<T0ar kruid oe bewaren we uienf 545 Maatregelen voor de teelt van bloembollen buiten de bollenstreek NA-INLEVERING OUDE VAKANTIEBONNEN 1956-1957 ZATERDAG 7 SEPTEMBER 1957 In de omgeving van Waarde liggen dit jaar verschillende percelen wijnpeen waar warkruid in voorkomt. Deze woekerplant, die leeft ten koste van de wijnpeen, is thans nog slechts plaat selijk van betekenis. Wanneer dit onkruid echter niet op de juiste wijze en zeer radicaal bestreden wordt, is uitbreiding, met alle moeilijkheden hieraan verbonden, niet uitgesloten. Verspreiding. Dit voorjaar is door de uitzaai van één partij wijnpeenzaad zeer waarschijnlijk van buiten landse herkomst, waarin zaad van deze woeker plant voorkwam, het warkruid over verschillende percelen wijnpeen in de omgeving van Krabben- dijke, Waarde, Kruiningen en Yerseke verspreid. Vanaf 13 juli is zij reeds op verschillende percelen gevonden. Aan de hand van een desbetreffend onderzoek blijkt wat hier gevonden is, te zijn een vorm van warkruid, die vooral iri Noord-Amerika voorkomt en waarvan de Latijnse naam Cuscuta Campestris is. Daar het in dit geval alleen maar op wijnpeen wordt gevonden, kan wel met grote zekerheid aangenomen worden, dat wijnpeenzaad de bren ger is van het warkruid. Thans is deze plant nog slechts over een klein gebied verspreid, daarom is het toch gewenst vóór het een verschrikking voor de streek wordt, de bestrijding radicaal ter hand te nemen. Groei en verschijning der plant. Uit het meegezaaide warkruidzaadje ontwik kelt zich eerst een klein plantje. Hieraan bevin den zich geen groene delen, zodat assimilatie niet mogelijk is. Wanneer het reservevoedsel uit het zaadje opgeleefd is, is het warkruidplantje ge dwongen zo spoedig mogelijk een waardplant op te zoeken. Vindt zij deze niet dan gaat zij te gronde. Slaagt zij er in dan zet zij zich door mid del van geel-oranje ranken, die voorzien zijn van zuignapjes of haustorieën, vast op stengeldelen van de waardplant. In het onderhavige geval dus op en rond de bladstelen van de wijnpeen. Door de haustorieën wordt nu voedsel uit de Om zekerheid te hebben dat bij de export van bollen en knollen van bloemgewassen geen cys ten van het aardappelcystenaaltje mede uitge voerd worden, moeten alle percelen, waarop deze gewassen worden geteeld door middel van grond monsters onderzocht worden op het voorkomen van aardappelmoeheid. Buiten de meer intensief met bollen beteelde streken vindt dit onderzoek plaats tijdens het groeiseizoen van de bollen of knollen. Wordt daarbij besmetting geconstateerd dan moet het te velde staande gewas als practisch waardeloos worden beschouwd. De export van zulke bollen is n.l. verboden, ter wijl ook het vervoer en de opslag aan beperkende bepalingen onderhevig zijn. Teneinde betrokkenen voor zulke verliezen te behoeden en risico's voor de export te vermijden, zijn beperkende bepalingen in voorbereiding voor de teelt van bloembollen buiten de z.g. bloembol lenstreek. Degenen die het voornemen hebben bloembol len te telen buiten de provincies Noord- en Zuid- Holland en Zeeland, dienen daarom vooraf in lichtingen te vragen bij de ambtenaar van de Plantenziektenkundige Dienst in hun district on der opgave van de ligging en grootte van het be trokken perceel en de te telen soort bloembollen. Voor najaarsplanting wordt aangeraden dit direct te doen. Dit geldt dus o.a. voor hyacinthen, tulpen, narcissen, crocussen en soortgelijke ge wassen. Voor gewassen die in het voorjaar ge plant moeten worden zoals gladiolen, informere men vóór 1 januari 1958. Als algemene richtlijn wordt aanbevolen geen bollen te planten op percelen waarop in de zomer van 1957 aardappelen hebben gestaan of op be drijven waarvan een aantal percelen besmet ver klaard zijn. Ook percelen in de nabijheid van be smet verklaarde percelen of gebieden beplante men niet met bloembollen. Een en ander geldt dus niet voor de provincies Noord- en Zuid-Holland en Zeeland. De bloem- bollenbedrijven in deze provincies wordt echter dringend aanbevolen de teelt van aardappelen op bollengronden na te laten. Het voordeel daarvan weegt niet op tegen de gevaren die eraan zijn verbonden. Er wordt dan ook overwogen de aard appelteelt op bloembol lenbedrijven aan beperken de bepalingen te binden. DE DIRECTEUR VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST. waardplant opgenomen. Zij heeft dan geen wor tels meer nodig om voedsel op te nemen en deze sterven af. Bloei en rijping. Ongeveer eind juli kan men op de warkruid- planten, die dan met een netwerk van draden een oppervlakte van m-' omvatten, knoppen en bloemen vinden, vaak in een zeer groot aan tal. Verwacht moge worden dat deze bloempjes, waarin thans reeds zij het dan nog niet vol groeide zaadjes zijn gevonden, goed kiemkrach- tig zaad kunnen leveren. Daarnaast moet ook ge vreesd worden, dat het zaad geruime tijd zonder bezwaar in de grond over kan blijven, zodat meer dere jaren achtereen nieuwe warkruidplanten te voorschijn kunnen komen. Bestrijding. In de besmette percelen zijn reeds vrij veel warkruidplanten gevonden. Toch is het niet uit gesloten, dat nog niet ontkiemde zaden in de grond zijn achtergebleven en thans na de regen val, weer nieuwe planten zullen verschijnen. Degenen, die reeds warkruidplanten hebben ge vonden, wordt dan ook aangeraden om op hun percelen niet alleen om te zien naar die plekken waar reeds eerder warkruidplanten vernietigd werden, maar ook aandacht te besteden aan jonge planten. Bij de bestrijding van de warkruidplanten in het veld worden de ranken verwijderd. Dit moet echter wel geschieden met wortel en tak, dat wil in dit geval zeggen: alle delen van de ranken waar zich de zuignapjes of haustoriën aan bevin den. Alles moet radicaal weggenomen en vernie tigd worden. Dit is te meer belangrijk wanneer men weet dat ieder stukje van de ranken bij het vinden van een goede waardplant de mogelijk heid in zich heeft om een nieuwe plant te vor men. De vernietiging is dan pas volledig, wan neer alles wordt verbrand of diep genoeg in de grond wordt weggestopt. Bestrijding met chemi sche middelen schijnt nog niet mogelijk te zijn. Ook bestaat de mogelijkheid dat warkruiddra den dit jaar niet ontkiemen, maar overblijven in de bouwvoor en een volgend jaar ontkiemen. Het komt thans voor op wijnpeen en in één geval op uien' (door een warkruidplant op de buitenste wijnpeenrij). Maar het is bekend dat verschillen de gewassen en onkruiden waardplanten zijn voor warkruid. Hieruit vloeit voort, dat volgend jaar de percelen, waar nu warkruid gevonden is, nauwlettend gecontroleerd moeten worden. Conclusie. 1. Door aankoop van een partijtje wijnpeen zaad heeft Oostelijk Zuid-Beveland een behoor lijk aantal zaden van de woekerplant warkruid binnen gehaald. 2. Alleen door alles wat men thans aan war kruid (ook wel duiveismaaigaren genoemd) vindt, De omstandigheid, dat verreweg het grootste deel van de uienoogst gedurende de wintermaan den afgeleverd wordt, maakt het noodzakelijk jaarlijks grote hoeveelheden voor kortere of lan gere tijd op te slaan. Vooral in de belangrijkste uiencentra met name op Goeree-Overflakkee en de Zeeuwse eilanden blijkt voor het opslaan van uien in luchtgekoelde bewaarplaatsen grote belangstelling te bestaan. In vergelijking met de traditionele bewaarme thoden, aldus de heer J. L. Koert van de Stich ting Ned. Uien Federatie te Middelharnis on langs voor de radio, is het mogelijk de uien in een goed geïsoleerde bewaarplaats, zelfs tijdens een strenge vorstperiode vorstvrij te houden. Bo vendien kan men bij ongunstige weersomstan digheden de uien verzendklaar maken, terwijl tevens kunstmatige droging mogelijk is. Door het kunstmatig drogen kan men niet al leen de uien bij slecht weer van het land halen en de droging kunstmatig voltooien, maar ook de koprotaantasting wordt verminderd. Droogt men, gedwongen door slechte weersom standigheden, om de kleur van de uien te behou den, dan is de uitrusting van de tegenwoordige bewaarplaatsen wel voldoende, mits de uien niet te veel behoeven te worden ingedroogd. Alleen in dit geval kunnen de uien in een be waarplaats, voorzien van een ventilator met een luchtverplaatsing van ongeveer 300 mVm2/uur tot 3 m hoog worden gestort, waarbij de tempera tuur van de drooglucht niet hoger dan 30° C mag zijn. Worden de uien in een jeugdiger stadium gedroogd dan kan bij deze luchthoeveelheid en volledig te vernietigen, is een besmetting van de streek te voorkomen. 3. 't Is noodzakelijk dit jaar, volgend jaar en nog enkele jaren daarna de nu besmette per celen regelmatig op het voorkomen hiervan te controleren. 4. De noodzakelijkheid dat elk, die warkruid op zijn land vindt, dit ook zelf vernietigt, is des te groter, wanneer men in volgende jaren op zo'rv perceel gewassen wenst te telen waarop warkruid gemakkelijk tiert, zoals b.v. vlas en klaver. 5. Het voorkomen van rijpe zaden kan later in door de N. A. K. te keuren gewassen ernstige moeilijkheden geven. 6. Koop alleen gekeurde zaden, dan is de kans op een besmetting als deze, uiterst gering. De assistent A van de R. L. V. D., M. VAN GASTEL. Krabbendijke, 13 augustus 1957. Het bestuur van het Vakantiefonds voor de Landbouw deelt mede, dat aan werkgevers zowel als aan arbeiders nog éénmaal de gelegenheid zal worden gegeven om de eventueel nog in hun be zit zijnde oude vakantiebonnen van het boekjaar 1956-1957, kenbaar aan de opdruk „Geldig tot en met 30 april 1957" in te wisselen. Ofschoon de periode, waarbinnen deze per 1 mei 1957 ongeldig geworden vakantiebonnen ter omruiling of ter verzilvering moesten worden aangeboden, reeds lang is verstreken, zal bij wijze van uitzondering nog uiterlijk tot en met 31 oktober 1957 de gelegenheid daartoe worden opengesteld. Echter zal in alle gevallen, derhalve zowel bij omruiling als bij verzilvering, een kor ting worden toegepast van 25% wegens te late inlevering. De werkgevers dienen de bonnen, zoals gebrui kelijk op te zenden aan de Administratie van het Vakantiefonds voor de Landbouw, Zeekant 35, Scheveningen en mede te delen of terugbetaling dan wel omruiling voor nieuwe bonnen wordt ge wenst. De arbeiders dienen de bonnen, welke ge plakt zijn in de hiervoor bestemde opplakboekjes, in te leveren bij een plaatselijk penningmeester van één der navolgende landarbeidersbonden, t.w. Algemene Nederlandse Agrarische Bedrijfs- bond; Nederlandse Christelijke Landarbeidersbond Nederlandse Katholieke Landarbeidersbond „St. Deusdedit". Met nadruk wordt erop gewezen, dat dit de laatste gelegenheid is om vakantiebonnen van het boekjaar 19561957 in te leveren. Na 31 oktober zal dan ook onder geen voor waarde meer tot vergoeding van deze bonnen worden overgegaan. storthoogte de te lange droogduur een nadelige invloed op de kwaliteit van de ui uitoefenen. Men dient dan te streven naar een kortere droogduur. Hiertoe kan gebruik worden gemaakt van een ventilator met een grotere luchtverplaat sing b.v. 450 m-ymVuur of door de storthoogte te verlagen. Zodra de temperatuur in de bovenste laag be gint te stijgen kan met het verwarmen worden gestopt. Daarna dient minstens 15 uur met bui tenlucht te worden geventileerd, waarbij de in de partij opgehoopte warmte de droging in de bovenste laag nog enige tijd voortgang doet vin den, terwijl tevens de huidvastheid van de uien in de onderste lagen worden hersteld. Kunstmatig drogen ter bestrijding van koprot stelt hogere eisen aan de wijze van drogen en geeft het grootste effect bij uien die 710 dagen nadat ze in normale afrijpingstoestand zijn opge trokken. worden gedroogd. De in 1956 uitgevoerde onderzoekingen hebben aangetoond, dat ook bij het uitvoeren van een droging ter bestrijding van koprot, de stort hoogte tot 3 m kan worden opgevoerd. De ven tilator moet dan evenwel een luchtverplaatsing hebben van minstens 450 m:,/m2/uur bij een tegendruk van 40 mm waterkolom, terwijl de in- blaastemperatuur konstant op 30° C gehouden, moet worden. Een ter bestrijding van koprot uitgevoerde dro ging mag niet langer dan 3 dagen in beslag ne men terwijl ter voorkoming van kale uien, na be ëindiging van de droging, de uien niet direkt mo gen worden verwerkt.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1957 | | pagina 9