ver zie fit ZATERDAG 8 JUNI 1957 Zitdagen- Boekhoud- bureau No. 2380 Fr anker in g bij abonnement: Terneuzen 45e Jaargang? ZEEUWS LAHlBOUWBLAD waarin opgenomen DE BOERENJEUGD De laatste week speelden in ons land enkele moeilijke en ingewikkelde problemen in de Tweede Kamer. De Senaat behandelde de Landbouwbegroting en de Tweede Kamer verdiepte zich in de huur- voorstellen van de regering. Bij beide onderwerpen kwam een punt naar voren, waarover de afgevaar digden van de verschillende politieke partijen het niet eens zijn en waaraan naast een praktische kant ook een principiële kant zit. Zoals men weet wil de regering een gedeelte van de huurverhoging en een gedeelte van de door het doorberekenen van een deel van de eigenaarslasten komende pacht- verhoging op een grootboek blokkeren. Een figuur, die gezien moet worden als een compromis, een tussenweg, tussen de standpunten, die in de ver schillende politieke partijen ten aanzien van deze materie bestaan. Over de huurverhoging van 25 met daaraan vastzittende blokkering van de helft en doorberekening in de lonen, willen wij het hier verder niet hebben, hoewel deze kwestie zeker ook voor het platteland van belang geacht moet wor den. De behandeling van de begroting van het Mi nisterie van Landbouw Visserij en Voedselvoorzie ning is voor onze bedrijfstak belangrijker. Vooral in deze tijd, nu het in de landbouw lang niet meer naar wens gaat. Immers sedert enige jaren bewe gen de inkomsten zich in dalende lijn, terwijl de uitgaven de tegenovergestelde richting blijven vol gen. Vooral het jaar 1956 was in alle opzichten een slecht boeren jaar en juist toen bleek, hoe onvol doende het garantiebe'eid van de regering was. en hoe onvoldoende mogelijkheden tot reserve-vorming het in het verleden gevoerde prijsbeleid en het be lastingbeleid de vrije ondernemers hadden gelaten. Tevens bleek, dat de uitkomsten van de akker-bouw bedrijven in ons deel van het land. veeleer afhan kelijk waren van de prijzen van de produkten, waar van de prijzen vrij waren dan van de prijzen van de gegarandeerde produkten. Wij herinneren ons nog heel goed de tijd, waarin Minister Mansholt in zijn Memorie van Antwoord aan de Tweede Kamer, schreef, dat men bij de bepaling van het garantie- beleid diende te letten op de uitkomsten van het gehele bedrijf en niet op de uitkomsten van de gegarandeerde produikten. Reeds toen werd door ons tegen deze stelling ge waarschuwd, maar, daar de uitkomsten van een of meer vrije produkten soms het gehele jaar goed maakten, werd daar toen geen aandacht aan ge schonken. Hoe wankel de financiële positie van vele bedrijven was, blijkt pas goed na een jaar als 1956. Het regeren wordt moeilijker. Het is een bekend feit, dat het regeren in tijden van voorspoed heel wat gemakkelijker is dan wan- OOSTBURGWoensdag 12 juni in café „De Windt". ZIERIKZEE: Donderdag 13 juni in hotel „Huis van Nassau". MIDDELBURG: Donderdag 13 juni in café „De Eendracht". ST. PHILIPSLANDZaterdag 15 juni in hotel „De Druiventros". THOLEN: Zaterdag 15 juni in hotel „Hof van Holland". neer het slechter gaat. Beter ware het wellicht te schrijven, dat het gemakkelijker lijkt, want het oude Franse gezegde: gouverner c'est prévoir. re geren is vooruitzien, is maar al te waar, en geldt evengoed voor tijden van voorspoed. In ieder geval zijn de moeilijkheden, waarmede Minister Mans- holt op dit ogenblik te kampen heeft, heel wat gro ter dan enige jaren geleden. Dit komt al dadelijk tot uiting bij de behandeling van de begroting voor zijn Ministerie in de Tweede en Eerste Kamer. Wij lezen in het Verslag van de betref fende zitting van de Eerste Kamer in de „Nieuwe Rotterdamse Cou rant" van 5 juni, de veelbetekenende passage, dat de principiële tegenstellingen in de landbouwdebat- ten, die de laatste jaren nogal eens in betrekkelijke eensgezindheid verliepen, als een teken aan de wand moeten worden beschouwd. De landbouw staat op een tweesprong en dreigt in een moeilijke positie te komen. Zoals onze lezers bekend is heeft Minister Mansholt zijn toekomstig prijsbeleid ge koppeld aan een beleid, waarbij naar een verbete ring van de structuur van de vaderlandse land bouw gestreefd zal worden. Op zichzelve is daar niets op tegen, doch dit structuurbeleid brengt nogal wat punten mede, waar wel degelijk prin cipiële kanten aanzitten. Dit nu kwam in de redevoeringen van verschil lende Eerste Kamerleden natuurlijk naar voren. Een belangrijke kwestie bij deze gehele structuur politiek vormt de positie van de kleine bedrijven. Er zijn in Nederland nu eenmaal zeer vele kleine landbouwbedrijven. De gehelé samenstelling van en ook de samenleving op het platteland zijn hier op gebaseerd. Tè kleine bedrijven zijn economisch en ook sociaal niet verantwoord. De grote vraag is echter wat een tè klein bedrijf is. Wanneer men daarom van plan is voor de toe komst vestigingseisen betrekking hebbende op de bedrijfsgrootte, in. te gaan voeren iets wat de Minister van plan is dan kunnen wij onmiddellijk de bezwaren onderschrijven door senator Ir. Geu ze in een viertal punten naar voren gebracht, na melijk 1. de waarheid omtrem een objectieve vorm is wetenschappelijk zelfs niet te benaderen, ge zien de verschillen in bodem, bedrijfstype, specialisatie, vakbekwaamheid, conjunctuur enz. 2. de eventuele minimumnorm zal zeer laag dienen te liggen, waardoor het werkelijk be oogde doel toch niet bereikt wordt 3. om onbillijkheden te voorkomen zal men dan nog met uitzonderingen moeten werken 4. ontduikingen zullen zeer moeilijk tegen te gaan zijn. Wat anders is, dat een geleidelijke sanering van kleine bedrijven niet te verwerpen is. Dit zou men kunnen bereiken door splitsing van bestaande kleine bedrijven te verbieden en tot opheffing te komen, indien het bedrijf niet door een eigen kind kan worden voortgezet. De grondeigendom. Veel scherper kwamen de verschillende princi pes in botsing, toen het over de eigendom van de grond ging. De senator Prof. Schermerhorn had gepleit voor socialisatie van alle landbouwgrond. Een punt, dat reeds eerder door zijn partijgenoot in de Tweede Kamer, Dr. Vondeling was aange sneden. Natuurlijk kwamen daar andere leden van de Eerste Kamer tegenop. De heer H. P. Louwes (V.V.D.) meende, dat het regeringsbeleid toch al gericht was op de koude socialisatie, mede door de rigoureuze belastingpolitiek. Hij brak juist een lans voor de zelfstandige eigen erfde boerenstand. Ook de heer Mertens (K.V.P.) noemde het een ernstig misverstand, wanneer men dacht, dat over dracht van de grondeigendom aan de staat een weldaad voor de boer of voor de Nederlandse samenleving zou betekenen. Fel tegen het stand punt van Prof. Schermerhorn trokken ook van Officieel Orgaan van de ZEEUWSE LANDBOUW MAATSCHAPPIJ de LANDBOUW JONGEREN GEMEENSCHAP ZEELAND leer de heren Ir. Geuze (C.H.) en Prof. Rip (A.R.). Minister Mansholt oordeelde het nodig om in zijn antwoord aan de Eerste Kamer als zijn per soonlijke mening te kennen te geven, dat hij voor stander is van socialisatie van de grond. Volgens de bewindsman zouden de continuïteit, de nood zakelijke sanering, de bestaanszekerheid en de wel vaart in de landbouw daarmede in hoge mate ge diend zijn. Wij moeten eerlijk bekennen, dat wij van deze uitlating van de Minister ten zeerste geschrokken zijn. Men begrijpt dit namelijk goed. De Minister gaf hier zijn persoonlijke mening. Deze stemt dus niet overeen met de mening van de huidige rege ring, dus ook niet met de mening van de Minis ter van Landbouw. Waarom deze dan toch te spuien? Was dit om Prof. Schermerhorn en aan hang gerust te stellen Zeker is dat een dergelijke in het geheel niet uitgewerkte uitspraak bij een groot deel van de boerenstand ongerustheid ver wekt. Want zij negeert en ontkent ten enenmale de waarde van de zelfstandigheid van de boer en van de mens. Het zou in het bestek van dit artikel te ver voeren dieper in te gaan op de vele kanten, die zitten aan een zo diep ingrijpende zaak. Vol doening kan het in dit verband slechts geven, dat vele senatoren de mening van de Minister en van Prof. Schermerhorn met grote kracht bestreden. De blokkering. Betreffende de deblokkering van eigenaarslasten, zo lezen wij in het eerder door ons aangehaalde verslag in de Nieuwe Rotterdamse Courant van 5 juni, meende Minister Mansholt geen nadere toe zeggingen te kunnen doen omtrent het tijdstip. In geen geval zal vóór 1 januari 1959 tot deblokkering kunnen worden overgegaan, al blijft deze kwestie de hoogste urgentie behouden. In een door de heer Ir. Geuze ingediende en door de heren Prof. Rip, H. D. Louwes, Mertens en Prof. Theulings mede-ondertekende motie, was alsnog de zo spoe dig mogelijke uitbetaling van de geblokkeerde be dragen gevraagd evenals het vaststellen van een betalingstermijn. De minister hoopte dat de motie zou worden ingetrokken nadat hij had toegezegd het vraag stuk met zijn ambtgenoot van Financiën nog eens te zullen bespreken. Of het vertrouwen in de fi nanciële positie van ons land nu niet erg groot was is ons niet bekend, maar de motie bleef ge handhaafd en werd met een flinke meerderheid aangenomen. Een succes dus voor de jonge C.H.- senator. Of dit echter belangrijke gevolgen zal heb ben moet worden afgewacht. Uit de gehele gang van zaken is wel gebleken, dat het onbehagen ten opzichte van het landbouw beleid toeneemt. Een onbehagen, dat ztfn oorzaak vindt in het onbehagen van een groot deel van de boerenstand. Geconstateerd mag worden, dat de resultaten van het nog voor ons liggende oogstjaar 1957 met meer dan gewone belangstelling tegemoet gezien worden. Ofschoon het misschien overdreven zou zijn te spreken van erop of eronder, toch staat vast, dat voor vele boeren een financiële verster king hoogst noodzakelijk is. Het garantiebeleid, dat voor de akkerbouwsector eigenlijk alleen geba seerd is op suikerbieten en tarwe, is niet voldoende om deze financiële versterking teweeg te brengen. En hiermede staat dan tevens vast, dat dit garan tiebeleid te smal en te krap is» Het bedrijven van een structuurpolitiek kan slechts een beleid van lange termen zijn. De moei lijkheden in de landbouw doen zich thans voor. Het is trouwens niet juist te stellen, dat deze alleen het gevolg zijn van een oneconomische structuur van onze landbouw. Veeleer zijn zy het gevolg van ma nipulaties van andere landen op de wereldmarkt. Het wordt onzes inziens hoog tijd na te gaan op welke andere wijzen de landbouw te helpen is dan alleen met prijsmaatregelen. Naast verbetering van de structuur denken wy in de allereerste plaats aan faciliteiten op het gebied van de belastingen. Zo lang echter de neiging bestaat de noodzakelijke bc- zuiningingen niet te zoeken in de staatssfeer zijn wy bevreesd, dat de vrije ondernemer in de land bouwsector in het gedrang blijft. Dit is echter een vraagstuk apart.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1957 | | pagina 1