Aanleg grasland in herverkavelingen SOCIALE KRONIEK Looncompensatie huurverhoging 1957 469 Inzaai en verzorging blijvend grasland in de nazomer ZATERDAG 27 JULI 1957 Zoals bekend wordt per 1 augustus a.s. een huur verhoging van 25 ingevoerd. In verband hier mede is iedere werkgever verplicht met ingang van deze datum een loonibijslag te geven. Deze bijslag moet voor de eerste maal worden voldaan over het loon, dat op 3 augustus 1957 wordt betaald. Voor de bijslag komen in aanmerking arbeiders van 23 jaar en ouder met uitzondering van gehuw de vrouwen, die geen kostwinner zijn. Arbeiders beneden 23 jaar komen alleen dan in aanmerking voor de bijslag, wanneer zij gehuwd of kostwinner zijn. Kostwinners zijn zij, die een loon verdienen dat tenminste 2/3 bedraagt van de totale inkomsten van het gezin waarvan zij deel uitmaken. Uit het voorgaande volgt, dat ook arbeiders die 65 jaar of ouder zijn, recht hebben op de loonbijslag. Dit on danks het feit dat zij ook enige compensatie voor de huurverhoging ontvangen door de verhoging van de algemene ouderdoms-uitkering. Weliswaar bestaat de mogelijkheid, dat bij aanvullende C.A.O. anders wordt bepaald, doch voorlopig zien wij hier van niets komen. Mocht de C. A. O. op dit punt evenwel worden gewijzigd, dan zullen hieromtrent mededelingen volgen in de landbouwbladen. De loonbijslag bedraagt in het algemeen 2 van het rechtens geldend loon inclusief toeslagen, akkoordverdiensten etc. De bijslag moet dus over het brutoloon worden berekend. Met nadruk zij er op gewezen, dat de loonbijslag aan minimum be- dragen is gebonden, dit is vooral voor de landbouw van belang, omdat 2 van het bruto loon vrijwel zonder uitzondering minder is dan de verplicht voorgeschreven minimum looncompensatie. De minimum loonbijslag per week is n.l. als volgt geregeld: Gemeenteklasse I II III IV V 3,10 2,60 2.60 2.10 2,10 Zoals blijkt varieert de hoogte van de bijslag per gemeenteklasse. Iedere werkgever dient na te gaan in welke ge meenteklasse zijn bedrijf ligt. De vraag in welke gemeenteklasse de arbeider woont is voor de vast stelling van de hoogte van de bijslag dus van geen belang. In het algemeen kan worden aangenomen, dat het agrarisch bedrijf wordt uitgeoefend in de 5e of 4e gemeenteklasse. De loonbijslag zal dus in de meeste gevallen 2,10 per week bedragen. Er zijn dus uitzonderingen en wel voorzover het bedrijf ligt in een plaats welke in de le, 2e of 3e gemeen teklasse is ingedeeld. In Zeeland liggen alleen de gemeenten Middel burg en Vlissingen in de 3e gemeenteklasse. Voor bedrijven in deze twee gemeenten bedraagt de bij slag dus 2,60 per week. Voorzover in verband met de gemeenteklasse- indeling vragen mochten rijzen kan men zich voor informaties wenden tot de organisatie, de gemeen tesecretarie of de Raden van Arbeid. Tér illustratie willen wij thans een voorbeeld van loon berekening geven, waarin met de loonibijslag rekening is gehouden. Voorbeeld Een vaste arbeider-veeverzorger uit het grote loongebied, gehuwd, zonder kinderen, geen emolu menten totaal bruto loon 86,90 bij: loonbijslag (huurverhoging) 2,10 af: pensioenbijdrage af: premie A. O. W. loonbelasting arbeider aandeel soc. verzekering 4 89,— 1,75 87,25 5,60 5,81 3,49 14,90 Netto uit te betalen loon 72,35 Uit het gegeven voorbeeld blijkt, dat voor de berekening van de inhouding premie A. O. W., loonbelasting en het arbeiders deel in de premie sociale verzekering, de loonbijslag ad ƒ2,10 moet worden meegerekend. Tenslotte nog een opmerking over de aftrek voor het genot van een dienstwoning. De dienstwoning valt niet onder de bepalingen van de huurwet. Het beschikbaar stellen van een dergelijke woning maakt onderdeel uit van de individuele arbeids overeenkomst. Bij beëindiging van de arbeidsover eenkomst moet de dienstwoning n.l. worden ont ruimd. In feite volgt hieruit, dat de huurverhoging van 25 niet automatisch van toepassing is op dienstwoningen. De vraag of de vergoeding voor het gebruik van een dergelijke woning zal worden verhoogd is een aangelegenheid van nader overleg tussen werkgever en werknemer. Daar de betrok ken werknemers wel de huunbijslag zullen ontvan gen moet een analoge verhoging van de vergoeding in beginsel redelijk worden geacht. Het is de werk gever en werknemer echter niet zonder meer toe gestaan om in gezamenlijk overleg de hier bedoel de vergoeding te verhogen. Dit hangt n.l. af van de C. A. O. Hierin is de aftrek voor het genot van een dienstwoning aan bepaalde bedragen gebonden. Werkgever en werknemer dienen derhalve de C. A. O. te raadplegen. Blijkt de aftrek reeds gelijk te zijn aan het toegestane maximum dan kan geen verhoging plaats vinden zolang de C. A. O. niet is aangepast. In dit verband zij er op gewezen dat de Hoofd Afdeling Sociale Zaken van het Land bouwschap partijen in de provincies heeft geadvi seerd het betreffende C. A. O.-artikel onder ogen te zien om de aftrek voor de dienstwoning zo no. dig aan de gewijzigde situatie aan te passen. Van de wijzigingen welke de C. A. O.'s op dit punt kun nen ondergaan zal t.z.t. eveneens melding worden gemaakt in de landbouwbladen. N. A. V. KORTE WENKEN" Is het U wel opgevallen, dat veel zaaiers in 't voorjaar geen rechte lijn kunnen trekken. Op een kromme voor groeit meer dan op een rechte, maar rechter liggen er mere per ha. Een markeur aan de zaaimachine. Wanneer met de trekker gezaaid wordt is toch eenvoudig een dergelijk apparaatje te fabriceren. Let ook eens op al die halve manen op de hoeken. Heus hier groeit niets op. Wat de portemonnaie vult. En juist van de hoeken en de kantjes moet de boer ieven. Probeer dit volgend jaar eens te verbeteren. Van een ander kan men dikwijls veel leren. Op allerlei gebied hoe het niet en hoe het wèl moet. Ook op de netheid van land, erf en schuur. Alles op zijn plaats, van grote werktuigen tot de klein ste spijker toe, zakken, kachelhout enz. Het erf is geen pakhuis van oude rommel. Houdt de rijbaan vrij van gras en onkruid, de bermen schoon even als de windsingels. Men ziet vaak van die idylische hoekjes met brandnetels, stekels, e.d. Wanneer het eenmaal netjes is kan het met weinig moeite zo gehoudén worden. Speciaal in de herverkavelingsgebieden moeten straks weer veel percelen grasland ingezaaid wor den. Het is noodzakelijk hieraan de meest nodige aandacht te besteden. Er moet naar gestreefd, worden om in de kortst mogelijke tijd een geslo ten grasmat met een goede hoedanigheids graad te verkrijgen. Alleen een goede weide is in staat een hoge opbrengst te leveren, zowel in kwaliteit als in kwantiteit. De structuur van de grond. Door een intensieve bewerking is het mogelijk een fijn zaaibed met een goede structuur en een vlakke ligging te krijgen. Dit kan alleen voor de inzaailater is dit niet meer mogelijk. Optreden van zgn. sukkeljaren. Het is een bekend verschijnsel, dat de groei van het gras enige jaren na de inzaai minder wordt. Deze z.g. sukkel jaren kunnen grotendeels voor komen worden door een flinke stalmestbemesting te geven bij het bewerken van de grond voor de inzaai. Dit is speciaal nuttig op percelen, die lan ge tijd als bouwland in gebruik zijn geweest. De sukkel jaren worden veroorzaakt door een dichte structuur van de grond en een vaak onvol doende bacteriënleven. Door een stalmestbemes ting toe te passen wordt dit grotendeels verme den. De bemesting. De kali-, fosfaat- en eventuele kalkbemesting dient toegepast te worden aan de hand van het grondonderzoek. Indien er een kalkbemesting nodig is dan moet deze enige tijd voor de inzaai aangewend worden. Dit voorkomt kiembeschadi- ging en de kalk kan dan tevens door de bewer king van de grond goed verdeeld worden. De eventuele kali- en speciaal de fosfaatbemesting kan dan ook reeds gegeven worden. Zaaitijd. De gunstigste tijd voor inzaai in de nazomer is augustusbegin september. In augustus valt er meestal voldoende regen en de bodemtempera- tuur is dan nog voldoende hoog. Deze twee fak- toren zijn beslissend voor een goede opkomst en een gesloten zode. Na begin september is het ge vaar groot, dat het gras niet voldoende ontwik keld is, vóórdat de winter zijn intrede doet. Zaaizaad. Voor de inzaai van blijvend grasland moet men uitsluitend gebruik maken van de B.G.-mengsels, zoals deze in de rassenlijst zijn beschreven. Voor de normaal vochthoudende gronden gebruikt men het B.G.-5, mengsel, voor de weinig vocht houdende gronden het B.G.-7 mengsel, resp. tegen 31 en 34 kg per ha. Het grote voordeel van een mengsel is: 1. Men verkrijgt sneller een goede gesloten en zuivere grasmat. 2. Een regelmatige produktie, omdat het pro- duktiviteitsverloop der verschillende grassen ongelijk is. 3. Hogere voedingswaarde en smakelijkheid van het gewas. 4. De klavers verrijken de bodem met stikstof, terwijl ook een hoger eiwit- en mineralenge- halte verkregen wordt. Het gebruik van mengsels met N.A.K. plombe is stefeds noodzakelijk. Hoeveel grrasland is er nodig. De oppervlakte, die ingezaaid moet worden, be draagt 3040 are per stuks grootvee. Machinaal zaaien verdient de voorkeur. Er moet beslist niet dieper dan 2 cm gezaaid worden. a. Er kan gebruik gemaakt worden van de kunstmeststrooier. Het zaad wordt dan ge mengd met zand of kunstmest. In het laatste geval moet direkt na het mengen gezaaid worden. b. Ook kan gebruik gemaakt worden van de vlaszaaimachine. Men kan de grove en fijne zaden (klaver en thimothee) tegelijk zaaien. Mengen op het land, de zaadbak slechts ge deeltelijk vullen en 't zaad tijdens het zaaien regelmatig omroeren. c. Met de hand zaaien eist ervaring. Goede handzaaiers komen steeds minder voor en aangezien dit alleen door ervaren personen goed kan gebeuren moet dit over het alge meen worden afgeraden. d. De beste manier is gebruik te maken van de speciale graszaadmachine (Brillion). Van de ze machines zijn er echter maar enkele in ons land aanwezig, waardoor er ook weinig ge bruik van gemaakt kan worden. Na het zaaien wordt het perceel gerold met de cambridgerol. Is er met de hand gezaaid dan wordt het zaad licht ingewerkt met een zaadeg en daarna gerold. Op geëgaliseerde percelen oud grasland, waarop nieuw grasalnd ingezaaid wordt, verdient het aan beveling om het zaad een aldrin of lindaan be vattend middel te ontsmetten tegen de ritnaal- den, resp. 34 gram en 23 gram per kg gras zaad. Behandeling en gebruik. Als het enigszins mogelijk is moet het perceel afgeweid worden door schapen of jongvee. Hier door wordt de uitstoeling bevorderd. Het stuk- trappen van de jonge zode moet beslist voorko men worden. Is het afweiden niet mogelijk we gens de weersgesteldheid, dan moet het perceel in een erg jong stadium gemaaid worden en het afgemaaide gras direkt verwijderd worden, (b.v. ingekuild). Door het weiden en maaien wordt dan tevens het onkruid bestreden. Het maaien mag echter niet te laat in de herfst plaatsvinden om dat de kans op uitwinteren toeneemt. Een gift van 10.000 kg/ha goed verteerde stalmest kan dan nog veel goedmaken. Na het afweiden in de herfst zal het spreiden van de mestflatten meestal met de hand moeten geschieden. Een bewerking met de weidesleep zal de jonge zode te veel beschadigen. In geen geval mag het verdelen van de mest achterwege blijven. Om een goede zode te krijgen is het wenselijk het eerste jaar niet te hooien. Moet toch gehooid worden dan maaien in een jong stadium. De Assistent bij de R.L.V.D* J. VAN BALEN. Oudelande.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1957 | | pagina 5