Rassenkeuze Wintertarwe 22ste Nederlandse Landbouwweek 541 0OK in 1957 bedreigde de gele roest uid winst op de tarwe. Van de meer bekende tarwe's waren Heines VII en Alba sterk aangetast. Een aantal rassen zijn praktisch gelijkwaardig, de voornaamste raseigenschappen zullen de doorslag geven of een bepaald ras op uw bedrijf past. Ondanks het natte weer en de vele moeilijkheden bij de zaai van de wintertarwe in herfst 1956, kwam het gewas goed de winter door. Van enige rassen op de proefvelden, waarvan het zaaizaad een slech te kiemkracht had, was de stand minder. Al vroeg in het voorjaar ontwikkelde de tarwe zich voor spoedig. De daarop volgende periode van droog- zonnig weer remde een te vlotte ontwikkeling, waardoor weinig legering optrad en toch een vol doende zwaar gewas geoogst kon worden. Enige vroege rassen zijn door de hitte noodrijp geworden, waardoor de opbrengst gedrukt werd. Latere ras sen rijpten na de warmte normaal af. Ook 1957 was een jaar met een hevige gele roest aantasting, waardoor in vele gevallen de winst van het gewas verloren ging. Weliswaar vielen de opbrengsten niet altijd tegen, doch dit was toe te schrijven aan de warmteperiode, waardoor de gele roest besmet ting over de plant nog juist op tijd, namelijk vóór de korrelvulling, geremd word. Opbrengst wintertarweproefvelden In kg/are Rassen 1957 Gem. Gem. 1955/'57 1946 t/m 1957 50.9 52.5 53.3 44.-- 48.6 48.1 54.6 54.4 55.1 53.2 51.7 51.5 54.2 52.4 52.5 56.3 55.-- 54.7 59.8 58.3 57.5 52.3 48.4 49.6 53.4 51.6 51.7 50.6 46.8 49.1 55.6 51.4 52.2 57.8 52.9 53.3 Goed wintervast Cartens VI Heines VII Dippes Triumph Vrij goed wintervast Leda 1 Panter Flamingo Lang Doerfler GB 101 Matig wintervast Staring Mado Alba Weinig wintervast Cappelle Desprez Minister Bovenstaande tabel heeft drie kolommen: de eerste vermeldt de gemiddelde opbrengsten van alle wintertarwe-rassenproefvelden in het Zuid westelijk kleigebied in 1957. Zowel de vatbare ras sen voor gele roest als de vroege tarwe's, die nood rijp werden, geven een lagere opbrengst. De tweede geeft de gemiddelde opbrengsten over de jaren 1955, 1956 en 1957. Deze kolom dient om de invloed van de gele roest te demonstreren. Ras sen als Heine's VII en Alba laten het duidelijk in opbrengst zitten. De derde kolom toont de gemiddelde opbreng sten van 1946 t/m 1957, eveneens van alle proeven in het Zuid-westelijk kleigebied in het betreffende tydvak. Deze cijfers geven een inzicht in de be drijfszekerheid van de betreffende rassen. Nog steeds geldt het belang van een wintervast ras. In het meest zuidelijk gebied, met name Zeeuwsch-Vlaanderen, blijkt de verbouw van min der wintervaste rassen, gezien verkregen ervarin gen, verantwoord. Voor andere gebieden mag de winter van 19551956 in herinnering gebracht worden. Ook de vatbaarheid voor gele roest blijft van doorslaggevende betekenis en het is om deze reden, dat verbouw van Heine's VII, Merlin, Alba en Tavero ontraden moet worden. Op de grote bedrijven verdient het uit oogpunt van risico- en arbeidsspreiding voorkeur meer dan één ras te verbouwen. GOED WINTERVASTE RASSEN. Carstens VI heeft, naast gunstige eigenschappen, enige nadelen, zoals de kleinere korrel en schot gevoeligheid. Een belangrijk voordeel is de winter- vastheid en de geringe eisen, die het aan de grond stelt. Hierdoor is het ras wel speciaal op de deels ontkalkte gronden in de kernen van oude polders, zoals deze op vele plaatsen voorkomen, op zijn plaats. Verder is Carstens VI goed resistent tegen voet- ziekten, terwijl zijn vroegrijpheid en geringe stik stofbehoefte eveneens in het voordeel zijn. Legering kan bij een goed afgestemde stikstofgift geen overwegend bezwaar zijn. Door vroegrijpheid en zelden plat gelegerd stro wel geschikt voor maai- dorsen. Korreluitval en schotgevoeligheid nood zaken evenwel tot tijdig afwerken. DIPPES TRIUMPH. Deze rode Duitse tarwe is weinig gevoelig ge bleken voor gele roest. Als voordeel boven Car stens VI heeft het een mindere schotgevoeligheid en grotere korrel. Het stro is weinig steviger, waardoor de stikstofgift de nodige aanpassing ver dient. De afrijping is zowel in het stro als in de aar, vaak ongezond. Vroeg zaaien is gewenst. Heeft voor het maaidorsen enige voordelen boven Car stens VI, doch het minder mooi afrijpen geldt weer ten ongunste. VRIJ GOED WINTERVASTE RASSEN. LEDA. Leda is een roodzadige tarwe met een goede zeer gelijkmatige opbrengst. De korrel is van goede kwaliteit en weinig schotgevoelig. Het stro is vrij lang en tamelijk stevig. Vraagt geen grote stik stofgift, maar moet toch ook weer niet te licht bemest worden, daar het gewas, mede door de steile bladstand, dan spoedig te open blijft. Bleek in 1957, en wel speciaal in Zeeuwsch-Vlaanderen, in jeugdstadium flink gevoelig voor gele roest. Deze roestaantasting dient met belangstelling in 1958 gevolgd te worden. Hoewel het ras goede eigenschappen bezit voor gebruik van de maai dorser, vormt het bij een te grote stikstof-gift zwaar legeren een nadeel. PANTER. Geeft eveneens goede opbrengsten. De korrel is eveneens rood, van goede kwaliteit en weinig schotgevoelig. Weinig vatbaar voor gele roest. Het stro is vrij kort en stevig. Vraagt een stikstofgift gelijk aan die van Staring of Mado. Legert Panter door een te hoge stikstofgift, dan slaat het gewas platter dan b.v. Carstens VI. Nadelen zijn de grote gevoeligheid voor voetziekten en het minder mooi af rijpen. Geschiktheid voor maaidorsen in sterke mate afhankelijk van de stikstofgift. FLAMINGO. Flamingo is een witzadige tarwe met goede op brengsten. Blijkt in jeugdstadium gevoelig voor gele roest. Het ras maakt veel stro van matige stevigheid. De stikstofbehoefte ligt ongeveer ge lijk aan die van Carstens VI. De korrel is groot en van goede kwaliteit. Kans op schot. De af rijping is mooi gezond. Ook is Flamingo goed resistent tegen voetziekten. Geschikt voor maai dorsen. LANG DOERFLER GB 101. Dit nieuwe ras heeft zeer goede opbrengsten ge geven. Het is een roodzadige tarwe met rood kaf, waardoor deze sterk opvalt. De korrel zit niet erg vast in de aar. Zowel de strostevigheid als de resistentie tegen gele roest zijn goed. Deze tarwe is nog niet in de Rassenlijst opgenomen. MATIG WINTERVASTE RASSEN. Van de bekende rassen Staring, Mado en Alba kan laatstgenoemde, gezien de sterke aantasting door gele roest, in 1957 niet meer voor verbouw in aan merking komen. Ditzelfde geldt eveneens voor het in deze groep geplaatste ras Tavero. Op zeer gpede gronden geeft Mado hogere op brengsten dan Staring, terwijl de gevoeligheid voor schot geringer is. Beide rassen ontlopen elkaar in ontwikkeling weinig. Afgezien van de matige wintervastheid bleken beide steeds goed bedrijfs- zeker. Door goede strostevigheid geschikt voor maaidorsen. WEINIG WINTERVASTE RASSEN. Tot deze groep behoren Cappelle Desprez en Minis ter. Speciaal als men genoodzaakt is laat te zaaien verdient verbouw van deze rassen de voorkeur. Ook op zeer vruchtbare percelen, waar een grote stik stofwerking te verwachten is of in die gevallen waar het risico uitwinteren aanvaard wordt, kan de zeer grote strostevigheid en de zeer hoge opbreng sten tot één dezer rassen doen besluiten. Zeker in het meest zuidelijk deel van het Zuidwestelijke zee kleigebied, met name Zeeuws-Vlaanderen, waar deze rassen minder vlug uitwinteren. Cappelle Des prez stelt wat hogere eisen aan de grond en kan wat meer stikstof verdragen. De schotgevoeligheid is geringer dan bij Minister. Het korte stevige stro, de vroegrijpheid en de vrij geringe kans op korrel- uitval maken deze rassen zeer geschikt voor de maaidorser. Het programma van het tweede gedeelte van de 22ste Nederlandse Landbouwweek op 4 juni 1957 werd reeds een zuiveldag gehouden welke op 17, 18 en 19 september 1957 in „Junushoff' te Wageningen wordt gehouden, is als volgt: 17 september 1957 9.15 uur: Opening door Ir. A. Franke, voorzitter van het Nederlands Instituut van Landbouw kundig Ingenieurs. MECHANISATIEDAG 9.30 uur: Ir. P. W. Bakker Arkema, rijkslandbouw- consulent voor Landbouwwerktuigen te Wage ningen „De mechanisatie van het weidebedrijf" 10.45 uur: Ir. A. J. Louwes, Landbouw-Economisch Instituut, gestationeerd te Emmeloord „De mechanisatie van het akkerbouwbedrijf 14.00 uur: Dr. R. A. de Widt, Instituut voor Land bouwtechniek en Rationalisatie te Wagenin gen „De werktuigencoöperatie en het loonbedrijf" 15.00 uur: Ir. L. H. Huisman, Instituut voor Land bouwtechniek en Rationalisatie te Wageningen „Waar gaat de mechanisatie heen" Discussieleider: Prof. Ir. G. Riemer te Wageningen. A. LANDBOUWHUISHOUDKUNDIGE PROBLEMEN. 18 september 1957 9.30 uur: H. van Leeuwen, hoofd van de afdeling Wonen van de Stichting Landbouwhuishoud- kundig onderzoek te Wageningen „Het wonen" 10.45 uur: Dra. van Lierop, hoofd van de Agrari- sche-Sociale Voorlichtingsdienst van de R. K. Boerenbond, de N. C. B. te Tilburg „Het Streek ver beteringsplan, speciaal met betrekking tot het gezin" 14.00 uur: Mej. J. Brink, medewerkster van de Stichting Landbouwhuishoudkundig onderzoek te Wageningen „Praktijkervaringen bij het verbeteren van het woonpeil" Discussieleidster: Mej. A. K. van den Bout, inspec- trice van het Landbouwhuishoudonderwijs te Deventer. B. PLANOLOGISCHE DAG. 10.00 uur: Mr. J. Vink, directeur Nationale plan te 's-Gravenhage: „De behoefte aan grond voor niet-agrarische doeleinden" 10.30 uur: Ir. S. Herweijer, directeur Cultuurtech nische Dienst te Utrecht: „De landbouw in het verband van de landelijke planologie". 11.30 uur: Dr. ir. G. de Bakker (Min. L. V. V., afd. Tuinbouw) te 's-Gravenhage: „De tuinbouw en de planologie". 14.00: Drs. D. H. Franssens, Landbouwschap te 's-Gravenhage „Grondgebruik en planologie". 14.30 uur: Prof. dr. E. W. Hofstee te Wageningen: Samenvatting. 15.30 uur: Algemene discussie. Discussieleider: Prof. dr. E. W. Hofstee te Wage ningen. A. WATERBEHEERSINGSDAG. 19 september 1957 9.30 uur: Ir. C. L. van Someren, Cultuurtechnische Dienst te Utrecht: „Polders en polderpeilen". 10.45 uur: Ir. R. H. A. van Duin, Provinciale Water staat Drente te Assen: Beek verbeteringen". 14.00 uur: Ir. C. Kaliswaart, Directie Wieringer- meer, te Kampen: „Watervoorziening door infiltratie en haar landbouwkundige aspecten". 15.15 uur: Ir. C. Baars, Proefstation voor Akker en Weidebouw te Wageningen: „Kunstmatige beregening en haar toepassing". Discussieleider: Proï. ir. F. Hellinga te Wagenir* gen. B. PLUIMVEEMIDDAG. 14.00 uur: Ir. P. Ubbels, Proefbedrijf ,,'t Spelder- holt" te Beekbergen: „De voeding van het pluimvee". 15.15 uur:Ir. K. Bos, directeur van het coöperatief Pluimveefokkers Instituut te Nuland (N.-Br.): „Nieuwe ideeën in de pluimveefokkerij en mo gelijkheden van toepassing ervan bij andere groepen van landbouwhuisdieren". De sluiting op 19 september om 16.15 uur zal ge schieden door ir. J. A. Emmens, voorzitter van het Koninklijk Genootschap voor landbouwwetenschap. Inleidingen duren ongeveer 30 minuten, waarna in de meeste gevallen een discussie volgt van circa 30 minuten.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1957 | | pagina 5