Boerderijen op Schouwen-Duiveland 400 ZKËWS LANDBOUWBLAD ^^Uerwoeótincj deer en herbouw na de ramp van 1 lebruari 1953 rpOEN na de overstroming van 1 februari 1953 het mooie eiland Schouwen-Duiveland zwaar geteisterd en tot een ware chaos was geworden, bleek, dat tengevolge hiervan vele boerde rijen meer of minder ernstig beschadigd of totaal verwoest waren. Hei aantal zwaar bescha digde of verwoeste boerderijen bedroeg 295, terwijl hiernaast nog 221 licht beschadigd werden. Het totaal aantal verwoeste of beschadigde panden, dus ook woningen e.d. bedroeg 4893 stuks. Normaal is het zó, dat maar betrekkelijk weinig boeren in hun leven een boerderij laten bouwen. Gebeurde dit, dan was dit meestal een gevolg van brand of veroudering. Tengevolge van oorlogsschade kwam hierin ech ter in Zeeland en ook op Schouwen-Duiveland verandering. De watersnood stelde dit probleem voor velen wederom aan de orde. Be voorbereidingen voor het herstel. In het belang van een goede uitoefening van het landbouwbedrijf en ter voorkoming van grote verliezen was het alleszins wenselijk dat herstel of nieuwbouw zo spoedig mogelijk gerealiseerd diende te worden. v Een eenvoudige taak was dit niet en vele moei lijkheden en problemen vroegen om een oplos sing. Vragen, hoe gebouwd diende te worden, kwamen naar voren. Was normaliseren of standaardisatie onder deze omstandigheden mogelijk, b.v. door toepas sing van betonelementen zoals bij de N.O.P.-boer- derijen of was een traditionele bouw te verkiezen met toepassing van de reeds lang beproefde mate rialen? Dat ook de financiële bijdrage in deze een rol speelde, behoeft nauwelijks betoog. De rampschadewet diende te worden afgewacht. De dwarsvloer. Vooraanzicht „Frieslandhoeve" Inmiddels begon echter de Wederopbouw haar moeilijke taak. Voorbereidingen werden getrof fen, opmetingen verricht, opdrachten verstrekt voor het reconstrueren van de verwoeste boerde rijen enz. enz. Er werd een bureau gevestigd te Zierikzee en al zeer spoedig werd hier op volle toeren gedraaid. Opdrachten werden verleend aan verschillende architecten, welke hun sporen op het gebied van boerderijenbouw reeds hadden ver diend. Plannen werden gemaakt om op korte ter mijn te kunnen aanbesteden. Er werd getracht te komen tot een gezamenlijke aanbesteding van meerdere objecten in één groep. Het aantal bouwvakarbeiders op Schouwen-Dui veland was gering. Vreemde arbeiders uit alle delen van het land dienden te worden aangetrok ken. Alles werd in het werk gesteld het zo zwaar be proefde en geteisterde eiland in de kortst moge lijke tijd te doen herrijzen. Er werd geschakeld, tot de grootste versnelling bereikt was. Reeds in december 1953, 10 maanden na de ramp kon door het Bouwbureau van de Landbouw in Zeeland tot aanbesteding van een object worden overgegaan. Wat tot nu toe bereikt werd. Thans medio 1957 jaar na de fatale da tum 1953. Een ieder die momenteel in Zierikzee of Zijpe voet aan wal zet en zich de moeite getroost het eiland in de lengte en breedte te doorkruisen, zal zich verwonderen over de snelle ontwikkeling van dit alles. In het boerderijennummer van het Zeeuwsch -Landbouwblad d.d. 12 septemper 1953 schreef de heer M. A. Geuze, voorzitter der Z.L.M., een arti kel met als opschrift „Geen groter gemak, dan eigen dak". Uit onderstaande gegevens moge blie ken hoe dit werkelijkheid is geworden, hoeveel daken zijn hersteld of opnieuw tot stand gekomen en derhalve de gemakken zijn gerealiseerd. Voor wat betreft de zwaar beschadigde of ver woeste gevallen waren op 1 april 1957 reeds 215 gevallen gereed, terwijl 34 stuks in uitvoering wa ren, 4 stuks waren op deze datum in voorberei* ding. Voor enkele gevallen werd ontheffing ver leend, terwijl er 25 overgingen naar de Stich ting Beheer Landbouwgronden. In 14 gevallen kon om één of andere reden met de voorbereiding of uitvoering niet worden doorgewerkt: In 1955 werden 106 objecten aanbesteed voor een bedrag van ƒ4.540.000,Voor 1956 waren deze cijfers 45 stuks voor een bedrag van ƒ2.356.000,—. Gemiddeld dus een bedrag van ƒ45.000,per schade- of verwoest geval. De traditionele Zeeuwse schuur. 0 De in dit artikel reeds opgeworpen vraag en moeilijkheid van de vorm en manier van bouwen dienden beantwoord en opgelost te worden. In grote lijnen kan men zeggen dat de traditio nele vormen gehandhaafd zijn, natuurlijk aange past aan de moderne bouw en met gedeeltelijk andere materialen. Door het gebruik hiervan on dergingen natuurlijk verschillende details en on derdelen een grondige verandering. Van het streekeigene is vooral bij de kleinere bedrijven veel behouden gebleven, bij de grotere ging hier bij echter iets verloren. In Zeeland, en dus ook op Schouwen-Duiveland, trof men in het algemeen twee vormen van schu ren aan. De meeste hiervan hadden dwarse vloeren of delen. Omdat de mendeuren van deze vloeren alle in de lange zijgevel uitkwamen, gaf men deze vorm de naam van Zeeuwse langgevel. Algemeen wordt ze echter aangeduid met de naam „Zeeuwse Schuur". De nog oudere schuren, die veelal met riet wa ren gedekt hadden lage zijwanden. De mendeuren waren aangebracht in het vlak hiervan en de riet bedekking was door het verschil in hoogte tussen mendeuren en wandhoogte, hier met sierlijke rondingen overheen gewerkt. Toen later meer en meer werd overgegaan tot een pannenbedekking, was dit niet meer mogelijk en werden de zijgevels hoger opgetrokken tot 4 m of zelfs nog meer. In de kleinere schuren kwamen meestal één of twee dwarsvloeren voor, bij de grotere soms wel drie of vier. Tussen deze vloeren lagen telkens twee tas vakken, zodat ter weerszijden van een vloer een tas lag. De vloer was van de tas geschei den door een houten pui, soms ook wel door een stenen wand, ter hoogte van 1 a 1.50 m. De schuren waren veelal smal. De breedte va rieerde tussen 11 en 14 m. De lengte hield nauw verband met de grootte van het bedrijf. Omreden de vloeren dwars door de schuur lagen en ze dus onder de grootste hoogte van het ge bouw doorliepen was het gebruikelijk hierboven te tassen. Op een hoogte van omstreeks 4 m be vond zich een zware bintbalk waarop dwarsbal ken gelegd de z.g.n. d'hilt gingen vormen. Hierop werd dan na het volrijden der tasvak- ken getast. Deze indeling van de schuren is in Zeeland nog vrij algemeen. De praktijk is er in de loop der jaren mee vertrouwd geraakt. Nieuwere inzichten. De gewijzigde omstandigheden maken echter andere werkmethoden noodzakelijk. Omreden ar beidskrachten schaars en duur worden, kan aan het binnenhalen van de oogst en ook aan ver schillende andere werkzaamheden minder tijd be steed worden. Door het toenemende gebruik van een elevator kan een kleiner aantal arbeiders de oogst in de schuur verwerken. In de oude schu ren met de vele balken en puien is het moeilijk van deze moderne werktuigen gebruik te maken. Ze kunnen slecht worden verplaatst en het ver zetten ervan levert moeilijkheden op. Het leggen van d'hiltbalken is omslachtig even als het hierop tassen van de opgst. Bovendien zijn i.v.m. de huidige houtprijzen deze balken kostbaar, terwijl ze voor de stevigheid van het gebouw geen enkele constructiéve waarde hebben. Volgens de nieuwere inzichten in de huidige boerderijenbouw is het slechts doelmatig dwarse dorsvloeren toe te passen bij de kleinere bedrij ven. De scheiding tussen het maken van een dwars- of voor de grotere bedrijven steeds meer te verkiezen langsvloer, zou kunnen liggen bij een bedrijfsgrootte van 20 ha. Wanneer wij nu de na de ramp gebouwde boer derijen bezien, blijkt, dat dan ook voor de klei nere bedrijven in het algemeen het Zeeuwse lang- geveltype is gehandhaafd. In sommige gevallen komen wel afwijkingen voor, maar het vertoont toch vaak weer een afspiegeling van de vroegere vorm. gm "7? 5 31 De langsvloer (Foto's Bouwbureau.) De „Frieslandhoeve" met dwarsvloer. De brandvrije stal. De stallen zijn brandvrij en geven door hun ge slotenheid een bredere indruk als de oude stal. Dit komt omdat de voergang in de stal is opge nomen terwijl deze vroeger meer als apart ele ment naar voren kwam, gescheiden door een repelwand van de stal en door een gesloten of open pui van de tas. Puien zijn practisch niet meer toegepast. De spantconstructie is sterk gewijzigd. In het algemeen lopen de dwarsvloeren tussen de stallen niet meer door, hoogstens een versmal de vloer, welke dan dienst doet als snijvloer. In vele gevallen echter loopt de vloer niet verder als de binnenmuren, dus de voergangmuur van de stal. De langsvloer. Volgens de nieuwere inzichten in de boerderijen bouw is deze methode met geprojecteerde dwars vloeren alleen doelmatig bij de kleinere bedrij ven. Bij de grotere vinden we dan ook meer en meer de langsvloer met centrale tas in gebruik. Uit ervaring, ook vooral in andere delen van het land, waar de langsvloer reeds lang werd toege past, is gebleken dat deze indeling het best vol doet aan de tegenwoordige eisen van het moderne landbouwbedrijf en dat de bouwkosten ervan in verhouding het laagst zijn. In tegenstelling tot de oudere schuren dient de breedte groter te zijn en derhalve zal de lengte korter worden. De breedtedient niet minder dan 17 m te zijn. Beter is 18 m te nemen. Deze grotere breedte van de schuur is nodig voor het formeren van de langsdeel. Deze dient te lopen bijlangs de buitenmuur. Wenselijk is de zijmuur laag te houden, ongeveer 2.50 m. Vanaf buitenmuur tot taslijn is een breed te van 6 m aan te bevelen. Trekt men hier de breedte van de mendeuren a 4 m af, dan ontstaat aan de buitenlangsgevel een strook ruimte van 2 m welke voor alle mogelijke doeleinden ge bruikt kan worden b.v. als opslag van graan in zakken, kunstmest, kleine werktuigen e.d. De ruimte welke cp deze manier wordt verkregen (Zie verder volgende pagina.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1957 | | pagina 12