelijk zijn zo'n partij direct te verkopen, dan blijft er niet anders over dan de aard appelen op te slaan. De houdbaarheid van doorge wassen aardappelen zal waarschijnlijk niet erg groot zijn. Daarom is uiterste zorg geboden en luchtkoeling verdient zeer zeker aanbeveling. Bekend mag verondersteld worden, dat kiemrem- mingsmiddcien alleen gebruikt mogen worden wanneer de schil van de knollen goed verkurkt is, hetgeen met veel knollen van een doorgewassen partij vaak niet het geval is. Dat de knollen met slechte kwaliteit later in de herfst beter te herkennen zijn, is niet onmogelijk. Men zou dan kunnen proberen zo'n partij con sumptiewaardig te maken. HET PLOEGEN OP KLEI- EN ZAVELGRONDEN Het lijkt misschien wel vreemd nu reeds Uw aan dacht voor het bovenstaande te vragen. Een goede boer kijkt vooruit. Hij weet nu al, waar vólgend jaar de aardappelen gepoot worden. Dit land zal zo geploegd moeten worden, dat het volgend voor jaar de grond een goede structuur heeft. Dit jaar is het weer overduidelijk gebleken, dat voor een snelle opkomst en groei voor de vorming van e«en: royale aardappelrug een goede structuur nood zakelijk is. Een vlugge opkomst en groei is altijd belangrijk, maar dit jaar wel bijzonder. Wil men machinaal rooien en voldoende verzekerd zijn tegen vele regens, dan is een hoge rug met zo weinig mogelijk kluiten een voorwaarde. Hieruit volgt dus, dat we alles moeten doen om straks in het voorjaar grond te hebben van goede hoedanigheid. Dit kan men o.a. bereiken door het land onder droge omstandigheden te ploegen. Dat wil zeggen, dat men het op wintervoor ploegen naar een vroeger tijdstip moet verschuiven. Be drijfsorganisatorisch zullen hier wel moeilijkheden liggen, maar de waarde van goed geploegd land moet voor de aardappelteelt niet onderschat wor den. Landbouwers die hier veel aandacht aan schen ken, zijn ook van mening, dat een gesloten wintei> voor de voorkeur verdient. Wageningen, september 1957. (Advertentie.) Proctor Zomergerst 0 internationaal vermaarde brouwgerst O nog beperkt beschikbaar voor contractteelt inlichtingen bij de plaatse lijke verenigingen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1957 | | pagina 5