Het Meikonderwijs
WORMINFECTIES bij het paard
aan de Lagere Landbouwscholen
in Zeeland
Aanwijzingen
voor Landbouwdagen
te Zierikzee
De bestrijding van
ZATERDAG 29 JUNI 1957
415
In 1955 is door de Rijksconsulenten, belast met
het toezicht op het landbouwonderwijs, de Rijks-
veeteeltconsulent en de Hoofden van Lagere
Landbouwscholen in Zeeland een leerplan vast
gesteld voor het praktisch onderwijs in handmel-
ken aan Lagere Landbouwscholen.
Volgens dit leerplan wordt met dit onderwijs
begonnen in het 3e leerjaar. Er worden dan 3 les
sen gegeven met behulp van een kunstuier in
de school en 3 lessen in praktisch melken op een
bedrijf. In het 4e leerjaar worden weer 3 lessen
in de school gegeven en 6 lessen op een bedrijf.
In de zomer na het 4e leerjaar wordt gelegenheid
gegeven voor het afleggen van een examen.
In de winter van 1955'56 is met dit onderwijs
aan 7 yan de 12 Lagere Landbouwscholen in Zee
land begonnen. Meerdere scholen hadden hier
vóór belangstelling. Wegéns een tekort aan Voor-
melkers(sters) moésten de lessen tot 7 scholen
worden beperkt.
De lessen met behulp vari de kunstuier werden
verzorgd door de Rijksveeteelt- en Zuivelvoorlich-
tingsdienst. De praktische lessen werderi gegévêii
door plaatselijke voormelkers(sters).
Daar meerdere leerlingen van deze scholéri
thuis niet, of in onvoldoende mate in de gelegen
heid zijn te oefenen, is dit leervak facultatief ge
steld. Ongeveer 50 van de 3e klas-leerlingen van
de 7 scholen volgden dit onderwijs. De procenti-
sche deelname per school is echter zeer verschil
lend. Deze deelname wordt mede bepaald door
de verschillen in de structuur van de bedrijven,
zoals die streeksgewijs aanwezig zijn.
Dit voorjaar eindigde de eerste leergang van dit
melkonderwijs. De directie van de Wilhelmina-
polder stelde haar veebedrijf ter beschikking voor
het afnemen van de examens. Dit bedrijf van
60 melkkoeien leent zich hiervoor uitstekend, te
meer daar de koeien in een overdekte zomerstal
worden gemolken en de dieren voor het melken
steeds worden vastgezet. In mei-juni werden in
5 avonden de examens afgenomen. Inmiddels
hadden 8 deelnemers zich alsnog teruggetrokken.
In totaal namen 45 leerlingen aan het examen
deel. Door elke kandidaat worden 2 koeien ge
molken, die na loting worden toegewezen. De be
oordeling berust op een landelijk niveau en is
gelijk aan de examens van de speciale cursussen
in het handmelken. Er wordt beoordeeld op be
paalde onderdelen, waarvoor een waardecijfer is
vastgesteld. Omrekening van de toegekende cij
fers geeft het totaal behaalde aantal punten aan.
Het maximum aantal te behalen punten is 200.
Om voor een diploma in aanmerking te komen,
moeten minstens 160 punten zijn behaald.
Aan 36 van de kandidaten kon een diploma
worden toegekend. 9 personen, of 20 moesten
worden afgewezen.
Van de geslaagden behaalde(n):
1 perso(o)n(en) 190 of
19
36 personen
meer
180 189
170 179
160 169
punten
Het gemiddelde aantal behaalde punten van de
geslaagden bedraagt 175. Hoewel het percentage
geslaagden (80%) en het gemiddelde van 175
punten vrij goed is te noemen, zijn de resultaten
in de toekomst stellig nog voor verbetering vat
baar.
De geslaagden zijn
Lagere Landbouwschool Aardenburg
P. B. Lampaert, Eede,
H. C. M. Heyndrikx, Eede,
Fr. M. van Bellegem, Eede,
171 pnt.
170%
I68V2
Lagere Landbouwschool 's-Heer Arendskerke
J. Koeman, Wolfaartsdijk 187 pnt.
J. M. Meulenberg, Ellewoutsdijk, 173
P. L. de Kunder, Borssele, 172V2
Lagere Landbouwschool Middelburg
Joh. Kodde, Biggekerke, 188 pnt.
L. Vos, Zoutelande, 185V2
Mart. Kwekkeboom, St. Laurens. 183
J. Koppejan, Zoutelande, 178
Kr. de Witte, Zoutelande, 178
P. de Visser, Veere, 175
A. Wielemaker, Koudekerke. 170
P. Pieterse, St. Laurens, 165
Lagere Landbouwschool Oost-Kapelle
Joh. de Visser, Domburg, 191% pnt.
A. Maas, Serooskerke, 188
M. Louwerse, Serooskerke, 185
Jac. Minderhoud, Zoutelande, 184
C. de Visser, Aagtekerke, 182
A. de Voogd, Vrouwenpolder, 177%
M. Wattel, Gapinge, 177%
J. de Visser, Westkapelle, 175V2
P. Koole, Serooskerke, 175
A. Maljaars, Oostkapelle, 175
J. Wondergem, Gapinge, 174%
P. Maranus, Aagtekerke, 17112
Jac. Corbijn, Serooskerke, 171
P. Geertse, Grijpskerke, 169%
W. Wagenaar, Vrouwenpolder, 169
C. de Visser, Aagtekerke, 166
W. Wattel, St. Laurens, 165
Lagere Landbouwschool Oudelande:
M. Minnaard, 's-Heer Abtskerke, 176 pnt.
C. Kesselaar, Hoedekenskerke, 167
Lagere Landbouwschool Zierikzee:
J. B. Manni, Ouwerkerk, 173 pnt.
C. van Popering, Nieuwerkerk, 171
J. C. H. Slootmaker, Nieuwerkerk, 166
De Hoofd-Ass, b/d Rijksveeteelt- en
Zuivelv£orlichtingsdienst v. Zealand,
J. H. LANTINGA.
De extra boot van Veere naar Zie
rikzee is alléén bestemd voor de be
zoekers uit Walcheren die zich via hun
Afdelingssecretaris hiervoor opgaven.
Een dezer dagen zal hun namens de
Kring Walcheren een toegangsbewijs
worden uitgereikt.
Zonder toegangsbewijs zal men van
deze boot geen gebruik kunnen maken.
Er zijn momenteel geen plaatsbe
wijzen meer beschikbaar.
Alle personen die langs de route van
de rijtoer wonen, worden verzocht op
5 juli, tijdens de rijtoer, de vlag uit te
steken.
Zowel bij Anna Jacobapolder als bij
Katse Veer zal voldoende ruimte zijn
voor 't parkeren van auto's en bussen.
Mochten bij het overzetten vertra
gingen ontstaan dan kan het aanbeve
ling verdienen zijn vervoermiddel op
deze parkeerterreinen achter te laten.
Vanaf het veer Zijpe zal een pendel
dienst met bussen naar Zierikzee wor
den onderhouden, waarbij aansluiting
op elke veerpont mogelijk is.
Vrijwel alle paarden hebben ingewandswormen.
Het hangt van allerlei omstandigheden af of de
dieren er al dan niet onder lijden.
OVER DE OMSTANDIGHEDEN.
Wanneer men jaar voor jaar een aantal paar
den houdt op een betrekkelijk kleine weide, dan is
zo'n weide vaak flink besmet met wormeieren
(larven).
Met de mest komen de eieren van de inge
wandswormen in de stal of in de weide. Onder
vochtige omstandigheden zoals in laaggelegen
weiden, zullen de besmettelijke wormlarven zich
ongestoord kunnen ontwikkelen.
In de schaduw van bomen (boomgaarden) zal
het gras in het algemeen veel langer vochtig blij
ven en daardoor de ontwikkeling en de levens
duur van wormlarven bevorderen.
Een goed onderhouden grasmat wordt door zon
en wind snel droog, waardoor veel wormeieren
niet tot ontwikkeling komen of larven worden ge
dood. In dit verband is het regelmatig spreiden
van de mesthopen ook van bijzonder belang.
Omdat de besmettelijke larven van de meest
voorkomende wormsoorten tegen vochtig gras
omhoogkruipen en. bij droogte zich zo diep moge
lijk in de zode terugtrekken, is de opname van
wormen verreweg het grootst bij nat gras. Hierbij
moeten we behalve aan regen ook vooral denken
aan dauw.
Het spreekt vanzelf dat paarden welke onder
prima voedingsomstandigheden leven minder
„last" van worminfecties zullen hebben dan die
ren welke een rantsoen krijgen dat krap is en
niet geheel aan hun (hogere) eisen voldoet.
Hoewel men met het bovenstaande dikwijls wel
wat meer rekening kan houden heeft ieder be
drijf toch zijn eigen omstandigheden die men zo
maar niet veranderen kan.
OVER DE SCHADE
Voor een ieder die paarden fokt {is het van bij
zonder belang om te weten hoe het met de worm
besmetting' op het bedrijf gesteld is.
Veel fokkers weten niet dat hun paarden „lij
den" aan wormen omdat ze er gezond uitzien.
Toch worden er ook bij zulke paarden soms dui
zenden wormeieren aangetroffen in één gram
mest
Eén keer mestonderzoek van alle aanwezige
paarden geeft een goede maatstaf voor de be
smetting.
Na een behandeling merkt men dan soms pas
dat de paarden er met minder voer beter uitzüen
dan tevoren.
De grootste schade welke door de wormen wordt
veroorzaakt ligt in de voederverspilling bij het
goed in conditie houden van de paarden of in de
minder goede conditie bij normale voeding.
Het duidelijkst is de schade welke optreedt bij
de opfok van veulens, vooral wanneer deze door
de aantasting mager worden. Soms sterft een
dier plotseling onder verschijnselen van koliek
tengevolge van wormen (of larven).
Uit proeven in Zeeland lis gebleken dat veulens
van minder dan een jaar gemiddeld 50 kg zwaar
der wogen als ze hetzelfde voer, maar minder
wormen kregen.
De spoelwormen verminderen de functie van
de dunne darm en soms ook van de lever, de
strongyluswormen hinderen de dikke darm en de
blinde darm bij hun taak. Het darmkanaal kan
onder die omstandigheden lang niet het volle
profijt halen uit het voer.
Indien de voeding niet in alle opzichten van
goede kwaliteit is zullen gebreksverschijnselen
als beenderenziekte (rachitis) e.a. veel eerder op
treden.
In het algemeen kunnen we zeggen dat een be
smetting met wormen het weerstandsvermogen
van de dieren verzwakt en daardoor allerlei an
dere ziekten in de hand werkt.
Wanneer we onvruchtbaarheid en veulenziek-
ten Paardenvijand no. 1 noemen, zijn de worm
infecties toch wel Paardenvijand no. 2.
BETERE RESULTATEN MET NIEUWE
GENEESMIDDELEN.
Het is gelukkig dat we nu over enkele uitsteken
de wormmiddelen beschikken, welke bovendien
gemakkelijk door de paarden met het voer wor
den opgenomen.
Uit proeven van de Gezondheidsdienst in Zee
land is gebleken dat met deze nieuwe geneesmid
delen over het voer, in één keer uitstekende resul
taten worden verkregen tegen de verschillende
sooren wormen bij het paard.
G, GROOTENHUIS